• No results found

7. Conclusie & aanbevelingen

7.3. Reflectie

In hoofdstuk 3.8 is de betrouwbaarheid en validiteit besproken, waar de eerste kritische reflectie op de gehanteerde methode verwoord is. Nu de resultaten en conclusies bekend zijn rest slechts nog een terugblik en kritische reflectie op het proces, de methoden en het gehanteerde theoretische kader. Onderdeel van de theoriereflectie zijn een aanbeveling voor nader onderzoek en een terug- koppeling van wat dit onderzoek heeft bijgedragen aan de kennis over toepassingsmogelijkheden van het begrip congruentie.

Proces en methodiek

Het feit dat de mestproblematiek een gevoelig dossier is in de provincie Noord-Brabant vormde een grote persoonlijke uitdaging. Doordat partijen uit verschillende discoursen zijn benaderd voor interviews werd mij als onderzoeker constant een gekleurd verhaal voorgeschoteld, waarbij informatie (zo bleek) niet zelden overdreven benadrukt werd, of zelfs verdraaid. Uiteindelijk denk ik dat ik goed omgegaan ben met de gekleurde verhalen. Enerzijds kon de gekleurdheid van de respondenten benut worden, omdat het onderdeel uitmaakt en informatie biedt over het discours van een actor. Anderzijds moet je ervoor waken dat je de kleur van één actor overneemt als werkelijkheid. Ik ben van mening dat ik er goed in geslaagd ben tussen deze gekleurde verhalen in te gaan staan om uiteindelijk een ‘ongekleurd’ verhaal, oftewel de werkelijkheid, op papier te krijgen. De methodologische keuze om een afwisseling van interviews en bureauonderzoek te hanteren, hielp bij het begrijpen van de verhoudingen tussen actoren en zo tussen de gekleurde verhalen in te staan. Achteraf gezien kan daarom worden bevestigd dat dit een goede methode is geweest om op een gefaseerde manier de diepte in het beleidsarrangement op te zoeken. Terugkijkend op het proces kan ik twee punten noemen die ik, met de kennis van nu, anders zou hebben ingestoken als ik het onderzoek over zou doen: de interviewhouding en de afbakening.

Allereerst de interviewstrategie. Tijdens de eerste interviews heb ik niet verkondigd dat ik het onderzoek vanuit een neutrale positie uitvoer. Tijdens één interview proefde ik dat ik als onderzoeker geassocieerd werd met de provincie Noord-Brabant als instituut (“Jullie, van de provincie…”, (K. Van Bergen, persoonlijke communicatie, 7 december 2015). Dit belemmerde het vrijuit spreken van de respondent en leidde soms tot een vlaag van kritiek over het beleid van de provincie, terwijl dit niet het doel van het interview was. Dit moest tijdens het interview recht getrokken worden. Bij latere interviews bleek het benadrukken van de neutrale rol zijn vruchten af te werpen. Achteraf had ik vanaf het eerste interview de neutrale rol van mij als onderzoeker moeten benadrukken.

Pagina | 64 Ten tweede een afbakeningstechnische afweging. In eerste instantie was het de bedoeling om de discussie van dieraantallen en negatieve associaties die dit oproept bij de lokale bevolking buiten beschouwing te laten. Gedurende het onderzoek bleek dat de verwevenheid van dit probleem binnen het gehele beleidsarrangement te sterk was om buiten beschouwing te laten. In de conclusie is precies deze verwevenheid een belangrijk onderdeel geworden van de aanbevelingen richting de provincie. Na afloop van het onderzoek kan worden gesteld dat het een tijdrovende doch juiste overweging is geweest om dit bij het onderzoek te betrekken. Wat ik hiervan geleerd heb en wat ik achteraf anders gedaan zou hebben, is dat het goed is in een vroeg stadium voldoende aandacht te besteden aan de afbakening en verweven problematiek. Op basis hiervan kan de doelstelling worden aangepast, of kan er een realistische onderzoeksplanning worden gemaakt.

