• No results found

Reflectie: Hoe heeft het project IJsselsprong gefunctioneerd

In document Regionale samenwerking bij (pagina 49-53)

4. Casus: De IJsselsprong bij Zutphen

4.3 Reflectie: Hoe heeft het project IJsselsprong gefunctioneerd

Het project IJsselsprong is nog volop in ontwikkeling, het is dan ook nog helemaal niet zeker hoe de integrale gebiedsontwikkeling in zijn totaliteit, en de verschillende onderdelen daarin afzonderlijk, er uiteindelijk uit komen te zien. Dit geeft aan dat het vraagstuk, en het systeem wat zich daaromtrent heeft gevormd, een hoge mate dynamiek kent waarbij flexibiliteit onontkoombaar is. Uit de beschrijving van het project in de voorgaande paragraven en de bijlage kan worden afgeleid dat het systeem ook een zekere mate van flexibiliteit kent, en dat dit er ook bewust ingebouwd is.

4.3.1 Materieel object van planning

Binnen het reflectieschema voor het materieel object van planning – het vraagstuk in concrete zin, het probleem en de daarbij gewenste of gekozen oplossing – komt dit ook tot uitdrukking. Binnen dit reflectieschema kan het integrale gebiedsplan IJsselsprong gepositioneerd worden als een plan wat beschermend van aard is, maar tevens kansen creeërt, die ook genomen worden.

Figuur 4.5 reflectieschema materieel object van planning IJsselsprong

In de basis is dit plan een voortvloeisel van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier, waarin rigoureuze maatregelen niet geschuwd zijn om het land te beschermen tegen hoogwater en overstromingen van de grote rivieren. De dubbele doelstelling van het plan, namelijk naast waterveiligheid ook het nastreven van ruimtelijke kwaliteit, is er een opening geboden voor alternatieven. Vanuit de regio, met de gemeente Zutphen voorop, is deze ruimte benut, wat heeft geresulteerd in het gezamenlijke plan IJsselsprong, waar naast de wateropgaven, ook woningbouwplannen, infrastructurele aanpassingen en natuurontwikkeling in samenkomen. Het plan als geheel pakt hiermee een kans om het gehele plangebied een kwaliteitsimpuls te geven.

4.3.2 Organisatorisch object van planning

Er is nadrukkelijk voor gekozen om de procesgang van de verschillende opgaven, die elk qua bevoegdheid bij een andere actor op alle drie de bestuurlijke niveaus behoren, tot op zekere hoogte niet aan elkaar te verbinden. Ook op het gebied van de financiering van de verschillende opgaven is deze scheiding aangehouden. Vanuit een gedeelde visie, een gezamenlijk integraal plan, met heldere randvoorwaarden en afspraken, is dit mogelijk, zonder dat daarbij de integraliteit van het plan in gevaar komt. Bij dit project is dat ook gebleken. Daarmee kent dit

plan een vrij specialistische aanpak. Vanuit de PKB is - nadat de regio had aangegeven graag de ruimte die het plan laat te willen gebruiken om met een alternatief voorstel te komen - voor dit deel van het totale Ruimte voor de Rivier programma een uitzondering gemaakt, waarop de regio aan de slag kon om haar gewenste alternatief – het omwisselen in de tijd van de voorgestelde maatregelen en deze te combineren regionale plannen – verder uit te werken. Er is dus een vrij specialistische aanpak gehanteerd, waarbij naar een op het gebied toegesneden oplossing is gezocht. Naar het zich aan laat zien op het moment van schrijven is deze oplossing ook gevonden.

