• No results found

In dit segment volgt een reflectie over het onderzoek. Wat ging goed en wat kon beter? Ik zal deze vragen beantwoorden voor beide deelvragen van de eerste hoofdonderzoeksvraag en voor de tweede hoofdonderzoeksvraag. Bovendien geef ik voor al deze vragen bijkomend advies voor toekomstige onderzoeken, zodat mensen niet in dezelfde valkuilen lopen als ik. Ik eindig met een kleine reflectie van een meer algemene aard. Wat heeft het schrijven van deze thesis mij bijgebracht? Wat heb ik van deze ervaring geleerd? Wat neem ik mee naar toekomstige onderzoeken?

Met het verloop en het resultaat van de eerste deelvraag ben ik tevreden. De beschrijvende statistiek heeft duiding gegeven over de verschillen tussen de partijen en dat is de voornaamste doelstelling geweest. Ook ben ik een correlatie uitgekomen waaraan ik mijn hypothese heb kunnen toetsen. Indien er mensen willen voortbouwen op deze correlatie, raad ik ze aan om een grotere dataset te gebruiken als mij. Het is zeer moeilijk om voor een kleine hoeveelheid cases significante relaties aan te tonen. Ik zou aanraden om er naast de Belgische MEPs nog MEPs van andere landen bij te kiezen. Zo kan je bijvoorbeeld onderzoeken hoe de fractiecohesie geëvolueerd is over een bepaalde periode voor alle MEPs van de Benelux. Of je kan bijvoorbeeld alle buurlanden van België opnemen in de steekproef, of alle landen met een particratie. Er zijn veel mogelijkheden om uit te breiden. Indien je echt enkel onderzoek naar de Belgische MEPs wilt voeren, kan het verstandig zijn om meer termijnen te kiezen dan ik heb gedaan. Hier is echter één grote moeilijkheid aan verbonden en dat is de data verkrijgen. De website Votewatch houdt slechts data bij vanaf termijn 6.

De tweede deelvraag in verband met regeringsdeelname heeft een teleurstellend resultaat opgeleverd. Ik ben bij geen enkele t-test iets significant uitgekomen. Ook dit is voornamelijk te wijten aan een te beperkte dataset. Dit is geen onderzoek om te doen voor enkel MEPs van één land. Ik zou zeker aanraden om voor een soortgelijk onderzoek in de toekomst data voor MEPs van een aantal verschillende landen te analyseren.

Een onderzoek naar verschillen tussen partijen en de invloed hiervan op cohesie kan nog een aantal andere zaken bestuderen. Je kan bijvoorbeeld het verschil tussen eurosceptische en eurofiele partijen, tussen rijke en arme partijen of tussen partijen met een centrale leidersfiguur tegenover partijen zonder bestuderen.

47 Om hoofdonderzoeksvraag twee te beantwoorden heb ik een diepgaand onderzoek gevoerd. Dit onderzoek is ambitieuzer en tijdrovender dan de twee bovenstaande. De statistiek heb ik zwaar onderschat. Mijn eerdere aanvaringen met kwantitatieve onderzoeksmethoden hebben mij niet voldoende klaargestoomd voor de statistiek die in deze thesis heb moeten toepassen. Ik ben dan ook deels teleurgesteld met het magere resultaat. Ik ben er niet in geslaagd om mijn hypothesen te ondersteunen. Op zich heb ik het onderzoek nochtans correct uitgevoerd en alle stappen juist gevolgd.

Het grote probleem met dit onderzoek is de dataselectie geweest. De keuze om dit onderzoek te beperken tot enkel de Belgische MEPs van termijn 7 en 8 is niet verstandig. Hierdoor is mijn dataset te beperkt gebleven. Te weinig cases maakt het moeilijk om significantie aan te tonen. Ik heb te laat beseft dat enkel MEPs van termijn 7 en termijn 8 waarschijnlijk niet voldoende zou zijn. Dit is echter niet de reden waarom ik uiteindelijk zo weinig bewijs voor mijn hypothesen heb gevonden.