Reflectie op theoretisch kader en aanbeveling voor naderonderzoek

De beleidsarrangementenbenadering (BAB) is de benadering geweest om het mestverwaardings- arrangement uiteen te zetten. Het bleek een zeer geschikt hulpmiddel om de bulk aan vergaarde data te structureren en te begrijpen. De ingewikkelde mestproblematiek bleek veel beter te begrijpen door het systeem systematisch uiteen te zetten aan de hand van de vier dimensies van de BAB. Hieruit blijkt reeds de waarde van het hanteren van de BAB als theoretisch raamwerk. Het structureren van de data en vervolgens analyseren aan de hand van de dimensies van de BAB brachten direct verbanden aan het oppervlak die op basis van de eerste oriënterende interviews niet te bedenken waren. De casus bleek daarbij zeer geschikt voor het hanteren van de BAB omdat de dynamiek in het beleidsveld (dit blijkt bijvoorbeeld uit de omschrijving van het streefbeeld) afgewisseld wordt met een stabilisering van de verhoudingen tussen de dimensies (bijvoorbeeld: vaste machtsverhoudingen, verdeling van hulpbronnen en trage verandering van spelregels).

Overigens kan gesteld worden dat de discoursdimensie in dit onderzoek een lastig te hanteren en af te bakenen dimensie is gebleken. Het benoemen van discourscoalities heeft geholpen om groepen actoren te categoriseren op basis van de positie binnen de mestdiscussie. Dit was essentieel om het onderzoek gestructureerd te laten verlopen. Op het moment dat het onderzoek daadwerkelijk de diepte in ging, bleken partijen binnen één discourscoalitie in bepaalde gevallen onderling eveneens negatieve houdingen aan te nemen jegens elkaar. Deze houding was soms nauwelijks te onderscheiden van een conflicterende houding (slechte woorden over elkaar spreken/elkaar zwart maken tijdens interviews). Een aanbeveling voor nader onderzoek zou daarom zijn om de verhoudingen binnen coalities nader te onderzoeken. Hoewel dit onderzoek een goede aanzet geeft om deze onderlinge verhoudingen aan het daglicht te brengen, zou een volledig onderzoek dat zich louter toespitst op één coalitie, nieuwe inzichten kunnen geven in de wijze waarop actoren binnen coalities conflicteren en waar de aanknopingspunten voor constructieve samenwerking liggen. Doordat dit onderzoek zich gericht heeft op het mestverwaardingsarrangement als geheel, inclusief de genoemde discussie met de leefomgeving, is hier weinig verdiepende aandacht aan besteed. Overigens kan gesteld worden dat de BAB, inclusief het gebruik van de discoursdimensie, goed voorwerk heeft verricht voor de verdiepende analyse van het volgende analytische kader: het begrip congruentie.

Het begrip congruentie is een waardevol middel gebleken om het bestuurlijk vermogen van een beleidarrangement te analyseren. Het begrip bood een - voor mij - vernieuwende methode om verhoudingen binnen een beleidsarrangement te toetsen. Het sloot naadloos aan op de eerste analyse die aan de hand van de beleidsarrangementenbenadering gemaakt is. De knip in structureel-

Pagina | 65 interne, structureel-externe en strategische congruentie zorgt dat bij de analyse van het systeem niet slechts wordt gefixeerd op de institutionele aspecten van het beleidsarrangement, maar ook het strategisch handelen van actoren wordt erkend. Hierdoor vormt het begrip congruentie mijns inziens een analyse kader dat, met de te herleiden actor-structuur dualisme (Giddens, 1984), tijdens dit onderzoek aansloot op de realiteit van de uitgewerkte casus.

Het gebruik van het begrip congruentie gaat overigens wel gepaard met een gevaar. Als analytisch begrip kent congruentie namelijk een normatieve kant; een beleidsarrangement kan immers als congruent of niet-congruent worden bestempeld. Boonstra (2006) geeft al aan dat een bepaald niveau van congruentie niet valt te kwalificeren als goed of slecht. En nagenoeg volledig congruent beleidsarrangement betekent niet dat deze congruentie één op één benut en ervaren wordt door betrokkenen. Deze normatieve kant kan als zwakte van de theorie worden beschouwd door de wetenschappers die deel uit maken van de positivistische stroming, omdat het geen toetsbare en methodisch kwalificeerbare conclusie voortbrengt. In dit onderzoek, waarbij een single case uitgewerkt is, is deze vrijheid van gebruik juist benut. Goed of slecht is namelijk afhankelijk van het gehanteerde onderzoeksperspectief. In deze thesis is onderzoek gedaan naar de route naar mestverwaarding. Verschillende partijen (met hetzelfde uiteindelijke doel) uit de mestcoalitie zullen de congruentie van het beleidsarrangement anders beoordelen als gevolg van afwijkende achterliggende belangen. Het toetsen van de mate van congruentie op zichzelf is daarom niet het doel van het onderzoek geweest. Het doel van het gebruik van het analytisch begrip congruentie is om de knelpunten in het beleidsarrangement te achterhalen. Gebleken is dat het gehanteerde analytisch kader zich hiervoor uitstekend heeft ontleend.

