• No results found

Reflectie op het onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

5 Conclusie en discussie

5.2 Reflectie op het onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Deze studie was een startpunt binnen onderzoek naar de invloed van schrijfopvattingen en planningsstrategieën op het revisiegedrag van schrijvers. Er zijn, naast de punten die in de voorgaande paragraaf zijn genoemd, nog enkele punten en onderdelen van dit onderzoek die de generaliseerbaarheid beperken en daarom verbeterd en meegenomen kunnen worden in vervolgonderzoek.

Allereerst is de steekproefgrootte vrij klein voor een onderzoek als deze. Dit beperkt de statistische power die nodig is om verschillen tussen de onderzoeksgroepen te ontdekken. Met een grotere steekproef konden er wellicht meer verschillen tussen de revisies van hoog- en laag-transactionele schrijvers en de door hen gehanteerde planningsstrategieën worden gevonden. Daarbij komt dat er veertien proefpersonen van dit onderzoek zijn uitgesloten, omdat hun tekstuele revisies als zodanig complex werden beschouwd, dat deze niet nauwkeurig en betrouwbaar geanalyseerd konden worden. Het zou kunnen zijn dat het buiten beschouwing laten van deze proefpersonen invloed heeft gehad op de onderzoeksresultaten en dat de uitkomsten anders waren geweest wanneer deze veertien studenten wel waren meegenomen.

Doordat de onderzoeksopzet en de data van Baaijen et al. (2014) zijn overgenomen, zijn alleen de tekstuele (externe) revisies van de proefpersonen bestudeerd. Ten eerste is hierdoor de overige (tekstuele) context niet meegenomen, waardoor niet met zekerheid gezegd kan worden hoe de precieze bijdrage van (bepaalde) revisies aan begripsontwikkeling en een goede tekstkwaliteit eruit ziet. Het is belangrijk om te realiseren dat in dit onderzoek een between-subject opzet is gehanteerd en dat de gevonden revisiefrequenties hierop gebaseerd zijn. Dit houdt onder andere in dat schrijvers die relatief veel revisies van een bepaalde aard gedaan hebben niet per se een betere kwaliteit tekst geproduceerd zouden hebben als zij minder van deze revisies gedaan hadden. Als een schrijver een goede eerste versie van een tekst produceert, zal hij minder de behoefte hebben om (veel) te reviseren dan een schrijver die in de eerste instantie een minder goede tekst heeft geproduceerd (Galbraith & Torrance, 2004). De relaties tussen reviseren en tekstkwaliteit lijken in dit geval een stuk complexer dan de manier waarop de verwachte relaties in dit onderzoek benaderd zijn. Een idee voor vervolgonderzoek zou

5

8

kunnen zijn om een within-subject opzet te hanteren waarin de tekstkwaliteit zowel voor als na

het reviseren van een specifiek tekstgedeelte gemeten en beoordeeld wordt (repeated measures). Hiernaast kan het zijn dat er relevante context en informatie is gemist door het ontbreken van toegang tot de interne (mentale) revisies van de proefpersonen en hun beweegredenen om bepaalde revisies te doen. Hardopdenkprotocollen, stimulated recall records of wellicht het analyseren van pauzegedrag zouden deze beperking kunnen opheffen.

Tevens moet in overweging worden genomen dat de transmissieopvattingen van de schrijver niet in dit onderzoek zijn meegenomen, omdat van tevoren werd gedacht dat deze opvattingen het verschil in revisiegedrag - in relatie tot begripsontwikkeling en tekstkwaliteit - minder zouden kunnen verklaren. De dual-process theorie neemt echter aan dat de effecten van transactionele en transmissionele opvattingen met elkaar in interactie kunnen zijn (Baaijen et al., 2014, p. 90). In dat geval mist er in dit onderzoek een stuk informatie over de opvattingen van de schrijver dat zou kunnen helpen om de uitkomsten te interpreteren. Dit is iets wat in toekomstig onderzoek meegenomen kan worden.

