• No results found

Regio, economie, beden en processen: de politieke netwerken van Hoorn en Haarlem

32

Hoorn en Haarlem in de regio

Vanaf de late middeleeuwen stonden de steden en het platteland in Holland op gespannen voet met elkaar. Met name op economisch en politiek gebied was er regelmatig frictie.104 Toch had volgens Clé Lesger

Hoorn vanaf de late middeleeuwen tot aan het derde kwart van de zeventiende eeuw een regionaal- verzorgende functie op het economische vlak.105 Maar hoe zat het op het politieke gebied? Hadden Hoorn

en Haarlem op dat gebied een regionaal-verzorgende functie? Uit het vorige hoofdstuk bleek dat zowel Hoorn als Haarlem reizen maakten en schenkingen deden in de regio, waardoor het mogelijk is om de regionale politieke netwerken van deze steden te analyseren. In dit hoofdstuk komen deze netwerken dan ook aan bod door de reizen en schenkingen in de directe omgeving te onderzoeken samen met die betrekking hadden op de waterschappen waar Hoorn en Haarlem onder vielen.

Positie in de directe omgeving

Van de reizen die gedeputeerden van Hoorn in de regio maakten in de onderzochte rekenjaren, gingen er een aantal naar dorpen als Avenhorn, Beets, Nibbixwoud en Wognum.106 Waarom deze gedeputeerden

naar deze dorpen gingen, is helaas niet te achterhalen door de gebrekkige informatie in de stadsrekeningen en het ontbreken van de vroedschapsresoluties.107 Naar alle waarschijnlijkheid hadden de reizen echter te

maken met het feit dat deze dorpen binnen de stedelijke jurisdictie vielen. Hoorn kreeg namelijk in 1406, 1408 en 1436 een uitbreiding van haar jurisdictie met de toevoeging van respectievelijk Zwaag, de Veenhoop (Berkhout, Avenhorn, Grosthuizen, Oudendijk, Beets, Scharwoude en Schardam) en ‘Stede Wognum’ (Wognum, Wadway, Nibbixwoud en Hauwert).108 Het is daarom goed mogelijk dat de reizen

naar deze plaatsen betrekking hadden op het lokale bestuur van deze dorpen.109 Dat Hoorn in de

rekenjaren 1550 en 1560 de lokale bestuurders van enkele van deze dorpen, de ‘vredemakers’, naar de

104 L. Noordegraaf, ‘Internal trade and internal trade conflicts in the Northern Netherlands. Autonomy, centralism, and state formation in the pre-industrial era’, in: L. Noordegraaf, Van vlas naar glas. Aspecten van de sociale en

economische gescheidenis van Nederland (Hilversum 2009) 123-141, aldaar 124-126, 129-130 & 139.

105 Lesger, Hoorn als stedelijk knooppunt, 14, 105 & 206: ‘dat betekent dat er goederen en diensten worden aangeboden ter verzorging van de bevolking in het omringende gebied.’

106 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 187, 1511, fol. 27v; inv.nr. 189, 1541, fol. 18v; inv.nr. 193, 1545, fol. 23r & 28v; inv.nr. 196, 1548, fol. 59v; inv.nr. 198, 1550, fol. 27r & 28r-29v; inv.nr. 200, 1553, fol. 30r-30v; inv.nr. 207, 1560, fol. 34v & 38v; inv.nr. 210, 1563, fol. 32v.

107 In het Westfries Archief is er wel een resolutie- en keurboek met de resoluties en besluiten van het vroedschap van 1529 tot en met 1595. In dit boek wordt echter ook niet gesproken over de redenen van de reizen.

108 Th. Velius, Chronijck vande stadt van Hoorn (gedrukt bij Willem Andriesz. Hoorn 1604) 16-17 & 35; Van Marle,

Hoorn au moyen-age, 7-8.

33 stad haalde, sterkt dit vermoeden.110 Over deze jurisdictie had Hoorn dan ook een regionaal-verzorgende

functie, omdat zij het bestuur verzorgde.