Pagina | 66

Bibliografie

Agrifirm. (2014). Duurzame ketens mede mogelijk maken. Maatschappelijk jaarverslag 2014, schakel

in succes. . Apeldoorn: DTP Agrifirm, JEEN, Made in May.

Arnouts, R. (2010). Regional nature governance in the Netherlands: Four dacades of governance

modes and shifts in the Utrechtse Heuvelrug and Midden-Branbant. (PhD Thesis),

Wageningen Univeristy.

Arts, B., & Goverde, H. (2006). Chapter 4: The Governance Capacity of (new) Policy Arrangements: A Reflexive Approach. In B. Arts & P. Leroy (Eds.), Institutional Dynamics in Environmental

Governance (Vol. 47). Dordrecht: Springer.

Arts, B., & Leroy, P. (2006). Institutional dynamics in environmental governance (Vol. 47). Dordrecht: Springer.

Arts, B., Leroy, P., & Van Tatenhove, J. (2006). Political Modernisation and Policy Arrangements: A Framework for Understanding Environmental Policy Change. Public Organization Review,

6(2), 93-106. doi: 10.1007/s11115-006-0001-4

Arts, B., & Van Tatenhove, J. P. M. (2006). Chapter 2: Political Modernisation. In B. J. M. Arts & P. Leroy (Eds.), Institutional dynamics in environmental governance (Vol. 47). Dordrecht: Springer.

Boerenbusiness. (2011, 31 oktober). Weerstand door vereiste mestverwerking. Boerenbusiness. from http://www.boerenbusiness.nl/artikel/10753584/weerstand-door-vereiste-mestverwerking Boerenbusiness. (2015). Nederlandse kunstemest branche verenigt zich. Meststoffen Nederland

opgericht. Retrieved 17 februari, 2016, from

http://www.boerenbusiness.nl/mestmarkt/artikel/10863128/nederlandse-kunstmest- branche-verenigt-zich

Bokma, S., Gaag, M. A., van Leeuwen, H. D., Brunt, D., Bokma-Bakker, M., & Ellen, H. (2013). Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij: Wageningen UR Livestock Research. Boonstra, F. (2006). Chapter 9: Dutch Rural Policies at a Turning Point. In B. Arts & P. Leroy (Eds.),

Institutional Dynamics in Environmental Governance (Vol. 47). Dordrecht: Springer.

Brabantse Milieufederatie. (2016). Brede coalitie wil stop op intensivering melkveehouderij

Retrieved from http://www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/brede-coalitie-wil-stop-op- intensivering-melkveehouderij/

Bussink, M. (2014). Mestbeleid drijft op fraude. Retrieved 27 mei 2016, from https://downtoearthmagazine.nl/mestbeleid-drijft-op-fraude/

CBS. (2015). StatLine: Dierlijke mest; productie en mineralenuitscheiding; diercategorie, regio. CBS, Den Haag/Heerlen.

Commissie Van Doorn. (2011). Al het vlees duurzaam. De Doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouerij in 2020. Den Bosch: Commissie Van Doorn

Crabbé, A., & Leroy, P. (2004). Op weg naar vernieuwd lokaal waterbeleid: tussentijdse anlyse en beoordeling van de ontwikkeling van waterbeheerplannen op deelbekkenniveau. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Creswell, J. W. (2013). Qualitative inquiry and research design : choosing among five approaches (3rd ed. ed.). Los Angeles :: SAGE Publications.

De Snoo, E. (2016a, 2 februari ). Akkerbouwer casht met mest. In: Boerderij. Ondernemen: thema

mest.

De Snoo, E. (2016b, 2 februari 2016). Strengere regels mestexport zijn duur. In: Boerderij.

Ondernemen: thema mest.

Driessen, P. P. J., & Leroy, P. (2007). Milieubeleid: analyse en perspectief. Bussum: Coutinho. FrieslandCampina. (2014). MVO-verslag 2014, Koninklijke FrieslandCampina N.V.

Pagina | 67 Frouws, J. (1993). Mest en Macht. Een politiek-sociologische studie naar belangenbehartiging en

beleidsvorming inzake de mestproblematiek vanaf 1970. Wageningen: Landbouwuniversiteit Wageningen, vakgroep Rurale Sociologie.

Giddens, A. (1981). A contemporary critique of historical materialism. Berkeley: University of California Press.