De revisies van de proefpersonen zijn hiernaast slechts door één persoon geanalyseerd. Dit betekent dat er geen overeenstemming met een tweede (of meerdere) beoordelaar(s) heeft plaatsgevonden, om zo te beoordelen of dezelfde metingen door verschillende personen voldoende overeenkomsten tussen de uitkomsten geven. Het inzetten van één of meerdere extra beoordelaar(s) had de betrouwbaarheid van dit onderzoek groter gemaakt. Hierbij komt dat tijdens de kwalitatieve inhoudsanalyse, voorafgaand aan het daadwerkelijke onderzoek, de data van slechts zestien hoog-transactionele schrijvers zijn bestudeerd om een indicatie te krijgen van het vertoonde revisiegedrag. Hiervoor is gekozen, omdat verwacht werd dat de revisies van deze schrijvers uitgebreider, proactiever en omvangrijker zouden zijn dan die van laag-transactionele schrijvers, en dat deze revisies hierdoor een breder beeld zouden kunnen geven van de gemaakte revisies. Aangezien de herziene revisietaxonomie onder andere op basis van deze analyse is ontwikkeld, zou het kunnen zijn dat deze taxonomie niet geheel compleet en geen betrouwbare afspiegeling is, omdat deze tot stand is gekomen zonder de taxonomie te laten baseren op het revisiegedrag van laag-transactionele schrijvers.

Tot slot zijn er in dit onderzoek geen follow-up analyses gedaan, door bijvoorbeeld te analyseren of de betekenisveranderende revisies van hoog- en laag-transactionele schrijvers significant verschilden in omvang die deze revisies hadden. Deze analyses zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze onderverdelingen de revisiefrequenties (en daarmee de betrouwbaarheid) erg klein maakten. In vervolgonderzoek zouden meerdere of meer uitgebreide schrijfopdrachten (met een grotere steekproef), waarin logischerwijs meer revisies gemaakt zullen worden, bestudeerd kunnen worden om dit soort complexe en specifieke analyses alsnog uit te kunnen voeren.

5

9

De resultaten suggereren dat de schrijfopvattingen van schrijvers en de planningsstrategie die

zij hanteren, effect hebben op bepaalde aspecten van hun revisiegedrag. Gezien het revisieproces als essentieel onderdeel van het algehele schrijfproces wordt gezien, en potentieel samenhangt met de kwaliteit van de uiteindelijke tekst en de begripsontwikkeling van de schrijver, kan er gesteld worden dat er rekening moet worden gehouden met de invloed van schrijfopvattingen en planningsstrategieën in de (onderwijs)praktijk. Hopelijk kan er door toekomstig onderzoek een duidelijker beeld over het effect van schrijfopvattingen en planningsstrategieën gecreëerd worden, en kunnen er op basis daarvan praktische implicaties worden geformuleerd.

6

0

Bibliografie

Baaijen, V.M. (2012). The development of understanding through writing. Groningen: Groningen Dissertations in Linguistics 107.

Baaijen, V.M., Galbraith, D., & De Glopper, K. (2014). Effects of writing beliefs and planning on writing performance. Learning and Instruction, 33 , 81-91.

Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall, Inc.

Baxter, L. A., & Babbie, E. (2003). The basics of communication research. Boston: Wadsworth/Cengage Learning.

Bereiter, C., & Scardamalia, M. (1987). The psychology of written composition. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Breetvelt, I., Van den Bergh, H., & Rijlaarsdam, G. (1994). Relations between writing processes and text quality: When and how? Cognition and Instruction, 12(2) , 103-123.

Bridwell, L. S. (1980). Revising Strategies in Twelfth Grade Students' Transactional Writing. Research in the Teaching of English, 14(3) , 197-222.

Broekkamp, H., & Van den Bergh, H. (1995). Aandachtsstrategieën bij het reviseren in een vreemde taal: de invloed van de taakomgeving. Tijdschrift voor onderwijsresearch, 20(3) , 245-255.

Chenoweth, N. A., & Hayes, J. R. (2001). Fluency in writing: generating text in L1 and L2. Written Communication, 18(1) , 80-98.

Faigley, L., & Witte, S. (1981). Analyzing revision . College Composition and Communication, 32(4) , 400-414.

Flower, L., & Hayes, J. R. (1981). A Cognitive Process Theory of Writing. College Composition and Communication, (32;4) , 365-387.

Galbraith, D. (1999). Writing as discovery. In M. Torrance, & D. Galbraith (Eds.), Knowing what to write (pp. 139-160). Amsterdam, NL: Amsterdam University Press.

Galbraith, D. (2009). Writing as discovery. Teaching and Learning Writing, 5–26 , 5-26. Galbraith, D., & Rijlaarsdam, G. (1999). Effective strategies for the teaching and learning of

writing. Learning and Instruction, 9 , 93–108.