Uit de stadsrekeningen blijkt echter dat gedeputeerden van Hoorn ook naar dorpen en zogenaamde plattelandssteden gingen waar haar jurisdictie aan grensde. Dit zijn bijvoorbeeld reizen naar Westwoud, Schellinkhout, Wijdenes en Spanbroek.111 Ook hier is het niet mogelijk om van alle reizen de

achterliggende reden te achterhalen, maar een groot deel was bedoeld ‘om dat lantscot te rekenen.’112

Landschot was een belasting op de grond die in de vijftiende en zestiende eeuw in Holland werd geïnd als onderdeel van de jaarbede (ook wel schot genoemd).113 In het overgrote deel van Holland (en ook

110 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 198, 1550, fol. 29v: ‘Joost Hondeslager over een reyse gedaen anden vreedmakers van Westewoud, Zwaech, Wognum, Nibixwoud ende Hauwerden om die voors. vreedmaker tot Hoern te comen bijden burgermeesters.’; inv.nr. 203, 1556, fol. 29r.

111 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 180, 1464, fol. 2v, 3v & 14r; inv.nr. 184, 1497 (1494), fol. 27v, 28r, 36r & 36v; inv.nr. 186, 1502, fol. 15r; inv.nr. 189, 1541, fol. 18v & 19v; inv.nr. 191, 1543, fol. 31v; inv.nr. 193, 1545, fol. 23r & 28r; inv.nr. 198, 1550, fol. 27r, 28r, 29v, 62v, 63r & 70r; inv.nr. 200, 1553, fol. 26v & 30v; inv.nr. 203, 1556, fol. 29r; inv.nr. 210, 1563, fol. 32r, 33r, 33v, 35r, 35v & 38r; inv.nr. 212, 1565, fol. 33r & 37r.

112 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 186, 1502, fol.15r. Andere keren waar het landschot wordt gerekend: inv.nr. 180, 1464, fol. 3v, 4v & 14r; inv.nr. 184, 1497 (1494), fol. 27v & 28r; inv.nr. 186, 1502, fol. 15r; inv.nr. 191, 1543, fol. 25v; inv.nr. 193, 1545, fol. 28r; inv.nr. 198, 1550, fol. 76v.

113 J.A.M.Y. Bos-Rops, Graven op zoek naar geld. De inkomsten van de graven van Holland en Zeeland, 1389-1433 (Hilversum 1993) 23-30; A. Janse, Ridderschap in Holland. Portret van een adellijke elite in de late middeleeuwen (Hilversum 2001) 48; C.M. Rooze-Stouthamer, De opmaat tot de Opstand. Zeeland en het centraal gezag (1566-

1572) (Hilversum 2009) 56.

Afbeelding 1 De jurisdictie van Hoorn. Met in blauw het stadsrecht van Hoorn en in groen, geel en oranje de uitbreidingen aan het begin van de vijftiende eeuw. Afbeelding via: J. de Bruin, ‘Hoorn, dorp en stad. Middeleeuwse topografie en institutionele ontwikkelingen tot het begin van de 19e eeuw’, Oud Hoorn 29 (2007) 31-51, aldaar 43.

34 Zeeland) haalden de ambachtsheren deze belasting op, maar in West-Friesland waren deze heren er niet door een gebrek aan ‘welgeborenen’.114 Dit probleem was er al sinds de incorporatie van West-Friesland

in de veertiende eeuw en zou een van de voornaamste oorzaken zijn van de verlening van stadsrechten aan West-Friese plattelandsdorpen.115 Het is dan ook goed mogelijk dat Hoorn in de vijftiende en zestiende

eeuw de taak op zich had gekregen om het landschot te rekenen en te innen.116 Hierdoor had Hoorn niet

alleen binnen haar jurisdictie, maar ook daarbuiten een regionaal-verzorgende functie.117

Hoorn had door haar eigen jurisdictie en positie in de regio verschillende regionale relaties, maar deze werden niet bevestigd door middel van schenkingen. In de onderzochte rekenjaren zijn er namelijk geen schenkingen aan de (bestuurders van de) dorpen of plattelandssteden. Wanneer West-Friesland in zijn geheel in ogenschouw wordt genomen, dan komen er wel enkele schenkingen naar boven. Zo kregen in 1464 bijvoorbeeld de gedeputeerden van Medemblik en Enkhuizen wijn geschonken.118 Ook besloot het

Hoornse stadsbestuur in 1558 en in 1563 de afgebrande kerk in Medemblik glasramen te schenken, alleen zijn die niet terug te vinden in de rekeningen van deze jaren.119 Deze schenkingen zijn echter incidenteel

en spelen geen rol in het regionale politieke netwerk van Hoorn. Wellicht is het gebrek aan schenkingen te danken aan het feit dat Hoorn een regionaal-verzorgende functie had waardoor schenkingen niet nodig waren om een relatie te leggen of te behouden, zoals uit het eerste hoofdstuk bleek. Het kan echter ook zo zijn dat Hoorn geen profijt zag in het schenken of een mindere schenkcultuur kende. De reizen binnen het jurisdictie-gebied en naar de plattelandssteden daar direct aangrenzend waren dan ook veel bepalender voor het regionale politieke netwerk.