Giddens, A. (1984). The Constitution of Society. Cambridge: Polity Press.

Guba, E. G., & Lincoln, Y. S. (1994). Competing paradigms in a qualitative research. In N. K. D. Y. S. L. (e.d) (Ed.), Handbook of qualitative research. Thousand Oaks (CA): Sage.

Hajer, M. (1995). The politics of environmental discourse. Oxford: Oxford Univeristy Press.

Hajer, M., Van Tatenhove, J., & Laurent, C. (2004). Nieuwe vormen van governance, een essay over nieuwe vormen van bestuur met een empirische uitwerking naar de domeinen van

voedselveiligheid en gebiedsgericht beleid: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM.

Kenniscentrum InfoMil. (z.d.). Voormalige Interimwet ammoniak en veehouderij. Retrieved 7 september, 2015, from http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-

tuinbouw/ammoniak/voormalige/

Lesschen, J. P., Staritsky, I., & Velthof, G. L. (2011). Verkenning grootschalige toepassing van mineralenconcentraten in Nederland Effecten op nutriëntenstromen en emissies. Wageningen: Alterra Wageningen.

Liefferink, D. (2006). Chapter 4: The Dynamics of Policy Arrangements: Turning Round the Tetrahedron. In B. J. M. Arts & P. Leroy (Eds.), Institutional dynamics in environmental

governance (Vol. 47). Dordrecht: Springer.

Mens Dier & Peel. (2016). Mens Dier & Peel: 'Mestdialoog Brabant is kletskoek'. Retrieved 8 april 2016, from http://www.knakdeworst.nl/stembewustop2maart/?p=10509

Mestac. (n.d.). Wie is mestac? , from http://www.mestac.nl/wie+is+mestac

Ministerie van Economische Zaken. (2013). Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij 2023 4e

voortgangsrapportage, oktober 2013. . Den Haag.

Moses, J. W., & Knutsen, T. L. (2012). Ways of knowing : competing methodologies in social and

political research (2nd ed. ed.). Houndmills, Basingstoke, Hampshire :: Palgrave Macmillan.

Nevedi. (2016 ). Missie en Visie Nevedi. Retrieved 25 januari, 2016, from https://www.nevedi.nl/vereniging/missie-en-visie/

North, D. C. (1990). Institutions, institutional change and economic performance: Cambridge university press.

Oenema, O. (2016). Boerderij; Mestexport is achilleshiel van het mestbeleid,. In J. Oppewal (Ed.),

Ondernemen Thema Mest; interview met Prof. dr. Oene Oenema: no. 19, 2 februari.

Ostrom, E. (2007). Institutional rational choice: An assessment of the institutional analysis and development framework.

Peeters, S. J. W., Horstink, M. C. J., & Schlatman, A. T. M. (2011a). Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmest-verwaarding, visie van LTO Nederland (pp. 22). Den Haag: LTO

Nederland.

Peeters, S. J. W., Horstink, M. C. J., & Schlatman, A. T. M. (2011b). Integrale visie duurzame drijfmest- verwaarding, visie van LTO Nederland (pp. 22). Den Haag: LTO Nederland.

Promest definitief ter ziele, 130 miljoen gulden verloren. (1995). Trouw, 23-08-1995.

Provincie Noord-Brabant. (2011). Verbond van Den Bosch: alle vlees duurzaam in 2020. from http://www.loggraspeel.nl/attachments/096_Verbond%20van%20Den%20Bosch.pdf Provincie Noord-Brabant. (2015a). Beweging in Brabant. Bestuursakkoord 2015 - 2019. 's

Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant. (2015b). Provincie neemt initiatief tot mestbeleid Persbericht Provincie

Noord-Brabant. 's Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant. (n.d.). Zorgvuldige veehouderij, Noord-Brabantse agrofood 2020: op weg naar een zorgvuldige veehouderij. . from http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op- thema/platteland/agrofood-in-Noord-Brabant/zorgvuldige-veehouderij.aspx

Pagina | 68 RIVM, & LEI. (2009). LMM evaluatie Deel 2, Notitie 2A Inventarisatie van huidige informatie- en

gegevensverzameling. Wageningen.

RVO. (2008). Pilots Mineralenconcentraat Projectopdracht: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

RVO. (2014). Mestbeleid 2014-2017. Tabel 2: Fosfaatgebruiksnormen. Retrieved Woensdag 17 februari, 2016, from http://www.rvo.nl/sites/default/files/2015/01/05d3bbc6-ff47-4804- b0fe-c8fd848fc2bb.pdf

Sabatier, P. A. (2007). Theories of the policy process. Boulder, CO: Westview Press.

