1914. M 51.
en laatste bladzijden gekantteekend, al de verdere bladen oenommerd en geparafeerd, en wordt door hem aan het register een doorloopend volgnummer gegeven, dat voor iederen opkooper met één aanvangt.
8 2. 1). Iedere opkooper houdt niet meer dan één registei
tegelijk. .
2). Met de boeking in een nieuw register wordt niet aan-gevangen, alvorens het door den opkooper gehouden vonge register is volgeschreven, de daarin aanwezige blanco ruimte door een kruisstreep over de volle breedte der bladzijden voor verder gebruik ongeschikt is gemaakt of ten genoegen van den Controleur der belastingen aannenielijk is gemaakt, dal het vorige register in het ongereede is geraakt. Van diens beslissing staat beroep open op den administrateur
van financien.
3). De boekingen in een register in strijd met het in deze paragraaf bepaalde, worden ten aanzien van de aanspra
kelijkheid van den opkooper als niet gedaan aangemerkt.
§ 3. In het register worden geboekt, dag voor dag, zonder witte vakken, t'usschenregels, kanlteekeningen, niet behoorlijk ge
waarmerkte doorhalingen of het schrijven van het eene woord over het andere: alle door den opkooper met hetrekking tot de balata verrichte handelingen, het gewicht van de balata, naam, voornaam, beroep en woonplaats van den-gene, van wien de balata verkregen is, en aan wien zij weder overgedaan of verzonden is; met vermelding van de vergunning in het vorige artikel bedoeld of van dagteekening en nummer der aan den opkooper ingevolge het. "2e lid van artikel 46 afgegeven quitantie.
§ 4. Heeft een opkooper in eene maand geene der in de vorige paragraaf bedoelde handelingen verricht, dan wordt in de kolom van het register, waarin het gewicht van de ont
vangen balata wordt geboekt, op den laatsten dag der maand ingevuld „nihil".
§ 5. Elke aflevering van balata in de kolonie aan of door den opkooper moet in het register in een daarvoor bestemde kolom door het stellen van zijn naamteekening worden af-geteekend door dengene, van wien de balata verkregen of aan wien die overgedaan wordt. Ingeval die persoon niet
1914. 32 JSIÜ 51.
schrijven kan, moet door hem een kruismerk worden ge
steld, wordende in dit geval de in het register ondertee-kende verklaring van twee aan den opkooper beondertee-kende ge
tuigen gevorderd, dat dit na voorlezing in hunne tegen
woordigheid is geschied.
§ 6. In de plaats van de bij de vorige paragraaf voorgeschreven naamteekening in heL register kan treden een aan den opkooper gerichte en gedagteekende brief, onderteekend door dengene, van wien de balata verkregen of aan wien die overgedaan wordt, en waarin vermeld moeten worden diens naam, voornaam, beroep en woonplaats en het gewicht van de balata. De brief wordt aan hel register vastgehecht.
§ 7. 1). Een onderteekend afschrift van liet registar over de afgeloopen maand wordt door den opkooper uiterlijk op den achtsten dag der loopende maand gezonden te Para
maribo aan den Controleur der belaslingeD, te Nieuw-Nickerie aan den Ontvanger der belastingen aldaar, le Albina aan den Districts-Gornmissaris van Marowijne.
2). De verplichting in hel vorige lid aan den opkooper op
gelegd, geldt ook over de laatste maand, waarin het beroep is uitgeoefend.
§ 8. 1). Het register berust ten kantore of ten woonhuize van den opkooper in een door hem aangegeven en door de in
§ 7 genoemde ambtenaren goedgekeurd vertrek.
2). Die ambtenaren kunnen toestaan, dat het register lijdelijk elders in een nader door hen goed te keuren vertrek wordt gedeponeerd.
3). Bij weigering van hunne goedkeuring of toestemming staat beroep open op den administrateur van financien.
HOOFDSTUK VII.
A l g e m e e n e B e p a l i n g e n . Art. 51.
§ 1. De Gouverneur heeft het recht om op de in concessie uit
gegeven perceelen domeingrond alle noodig geachte werken ten behoeve van den openbaren dienst of van algemeen nut
1914. «Na 51.
aan te leggen of daartoe, voor zoover deze laatste betreft, aan derden vergunning te verleenen.
S 2. De concessionaris moet eveneens gedoogen, dat het hem in concessie uitgegeven perceel domeingrond, hetzij geheel, hetzij in een ol meer gedeelten, door het Gouvernement wordt ingericht tot centrale vestigingsplaats voor kleine landbouwers of wordt gereserveerd voor het domeinbeheer of hel boschwezen voor eigen gebruik of aan derden wordt afgestaan:
a . in eigendom, erfpacht, huur of gebruik ;
b . in vergunning tot onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen ;
c. in concessie tot ontginning van delfstoffen ;
d . in vergunning tot onderzoek naar de aanwezigheid van rubber-produceerende gewassen, vruchtboomen en der
gelijke, of naar de geschiktheid voor den landbouw ; e. in vergunning tot onderzoek naar de aanwezigheid van
hout voor het bewerken van hout;
f . in vergunning of concessie tot het bewerken van hout, met uitzondering van bolleti'ieboomen andere dan doode en g. in alle andere vergunningen of concessiën, waardoor de
rechten van den concessi°H a i''s nie' geschaad worden.