Het regionale netwerk van Hoorn staat in schril contrast met dat van Haarlem, aangezien

gedeputeerden van Haarlem bijna geen reizen maakten in de regio die betrekking hadden met het bestuur van de omliggende dorpen. Haarlem had namelijk een veel kleinere jurisdictie dan Hoorn en dus geen

114 M. Nijhoff, ‘Voorrede’, in: M. Nijhoff, Westfriesche stadsrechten. Werken der vereeniging tot uitgave der

bronnen van het oude vaderlandsche recht gevestigd te Utrecht, 1e reeks VII (Den Haag 1888) v-ccxxxiv, aldaar

xlviii & cxlii; Bos-Rops, Graven op zoek naar geld, 23-30.

115 J.C.M. Cox, ‘Hebbende privilege van stede’. De verlening van stadsrechtprivileges in Holland en Zeeland (13de -

15de eeuw) (Den Haag 2011) 115.

116 In het Westfries Archief zijn enkele oorkonden die suggereren dat Hoorn het innen van het schot had gekregen: bijvoorbeeld inv.nr. 252, 1424, ‘Johan hertog in Beyeren schenkt aan Hoirne voorrechten over zijne tollen, schot of ongeld.’ Daarnaast is er in een stadsrekening een aanwijzing dat Hoorn het recht had om bepaalde functies in de dorpen (naast de vredemakers) aan te stellen: inv.nr. 184, 1497 (1494), fol. 36r. Lesger, Hoorn als stedelijk

knooppunt, 19-26.

117 Hiermee bedoel ik dat Hoorn op politiek gebied verzorging bood aan haar omringende gebied.

118 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 180, 1464, fol. 6v; inv.nr. 188, 1517, fol. 12v & 20v (‘Item die gerecht tot Jan Mathijsz. verteert 42 st. als die nuwe schout tot Hoern quam ende mit hem Vrolijck geweest’); inv.nr. 91, 33r & 37v.

119 Dit kan komen doordat een glasraam niet direct geproduceerd werd en daarom pas het volgende rekenjaar in de rekening komt te staan. Ik heb deze schenkingen dan ook niet meegerekend in het vorige hoofdstuk.

35 direct politiek gezag over deze dorpen (zie afbeelding

2).120 Daarnaast werd de stad omringd door

ambachtsheerlijkheden waar onder andere de heren van Brederode (die ten noorden van de stad een kasteel hadden) en de heren van Heemstede het gezag hadden.121

Reizen die Haarlem wel maakte in de regio waren dan ook vaak brieven aan Haarlemse burgemeesters die in de dorpen verbleven; burgemeester Nicolaas van der Laan verbleef bijvoorbeeld in 1565 in Hillegom.122 Andere

reizen betroffen vaak waterschapzaken of processen. Haarlem compenseerde het gebrek aan directe politieke invloed op de regio in de onderzochte jaren niet met giften. De bestuurders van de dorpen komen namelijk niet voor in de schenkingen, ook niet wanneer zij naar de stad werden gehaald.123 Wel kreeg in 1511 Roeland

Lefèvre, de heer van Heemstede, tien en een half stopen rijnwijn (dat is ongeveer 25 liter), maar aangezien hij tegelijk de tresorier-generaal was ‘van mijnen genadigen heeren’ zal deze schenking eerder daarmee te maken

hebben gehad dan met regionale zaken.124 Hetzelfde kan gezegd worden over de vele schenkingen aan de

heren van Brederode (Walraven II en Reinoud III) die tevens een van de belangrijkste en invloedrijkste edellieden waren van Holland.125 De enige regionale schenkingen die Haarlem deed waren dan ook aan de

120 B. Koene, ‘Tussen gracht en hout. De vroege geschiedenis van de zuidkant van Haarlem’, in: Haerlem jaarboek

2004 (2005) 107-148, aldaar 111-112.