Schröder, J. J. (2014). The position of Mineral Nitrogen Fertilizer in Efficient Use of Nitrogen and Land: A Review. . Natural Resources, 5, 936-948.

Smit, H. (2014). Presentatie Mestbeleid in Nederland Werkconferentie Kansen voor verwaarding

Dierlijke Mest. Groenlo: Ministerie van Economische Zaken, DG AGRO.

Stichting Natuur & Milieu. (2014a). Position Paper Mest Update versie april 2014, Stichting Natuur en

milieu. Utrecht: Akkerman, S. & Hermans, B.

Stichting Natuur & Milieu. (2014b). Verantwoorde melkveehouderij is grondgebonden Oktober,

2014. Utrecht: Akkerman, S. & Hermans, B.

Tatenhoven, J. v., Hajer, M., & Laurent, C. (2004). Nieuwe vormen van Governance. Bilthoven: Universiteit van Amsterdam.

Thomas, G. (2009). How to do your research project : a guide for students in education and applied

social sciences (1st ed. ed.). Thousand Oaks, CA :: SAGE Publications Ltd.

Van den Boom, H. (2014). De business case: "mest verwaarden" Werkconferentie Kansen voor

verwaarding Dierlijke Mest. Groenlo: Sectormanager Food & Agri Rabobank Nederland.

Van Tatenhove, J. P. M., Arts, B. J. M., & Leroy, P. (2000). Political modernisation and the

environment: the renewal of environmental policy arrangements (Vol. 24). Dordrecht [etc.]:

Kluwer Academic Publishers.

Veenman, S., Liefferink, D., & Arts, B. (2009). A short history of Dutch forest policy: The ‘de- institutionalisation’ of a policy arrangement. Forest Policy and Economics, 11(3), 202-208. doi: http://dx.doi.org/10.1016/j.forpol.2009.03.001

Vennix, J. (2009). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. Harlow: Pearson custom publishing. Verkerk, H. (2016). Handelen op scherpst van de snele geen succes bij mest. Boerenbusiness. from

http://www.boerenbusiness.nl/mest/artikel/10868637/handelen-op-scherpst-van-de-snede- geen-succes-bij-mest

Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek (vierde druk). . Den Haag: Uitgeverij LEMMA.

Yin, R. K.-z. (2009). Case study research : design and methods (4th ed. ed.). Los Angeles, CA [etc.] :: Sage.

Pagina | 69

Bijlagen

Bijlage I: Respondentenlijst

Pagina | 70

Pagina | 71 Respondentenlijst

Respondent

Instituut

Functie

Richard van Lijssel

Darling Ingrediënts

International

Director Technology

Hans Huijbers

ZLTO

Voorzitter

Jan Willem Straatsma

FrieslandCampina

Manager Duurzame

melkveehouderij

Jan Buys

Provincie Noord-Brabant

Programma manager

Harm Smit

Ministerie van Economische

Zaken

Senior Beleidsmedewerker

Mest en Milieu

Maurice Ortmans

Inno-plus

Directie

Koen van Bergen

Rabobank

Sectormanager

Varkenshouderij

Nederland

Ton Cornelissen

Provincie Noord-Brabant

Strategisch Adviseur

Agrofood

Terry de Jong - Zoete

Provincie Noord-Brabant

Programma Manager

Ton Vermeer

Provincie Noord-Brabant

Beleidsmedewerker

Landbouw

Gesprekken met anonieme boeren; participatie observatie

Pagina | 72 Bijlage II: Interviewguide voorbeeld (BAB als leidraad)

Pagina | 73

Interviewguide

Respondent: Richard van Lijssel Organisatie: Darling Ingredients

Locatie: Son, Kanaaldijk Noord 20-21

Datum: 20 november, 2015

Tijdstip: 10.00-11-00

Achterliggende gedachte interview:

Darling II is een commercieel bedrijf dat belang heeft bij de ontwikkeling van mestverwaarding (Biofosfaat-fabriek). Ze zullen waarschijnlijk een beeld schetsen van de positieve kanten, voordelen, behaalde mijlpalen. Zaak in dit interview is om de neutrale kant van het verhaal te achterhalen. Dit gebeurt in drie stappen, waarbij ik allereerst het discours probeer te achterhalen: welke visie streeft Darling II na, welk frame hanteren ze hierbij, en welke knelpunten zien ze voor zich om de doelen te bereiken? Een belangrijk doel van het interview is om de huidige situatie in beeld te krijgen. Door te beginnen met de visie en knelpunten probeer ik te voorkomen dat in het verdere verloop van het interview terug gevallen blijft worden op toekomstbeelden en wensen. De knelpunten worden gevraagd om allereerst vanuit een ‘pre-theoretische’ hoek te vragen naar de mogelijke obstructies . Hiermee wordt een onbeïnvloede blik en kwalificering van de knelpunten gegeven die Darling II ervaart. Door vervolgens systematisch (aan de hand van de dimensies van de BAB) naar de huidige situatie te vragen, zullen naar verwachting knelpunten uit verschillende hoeken opduiken. Omdat voor de afspraak een uur is ingepland zal niet de diep op de afzonderlijke onderdelen van de BAB- dimensies ingegaan kunnen worden.

Inleiding

Verloop interview:

- Huidige situatie/knelpunten/ toekomstbeeld.

- Drie algemene vragen over de toekomst en weg daar naar toe. - Waar Darling II op dit moment (denkt) te staan.

1. Wat is de visie van Darling Ingrediënts omtrent mestverwaarding?

2. Op welke manier kan de bijdrage van Darling II aan de maatschappij worden geframed (oplossen mestprobleem/bijdrage leveren aan de circulaire economie)?

3. Welke knulpunten om de visie te bereiken ziet u ? Huidige situatie

a. Met wie werkt Darling II samen?

i. Hoe ziet de samenwerking eruit?

1. Hulpbronnen (kennis, geld, fysieke middelen)

2. Waar ligt het zwaartepunt (wat zijn de belangrijkste actoren)? ii. Wie voert hierbij de regie?

Pagina | 74 c. Welke partijen hebben een negatieve invloed op de visie van Darling II (is sprake van

tegenwerkende partijen)?

d. Gezien de maatschappelijke bijdrage op het gebied van duurzaamheid, wordt er aangesloten bij NGO’s of belangenorganistaties over

milieu/natuur/energie/landbouw?

e. Waar liggen volgens u kansen omtrent samenwerking voor Darling II? Dan volgen nu een aantal specifieke voorbeelden:

f. Hoe verhouden jullie je tot de agrarische sector? i. hoe is de relatie?

1. Veehouders? 2. Akkerbouwers? 3. ZLTO?

ii. Waar zitten kansen/knelpunten/verbeterpunten? g. Lokale bevolking?

- Hoe gaan jullie om met de directe omgeving van fabrieken? - (Hoe zien jullie dit voor je: implementenatie van mestfabrieken op

bedrijventerreinen of in de landelijke omgeving?) - Waar zitten Kansen/knelpunten/verbeterpunten? h. Overheden? i. Hoe is de relatie? 1. Provincie, 2. Rijk, 3. Gemeenten, 4. EU?

ii. Negatieve ervaringen met samenwerking? iii. Waar zitten kansen/knelpunten/verbeterpunten?

i. Kunt u zelf nog voorbeelden noemen van relaties, afgezien van het hierboven genoemde?

4. Welke wet en regelgeving speelt een rol?

a. Welke regels zijn van invloed op de ontwikkeling van jullie visie omtrent mestverwaarding en welke invloed hebben deze regels?

i. Vanuit europa? ii. Het rijk?

iii. Gemeente (vergunningen)?

b. Zijn er ontwikkelingen gaande op het gebied van regelgeving, en zo ja: welke? c. Ziet u zelf bepaalde belemmeringen/kansen in de wetgeving die van invloed zijn op

het bereiken van jullie visie?

5. Beschikt Darling II over voldoende hulpbronnen om de visie te realiseren? a. Kennis?

b. Financiële middelen? c. Legitimiteit?

Pagina | 75 d. Netwerk?

e. (Hoe worden de hulpbronnen ingezet)?

f. Waar liggen kansen/knelpunten omtrent de inzet van deze hulpbronnen?

6. Op welke manier Darling II afhankelijk van de inzet van hulpbronnen van andere actoren? a. Investeringen door particuliere partijen?

b. Investeringen door overheden? c. Subsidiering door overheden?

d. Waar liggen kansen/knelpunten omtrent de inzet van externe hulpbronnen? Slot

7. Inhoudelijke slotvraag: om het interview samen te vatten zou ik graag willen weten waar Darling II, in verhouding met de huidige situatie die zojuist geschetst is, denkt te staan? 8. Welke partijen zijn voor mij interessant om te spreken?