De grote fout bevindt zich eigenlijk in de insteek van het onderzoek. Een deel van het onderzoeksopzet is om te toetsen of de methodologie van het onderzoek van Klüver en Spoon uit 2015 ook relevant is voor latere termijnen in het Europees Parlement. In mijn onderzoek neem ik drie van de vier categorieën over van hun. Deze categorieën zijn voor de termijnen die ik onderzoek echter niet meer relevant. De gemiddelde salience percentages voor deze thema’s liggen vaak tussen de 1% en de 2%. Dit wilt eigenlijk zeggen dat er slechts 1 a 2% van een verkiezingsprogramma over deze topics gaat. Dit is natuurlijk veel te weinig om salience aan te tonen. Het onderzoek was dus eigenlijk deels gedoemd om te mislukken. Voor de periodes die Klüver en Spoon onderzocht hebben, maken deze thema’s een veel groter deel uit van de verkiezingsprogramma’s. Ook voor de categorie die ik niet heb overgenomen, maar zelf heb toegevoegd ligt het saliencepercentage veel te laag.

Naar de toekomst toe ligt er een blauwprint klaar voor een zeer boeiend en sterk onderzoek. De belangrijkste tip die ik kan meegeven is om heel goed na te denken over welke data je zal kiezen. Als je dit onderzoek in goede banen wilt leiden, is het belangrijk dat je een brede populatie MEPs uit verschillende lidstaten onderzoekt. Dit is eigenlijk ongeveer dezelfde tip die ik bij deelvraag 1.1 en 1.2 ook gegeven heb.

Als je dit onderzoek voor meerdere termijnen wilt voeren, hou je er best rekening mee dat de data van stemmingen van termijnen voor de zesde niet gemakkelijk te achterhalen is. Het onderzoek

48 herhalen voor hedendaagse termijnen lijkt mij zeer interessant. Let er dan goed op dat dit enkel kan werken met andere beleidsthema’s. De categorieën van Klüver en Spoon (2015) moeten dus aangepast worden. Men moet op zoek gaan naar thema’s met een hoge salience en deze linken aan de categorieën op Votewatch en niet omgekeerd. Dit zijn de issues waar veel quasi-zinnen aan worden gewijd. Hier komt wel een exra moeilijkheid bij kijken, waar je rekening mee moet houden.

De codes waarin de quasi-zinnen volgens het EMP coderingsschema worden onderverdeeld zijn vaak niet evident te linken met de beleidsthema’s waarin de RCV data in verdeeld wordt. Je kan dus issues vinden met een hoge salience voor bepaalde partijen die je niet kan linken aan één van de beleidsthema’s waarop gestemd wordt. Dit probleem ben ik zelf tegengekomen bij het zoeken naar een vierde categorie.

Indien je toch een onderzoek wilt voeren over de link tussen fractiecohesie en salience, maar te veel struikelt over deze moeilijkheid, zijn er nog andere mogelijkheden. Inhoudsanalyses van verkiezingsprogramma’s zijn niet de enige manier om salience te berekenen. Je kan om de salience te bepalen de werkwijze volgen van Otjes en Van Der Veer uit 2016. Zij berekenen dit aan de hand van expert-surveys. De uitkomst hiervan kan je ook vergelijken met fractiecohesie. Deze werkwijze brengt ook moeilijkheden met zich mee. Je bent namelijk zeer afhankelijk van andere mensen. Voor het voeren van dit onderzoek heb je experts nodig die tijd vrij willen en kunnen maken.

Het schrijven van deze thesis heeft mij nog een aantal algemene zaken bijgeleerd, die ik zal meenemen naar de toekomst. Het verschil tussen theorie en praktijk is enorm. Ik heb doorheen mijn loopbaan aan de universiteit zeer veel papers moeten lezen van andere mensen. Ook heb ik meerdere vakken over methodologie en onderzoeksmethoden gehad. Deze kennis echter omzetten in de praktijk en zelf een onderzoek vanaf nul beginnen is toch geen sinecure. Het onderzoek dat ik heb willen voeren, heeft een lange tijd zeer helder in mijn hoofd gezeten. Ik had niet echt verwacht dat er veel fout kon lopen. Je merkt echter pas waar het de gevaren zitten en waar het mis kan lopen eens je effectief bezig bent. Ik neem mee naar de toekomst dat ik al tijdens het verzamelen van mijn data goed moet nadenken wat deze data precies betekent en wat ik hier precies mee kan onderzoeken. Wanneer ik terugkijk naar mijn onderzoek, had ik zo het probleem met de lage salience kunnen vermijden.

49 Ook zal ik in de toekomst sneller opteren om hulp te vragen. Ik heb veel tijd verloren aan een uitgebreide zelfstudie statistiek alvorens hulp te vragen aan prof. dr. Verhelst. Tijdens mijn telefoongesprek met hem, heb ik op twintig minuten even veel opgestoken als dat ik op mijzelf bereikte na een halve dag. De opgedane kennis van statistiek en de ervaring met

50