Galbraith, D., & Torrance, M. (2004). Revision in the context of different drafting strategies. In L. Allal, L. Chanquoy, & P. Largy (Eds.), Revision: Cognitive and instructional processes (pp. 63-86). Dordrecht, NL: Kluwer Academic Publishers.

Hayes, J. (1996). A new framework for understanding cognition and affect in writing. In C. Levy, & S. Randall (Eds.), The science of writing: Theories, methods, individual differences, and applications (pp. 1-27). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Hayes, J. (2012). Modeling and Remodeling Writing. Written Communication, 29(3) , 369–388. Hayes, J. (2006). New directions in writing theory. In C. A. MacArthur, S. Graham, & J. Fitzgerald,

Handbook of Writing Research (pp. 28-39). New York: The Guilford Press.

Kellogg, R. (1988). Attentional overload and writing performance: effects of rough draft and outline strategies. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 14(2) , 355-365.

Kellogg, R. (1994). The psychology of writing. New York: Oxford University Press.

Klein, P. D. (1999). Reopening Inquiry into Cognitive Processes in Writing-To-Learn. Educational Psychology Review, 11(3) , 203-270.

Kollberg, P. (1998). S-notation—a computer based method for studying and representing text composition. Stockholm, Sweden: Department of Numerical Analysis and Computing

6

1

Science, Royal Institute of Technology (KTH).

Leijten, M., & Van Waes, L. (2006). Inputlog: New perspectives on the logging of online writing. In K. Sullivan, & E. Lindgren, Studies in Writing, Vol. 18, Computer keystroke logging and writing: Methods and applications (pp. 73-93). Oxford: Elsevier.

Leijten, M., Janssen, D., & Van Waes, L. (2010). Error correction strategies of professional speech recognition users: Three profiles. Computers in Human Behavior, 26 , 964–975.

Lindgren, E. (2005). Writing and Revising: Didactic and Methodological Implications of Keystroke Logging. Umea: Institutionen för moderna språk.

Lindgren, E., & Sullivan, K. (2006). Analysing on-line revision. In G. Rijlaarsdam, K. Sullivan, & E. Lindgren, Studies in writing, computer keystroke-logging and writing: Methods and applications (pp. 157-188). Amsterdam: Elsevier.

Meyer, B. (1975). The organization of prose and its effects on memory. Amsterdam: North- Holland.

Midgette, E., Haria, P., & MacArthur, C. (2008). The effects of content and audience awareness goals for revision on the persuasive essays of fifth- and eighth-grade students. Read Writ, 21 , 131–151.

Murray, D. (1978). Internal revison: A process of discovery. In C. Cooper, & L. Odell, Research on composing: Points of departure (pp. 85-103). Urbana, IL: National Council of Teachers of English.

Pallant, J. (2005). SPSS Survival Manual: A step by step guide to data analysis using SPSS version 12. Maidenhead: Open University Press.

Pianko, S., & Rogers, L. (1977). The Composing Acts of College Freshmen Writers: A Description. Rutgers University. Graduate School of Education.

Rijlaarsdam, G., & Van den Bergh, H. (2006). Writing Process Theory: A Functional Dynamic Approach. In C. A. MacArthur, S. Graham, & J. Fitzgerald, Handbook of Writing Research (pp. 41-53). New York: The Guilford Press.

Sanders, T. (2001). Structuursignalen in informerende teksten. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 23(1) , 1-21.

Sanders-Reio, J., Alexander, P. A., Reio, T. G., & Newman, I. (2014). Do students’ beliefs about writing relate to their writing self-efficacy, apprehension, and performance? Learning and Instruction, 33 , 1-11.

Scardamalia, M., & Bereiter, C. (1987). Knowledge telling and knowledge transforming in written composition. In S. Rosenberg, Advances in Applied Psycholinguistics: Volume 2, Reading, Writing, and Language Learning (pp. 176-240). New York: Cambridge University Press. Sommers, N. (1980). Revision Strategies of Student Writers and Experienced Adult Writers.

College Composition and Communication, 31 , 378-388.

Stevenson, M., Schoonen, R., & De Glopper, K. (2006). Revising in two languages: A multi- dimensional comparison of online writing revisions in L1 and FL. Journal of Second Language Writing, 15 , 201–233.

Van den Bergh, H., & Rijlaarsdam, G. (2001). Changes in cognitive activities during the writing process and relationships with text quality. Educational psychology, 21(4) , 373-385. White, M., & Bruning, R. (2005). Implicit writing beliefs and their relation to writing quality.

6

2