121 B. Koene e.a., Midden-Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen. Het land, de bewoners en hun heren

tussen 700 en 1300 (Hilversum 2003) 176-177; Van Steensel, ‘Giften aan vrienden en invloedrijken’, 9-10.

122 Hiermee bedoel ik dat Haarlem bijvoorbeeld wel naar Heemskerk gaat, maar dat doet zij omdat ze een afspraak heeft met Gerrit van Assendelft, de president van de Raad van Holland. Deze afspraak komt in een volgend hoofdstuk terug. Andere reizen in de regio: Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572), inv.nr. 350, 1464, fol. 13r; inv.nr. 393, 1511, fol. 49v, 50v, 51v & 52r; inv.nr. 394, 1512, fol. 73v-47r, 75v &76v; inv.nr. 399, 1517, fol. 51r, 52r; inv.nr. 400, 1518, fol. 61v; inv.nr. 424, 1541, fol. 49r-v; inv.nr. 428, 1545, fol. 52r-v & 64r; inv.nr. 435, 1551, fol. 66v & 68v; inv.nr. 443, 1560, fol. 55v & 56r; inv.nr. 448, 1565, fol. 54r-v.

123 Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572), inv.nr. 435, 1551, fol. 66v: Hier worden de bestuurders van Velsen en Overveen gehaald om te spreken over de helmbeplanting. In de schenkingen komen zij echter niet voor.

124 Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572), inv.nr. 394, 1511, fol. 82r: Noch 10 ½ stoop rijns wijn die upten 25en dach in october tot sijnen huyse gehaelt ende vander selver stedewege gescenct sijn heer Roelandt Lefevre, ridder tresorie generael van mijnen genadigen heeren op sijn huys tot Heemstede dair die burgermeesteren bij hem waeren om sekere saicken.’

125 Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572), inv.nr. 394, 1511, fol. 81r & 82v; inv.nr. 399, 1517, fol. 57r; inv.nr. 424, 1541, fol. 58r; inv.nr. 425, 1542, fol. 93v; inv.nr. 438, 1555, fol. 95v; inv.nr. 443,

Afbeelding 2 De jurisdictie van Haarlem vanaf 1426 in geel. Haarlem zelf is niet ingekleurd. Uit Caertboeck

36 baljuw van Kennemerland die bijna ieder onderzocht jaar kleding kreeg, maar daarnaast bijna niks

anders.126

Zowel Hoorn als Haarlem schonken bijna niet in de regio en wanneer zij dat wel deden dan was dat incidenteel of zaten er naar alle waarschijnlijkheid andere motieven achter. Van Steensel liet daarom het regionale politieke netwerk van Haarlem in zijn artikel buiten beschouwing en de afwezigheid van Haarlemse reizen in de regio rechtvaardigt naar mijn mening zijn keuze.127 Voor Hoorn kan het regionale

politieke netwerk echter niet buiten beschouwing worden gelaten omdat zij nadrukkelijker aanwezig was in de regio vanwege haar jurisdictie en (op politiek gebied) regionaal-verzorgende functie. Dat er geen regelmatige schenkingen waren laat wel zien dat er bij Hoorn wellicht sprake was van een mindere noodzaak om te schenken, omdat de relaties er al waren. Echter, de regio bij beide steden bestond uit meer dan alleen de directe omgeving, ook de waterschappen kunnen beschouwd worden als de regio.128 En

wanneer die waterschapen worden onderzocht, dan verandert voor Haarlem het beeld van haar regionale politieke netwerk.

Het netwerk binnen de waterschappen

In bijna alle onderzochte rekenjaren controleerde Hoorn meerdere keren een dijk, sluis of wetering, en was zo op het gebied van water-gerelateerde zaken nadrukkelijk aanwezig in de regio.129 Hoorn deed deze

controles omdat in het waterschap Drechterland – dat Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1519) in 1503

1560, fol. 62r-63r; inv.nr. 448, 1565, fol. 58v-59v, 62r (de gravin) 62r-v & 68r; inv.nr. 449, 1566, fol. 64r. Van Steensel, 9-10.