Figuur4.6 Organisatorisch object van planning IJsselsprong

4.3.3 Institutioneel object van planning

De opstelling en de manier van handelen van de verschillende actoren, of de subsystemen zoals ze in de theorie omschreven worden, speelt een belangrijke rol bij de manier waarop het materieel object van planning zich ontwikkeld heeft en hoe het organisatorisch object van planning zich daarbij heeft gevormd. Vanuit alle partijen was er een grote bereidheid om mee te werken aan deze integrale benadering van het plan. De belangrijkste factor hierbij was de opstelling vanuit het Rijk, welke toch een bovenliggende machtspositie inneemt binnen dit plan. Zij hebben zich in het begin bereidt getoond open te staan voor alternatieven uit de regio. Zoals eerder gezegd heeft de dubbele doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier, en daarmee de participatie hierbij van het Ministerie van VROM, hier een belangrijke rol bij gespeeld. Op regionaal niveau, tussen de drie gemeenten en de provincie, ontstond daarmee het besef dat er mogelijkheden waren, wat geresulteerd heeft in een effectieve organisatie waarbij is toegewerkt aan een alternatief voorstel in de vorm van de Intergemeentelijke Structuurvisie (IGSV) IJsselprong. Maar ook daarna, toen verdere een uitwerking en nader onderzoek nodig was om het alternatief, waar alle partijen enthousiast over waren, robuuster te maken zodat het aan de gestelde kaders en richtlijnen zou voldoen was de bereidheid ruim aanwezig om hierin gezamenlijk op te trekken, wat ook op een redelijk succesvolle wijze is gelukt, tot nog toe. Daarmee kan in het licht van het reflectieschema voor het institutioneel object van planning gesteld worden dat de actoren niet alleen bereid, maar ook bekwaam genoeg waren dit vraagstuk gezamenlijk op te lossen. Ook de draagkracht van de samenwerking, van de constructie waaruit de actoren gezamenlijk werken is sterk genoeg en de resultaten ervan zijn ook dusdanig succesvol dat gesteld kan worden dat de institutionele partijen het vraagstuk kunnen „handelen‟.

Figuur4.7 Institutionele object van planning IJsselsprong

4.4 Conclusie

Nu de casus IJsselsprong is beschreven en op basis van de analysemodellen nader tegen het licht is gehouden, kunnen er enkele conclusies worden getrokken. Van tevoren is, op basis van de opinie van betrokken bij deze casus, aangenomen dat de IJsselsprong een succesvol project is. Deze casestudie naar dit project onderschrijft dat.

Als we kijken naar de manier waarop deze samenwerking tot stand is gekomen, kan geconcludeerd worden dat de manier en de vorm waarop de verschillende partijen nu samenwerken allerminst vanzelfsprekend was. Kijkend naar de belangen die in dit gebied speelde kan gesteld worden dat de belangen van de PKB Ruimte voor de Rivier een vele malen hogere prioriteit hebben dan de woningbouwopgave bij Zutphen en het verlies aan landbouwgronden in de gemeenten Brummen en Voorst. Toch vormden deze verschillende belangen die bij de verschillende actoren speelden in dit gebied de aanleiding voor het specifieke proces wat in gang is gezet. De open en voor alternatieve plannen ontvankelijke houding van het Rijk heeft hierbij een cruciale rol gespeeld. Zij hebben de ruimte gegeven een alternatief, wat voor de regio, de gemeenten Brummen, Voorst en Zutphen, gesteund door de provincie Gelderland vervolgens de aanleiding was gezamenlijk met een gedegen alternatief te komen wat een serieuze kans van slagen zou hebben. Wat hierbij opvalt, is dat de regionale partners zich flexibel opstelden ten aanzien van de eigen belangen die zij binnen het project hebben. De kaders en richtlijnen ten aanzien van de waterveiligheid en hydraulische taakstelling zijn leidend, dat stond buiten kijf, maar ten aanzien van de eigen belangen - zoals de omvang en vormgeving van woningbouwopgave, het willen behouden van de landbouwgronden – stelden de actoren zich flexibel op. Daarmee is het systeem adaptief van karakter geworden, het systeem en de oplossing die daarbinnen ontwikkeld werd, wisten zich zonder veel problemen aan te passen aan de ontwikkelingen en soms veranderende uitgangspunten gedurende het proces. De manier waarop dit project bestuurlijk was georganiseerd heeft hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Door de verschillende opgaven binnen het project niet strak aan elkaar te koppelen, kon iedere opgave zijn eigen tempo binnen het besluitvormingsproces houden. Door hier een gedegen integraal plan en een programmabureau onder te leggen blijft de samenhang tussen de opgaven wel gewaarborgd. De actoren zelf hebben deze manier van werken ook als prettig ervaren. Ze behouden hiermee de vrijheid om

de opgave waar ze zelf primair voor verantwoordelijk zijn zelf inhoud te geven, binnen een „masterplan‟ wat de opgaven in zijn totaliteit meer kwaliteit geeft. De voordelen die uit de synergie tussen de verschillende opgaven wordt gehaald, geven het plan een duidelijke meerwaarde. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de verweving van de natuurontwikkeling met de vormgeving van de woningbouwopgave.

In zijn totaliteit kan daarom gesteld worden dat het project IJsselsprong als een succesvolle samenwerking kan worden bestempeld. De lessen die we hieruit kunnen trekken ten aanzien van de aanpak van ruimtelijke regionale projecten meer in zijn algemeenheid zullen aan bod komen in de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 6.

In document Regionale samenwerking bij (pagina 49-53)