§ 3. Indien gebruik wordt gemaakt van het bij de eerste para
graaf van dit artikel voorbehouden recht, alsmede in de gevallen, bedoeld in de tweede paragraaf van dit artikel, is geene vergoeding verschuldigd.
§ 4. 1). Met afwijking in zooverre van het bepaalde bij art. 3, behoudt de concessionaris in het geval, bedoeld in § G2 letter a van dit artikel, het uitsluitend recht op de exploi
tatie van balata op het aan derden in erfpacht afgestane gedeelte tot ultimo September van het tweede jaar, volgend op dat, waarin hem van dien afstand door den beheerder der domeinen is kennis gegeven, tenzij het recht van den concessionaris eerder eindigt. Na het verstrijken \an dien termijn wordt het volgens artikel 5 voor de concessie verschuldigde concessierecht voor haren overigen duur, aan
vangende met den eerstvolgenden jaardag van den ingang der concessie, in evenredigheid van het in erfpacht
afge-1914. 34 M 51.
stane gedeelte verminderd, mits dit gedeelte meer dan 720 van de volgens art. 2 vastgestelde oppervlakte van het in concessie uilgegeven perceel uitmaakt.
2). Voor de toepassing van art. 21 treedt het aldus vermin
derde concessierecht in de plaals van het recht, dat bij art. 5 is bepaald.
3). De in het eerste lid dezer paragraaf bedoelde kennis
geving houdt tevens de mededeeling in van het bedrag waarop het concessierecht voor de concessie door den be
heerder der domeinen wordt verminderd en van het tijd
stip, waarop de vermindering ingaat. Binnen 30 dagen na deze mededeeling staat daartegen beroep open op denliou-verneur.
Art. 52.
§ 1. Indien de erfpachter op den hem in erfpacht afgestanen domeingrond tot de exploitatie van balata wenscht over te gaan, of tot die exploitatie aan een derde vergunning heeft verleend, voor zoover hij tot een en ander bevoegd is in verband met het bepaalde bij art. 51 § 4, wordt van die voorgenomen exploitatie door den erfpachter of den houder der vergunning schriftelijk aangifte gedaan op de wijze, op den voet en met de gevolgen als bij art. 7 is bepaald, met dien verstande, dat geene aangifte geschiedt van de raming van de productie aan balata, en de aangegeven termijn, binnen welken de exploitatie zal eindigen, meer dan 5 jaren mag bedragen, tenzij het recht van den erfpachter eerder vervalt.
§ 2. Voor de toepassing van het bepaalde bij de artt. 1, 20, 22
§ 2, 26, 27, 28, 29, .10, 44 § 6 en 46 gelden het exem
plaar van de aangifte en van de kaart, die ingevolge de vorige paragraaf van dit artikel aan den aangever worden uitgereikt, als concessie tot exploitatie van balata, en wordt de aangever als concessionaris aangemerkt voor het perceel en gedurende den termijn in de aangifte omschreven.
§ 3. De aangever is bevoegd zijne aangifte tusschentijds in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan den be
heerder der domeinen met opgaaf van den datum, waarop edexploitatie eindigt.
Ai
1914. 35 «Na 51.
§ 4. De aangever is verplicht de bij art. 6 bepaalde retributie naar het van het aangegeven perceel verkregen product aan de koloniale kas te betalen.
Art. 53.
1). Behoudens het bepaalde in art. 30 § 2, is het aan een ieder verboden, zonder uitdrukkelijke schriftelijke ver
gunning van het Bestuur, bollelrieboomen te vellen op domein
grond.
2). De bepaling van het eerste lid is niet toepasselijk op hem, aan wien vóór het in werking treden dezer verordening-vergunning is verleend om in 's Lands bosschen hout te bewerken, zonder daarvan bolletrieboomen uit te zonderen.
Art. 54.
Bij vermoeden van vervoer van balata in strijd met de daaromtrent krachtens art. 31 voorgeschreven formaliteiten, zijn de in art. 81 genoemde ambtenaren en beambten be
voegd alle vaartuigen, die zij aantreffen in de kolonie of binnen 8U geographische mijl van de kust, te doen bijdraaien en hen daartoe zelfs door dwangmiddelen te noodzaken, ten einde die vaartuigen te onderzoeken, zoomede de goederen, welke de zich daarin bevindende personen bij zich hebben, te visiteeren of te doen visiteeren. Zij zijn mede bevoegd alle personen, die zij aantreffen op eenigen binnen deze kolonie ge
legen land- of waterweg, ook des noodig door dwangmddelen, te doen stilhouden en ten aanzien van hunne voer- of vaar
tuigen en goederen te handelen als hiervoren is bepaald.
Art. 55.
Zij hebben gelijke bevoegdheid als in het vorige artikel omschreven ten opzichte van alle personen, die zij aantreffen te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina op eenige aanlegplaats van vaartuigen of op eenigen publieken of particulieren steiger.
Art. 56.
§ 1. 1). Zij zijn te allen tijde bevoegd zich te begeven ten