126 Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572), inv.nr. 350, 1464, fol.26v; inv.nr. 385, 1502, fol. 17r; inv.nr. 394, 1511, fol. 46r; inv.nr. 400, 1517, fol. 31r; inv.nr. 424, 1541, fol. 21r; inv.nr. 428, 1545, fol. 30v; inv.nr. 433, 1550, fol. 36v; inv.nr. 438, 1555, fol. 31v; inv.nr. 443, 1560, fol. 18v; inv.nr. 448, 1565, fol. 17r. Alleen in 1502 kregen de baljuw en de schout beide een stoop rijnwijn op Sacramentsdag, Noord-Hollands archief, 1573 Stadsbestuur van Haarlem (1245-1572),, inv.nr 384, 1502, fol. 58v: ‘Ysbrant van Wijngairden, bailu van Kennemerlant, Dirick Potter ende Gherijt van Schoten, burgermeesteren, ende Dirick Spijcker, scepen, voir hoir recht dat zij nae ouder gewoenten op des heylich sacraments dach gedragen hebben in die processie die tente ende tdexel over dat wairde heylige sacrament te weten elcke een stoep rijns wijn van 4 sc.’ Hoewel er ‘ouder gewoenten’ staat vermoed ik dat dit meer een manier is geweest om een bepaalde schenking te kunnen verantwoorden. Deze schenking komt namelijk niet vaker voor, waardoor er geen sprake is van een traditie.

127 Van Steensel, ‘Giften aan vrienden en invloedrijken’, 13.

128 Het waterschap kan als regio worden beschouwd omdat het wat betreft bestuurlijke macht tussen de steden en het gewestelijke niveau zat, S.J. Fockema Andreae, Het hoogheemraadschap van Rijnland. Zijn recht en zijn bestuur van

den vroegsten tijd tot 1857 (Leiden 1934) 8-20.

129 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 180, 1464, fol. 1v, 2r, 2v, 3r, 3v, 4v & 15r; inv.nr. 182, 1490, fol. 5v; inv.nr. 184, 1497 (1494), fol. 31v, 33r, 34r, 34v, 35r & 38r; inv.nr. 186, 1502, fol. 2v, 10r, 12r, 12r, 14v & 15r; inv.nr. 187, 1511, fol. 23v; inv.nr. 188, 1517, fol. 25v; inv.nr. 189, 1541, fol. 15r; inv.nr. 193, 1545, fol. 28r, 28v & 29r; inv.nr. 196, 1548, fol. 59r; inv.nr. 198, 1550, fol. 28r, 28v, 30v, 63v & 70r; inv.nr. 200, 1553, fol. 26r & 45v; inv.nr. 202, 1555, fol. 21v; inv.nr. 203, 1556, fol. 28v & 32v; inv.nr. 210, 1563, fol. 34r & 42r; inv.nr. 212, 1565, fol. 33r, 36v & 37v.

37 instelde – de steden en de dorpen gingen over het onderhoud van de dijken, sluizen en dergelijken.130 Dit

onderhoud kon zij vervolgens uitbesteden, zoals blijkt uit een reis naar de Schardammersluis omdat Schermer, Graft, Uitgeest en Akersloot het recht wilde behouden om hem te onderhouden; voor hen was de sluis namelijk de enige toegang tot de Zuiderzee.131 Hoorn nam echter het grootste gedeelte van het

controleren van de dijken, sluizen of weteringen op zich en deed dit vaak samen met de dijkgraaf die sinds de instelling van Drechterland in Hoorn gevestigd was. Wat betreft het waterschap had Hoorn opnieuw een regionaal-verzorgende functie.132

Opvallend genoeg kreeg deze dijkgraaf geen schenkingen van Hoorn. Alleen in het rekenjaar 1543 vergoedde de stad zijn reiskosten.133 Echter, voor de instelling van Drechterland schonk Hoorn wel

aan de dijkgraaf van het Oost-dijkgraafschap, waar Drechterland vanuit ontstond. In 1464, 1497 en 1502 kreeg deze dijkgraaf wijn en maaltijden geschonken.134 Aangezien deze dijkgraaf tevens de kastelein van

Medemblik was, had hij enige invloed binnen het gewest Holland en was het dus interessanter voor Hoorn om hem minder giften te schenken dan de minder invloedrijke dijkgraven van Drechterland.135 Daarnaast

waren er binnen het waterschap weinig conflicten en had Hoorn meer zeggenschap gekregen over het onderhoud van de dijken en dergelijke, waardoor schenkingen minder belangrijk waren; ditzelfde geldt voor de heemraden en de waarschappen (de dijkcontroleurs in de dorpen). Wel ondersteunde Hoorn in 1511 Drechterland wanneer zij in een proces verwikkeld was om de Oudendijk.136 Ook bij het waterschap

is dus te zien dat Hoorn zelfstandig en nadrukkelijk aanwezig was in de regio, maar dat hierdoor de behoefte om te schenken minder werd.

130 Th. Velius, Chronyk Van Hoorn, Daar in het Begin, Aanwasch, en tegenwoordige Staat dier Stad verhaalt

worden … Deze vierden Druk met Aantekeningen vermeerdert door Sebastiaan Centen (Bij Jacob Duyn, Hoorn

1740) 173 & 678; A.A. Beekman ed., Catalogus van kaarten enz., betrekking hebbende op de oudere en

tegenwoordige gesteldheid van Holland's Noorderkwartier, aanwezig op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam gedurende de maand september 1917 (3de druk; Leiden 1964) 96; R. Willemsen, Enkhuizen tijdens de

Republiek. Een economisch-historisch onderzoek naar stad en samenleving van de 16e tot 19e eeuw (Hilversum

1988) 20-21.

131 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 210, 1563, fol. 34r: ‘Opten 12en maij so hebben Rippert Hercz., burgmeester, Pieter Wit, paalmeester, ende meester Gerit Staets, timmerman, geweest opte Scardammer sluise deur bescrivinge van die van Scemer, Graft, Uutgeest ende Ackersloot omme te ordonneren om den scardammer sluise noch een tijt lanck te moegen onderhouden ten besten orbar.’

132 Van Marle, Hoorn au moyen-age, 108.

133 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 191, 1543, fol. 27r.

134 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 180, 1464, fol. 5r & 6r; inv.nr. 184, 1497 (1494), fol. 7v & 24v; inv.nr. 186, 1502, fol. 11v & 15v.

135 Bijvoorbeeld Bengaert Say dit tot 1466 de kastelein van Medemblik was en dus ook de dijkgraaf van West- Friesland. M. Damen, De staat van dienst. De gewestelijke ambtenaren van Holland en Zeeland in de Bourgondische

periode (1425-1482) (Hilversum 2000) 346 & 489.

136 Westfries archief, 0348 Oud archief stad Hoorn (1356-1815), inv.nr. 187, 1511, fol. 6r: ‘It. Dirc Arijsz. met den dijckgraef inden Haech ghewest van Drechslants wegen.’ Zie ook de oorkonden die hierover gaan: inv.nr. 1345, 1346 & 1348. Dit proces draaide om of de Oudendijk bij Drechterland hoorde en of zij hem dan moest onderhouden.

38 Bij Haarlem is er echter sprake van een andere situatie. Zij viel namelijk onder het

hoogheemraadschap van Rijnland dat veel meer zeggenschap had over de dijken, sluizen en weteringen dan Drechterland.137 Haarlem was dan ook afhankelijk van Rijnland wanneer zij met deze zaken te maken

had, wat resulteerde in de vele reizen naar het hoogheemraadschap in Leiden of Den Haag, maar ook tot veel schenkingen aan de dijkgraaf en hoogheemraden om grip proberen te krijgen op het waterschap.138

Sommige van deze reizen en schenkingen hadden betrekking op plotselinge dijkdoorbraken of de helmbeplanting aan de kust. Maar de meesten van deze reizen en schenkingen gingen over de conflicten die er in de zestiende eeuw waren over de binnenvaartroutes die door Rijnland liepen en waar Haarlem door middel van de schutsluis in Spaarndam grote belangen bij had.139 Johannes Smit heeft in zijn boek

Vorst en onderdaan (1995) deze conflicten uitgebreid uiteengezet en ik zal daarom niet verder ingaan op

de conflicten zelf.140 Wel bieden de conflicten van 1517 over de sluis bij Spaarndam en die van 1545 over

de Bilderdam de ideale gebeurtenissen om te laten zien hoe Haarlem haar politieke netwerk vormde binnen het waterschap.

In 1517 trokken de Friezen door het noorden van Holland en legden onderweg enkele steden en dorpen in de as, waaronder Spaarndam en daarmee ook de sluis aldaar. Deze schutsluis was de enige manier om via de binnenvaartroutes in Rijnland het IJ te bereiken en vanwege de tolinkomsten had Haarlem er veel belang bij dat deze situatie zo bleef.141 Toen de sluis echter afbrandde, ontstond er in het

hoogheemraadschap een discussie om de sluis weg te doen en Haarlem deed er vervolgens alles aan om