• No results found

Redenen voor uitstel van kinderen krijgen

In document Uitstel van ouderschap (pagina 35-38)

demografische aspecten en achtergronden In hun leven hechten veel mensen grote waarde aan een goede gezondheid,

3.2 Redenen voor uitstel van kinderen krijgen

Hoe valt het uitstel van kinderen krijgen te verklaren? Verreweg de belangrijkste voorwaarde voor het krijgen van kinderen is het hebben van een partner. Sinds de jaren zeventig zijn partnerrelaties danig veranderd. Relatieontbinding en echtscheiding zijn belangrijke factoren die ervoor zorgen dat mensen minder kinderen realiseren of hun kinderen later krijgen dan zij eigenlijk zouden willen. Van alle dertigers woont de meerderheid samen of is getrouwd met de eerste partner (Garssen et al., 2001). Negen van de tien recent gehuwden hebben eerst samengewoond. Samenwoners die niet zijn getrouwd zien vaak geen reden om te trouwen. Relatief veel samenwoonrelaties worden ontbonden. Meer dan vroeger hebben jongeren dus ervaring met relatieontbinding. Velen slagen er betrekkelijk snel in een nieuwe partner te vinden. Maar het

‘experimenteren’ met relaties betekent ook dat een groter deel van de vrouwen van rond de dertig jaar dan voorheen partnerloos is of een instabiele relatie heeft terwijl ze wellicht best een kind zouden willen krijgen. In 2005 woonde 16,5% van alle vrouwen van 30 jaar in Nederland alleen, tegen 14,1% tien jaar eerder.

‘Er zijn nog nooit zoveel singles geweest als nu en dat worden er jaarlijks meer. Dat komt ook doordat we financieel onafhankelijker worden en steeds meer op onszelf geconcentreerd zijn. Je wil datgene wat het best is voor jouw ontwikkeling of status of wat jou ook maar drijft. Dat betekent dat je niet bij die partner blijft als je die niet goed genoeg meer vindt voor jezelf.’

Uitstel van ouderschap: medisch of maatschappelijk probleem? 3 RVZ

Hoewel dat tegenwoordig mogelijk is, is het krijgen van een kind zonder partner in de praktijk uitzonderlijk. Ook een instabiele partnerrelatie leidt niet snel tot een (geplande) zwangerschap. Wordt een partnerrelatie na de geboorte van het eerste kind instabiel, dan wordt meestal de eventueel volgende zwangerschap uitgesteld. De meeste kinderen worden nog steeds in huwelijksverband geboren. Bijna de helft van alle echtscheidingen vindt al plaats voordat er kinderen zijn geboren.

Verandering in het patroon van relatievorming is echter niet de enige factor in verband met uitstelgedrag. In vervolg op de ontwikkeling van het concept ‘Tweede Demografische Transitie’ schrijft Van de Kaa (2001) uitstelgedrag vooral toe aan de opkomst van postmoderne vruchtbaar- heidspreferenties, waarbij men vooral moet denken aan de toegenomen individuele autonomie, de verdwijning van institutioneel gezag en de opkomst van waardeoriëntaties rond zelfontplooiing en seksegelijkheid. Het stijgende onderwijsniveau is daarbij uiterst belangrijk. Beets & Dourleijn (2001) hebben berekend dat de helft van het uitstelgedrag in de afgelopen drie decennia voor rekening komt van het gestegen onderwijsniveau van vrouwen.

Het gestegen opleidingsniveau van mannen heeft nauwelijks enig (afzonderlijk) effect gehad. Was het onderwijsniveau van vrouwen niet gestegen, dan was tussen 1970 en 2000 de leeftijd van de moeder bij de geboorte van haar eerste kind in Nederland niet 5 jaar gestegen (van 24 naar 29 jaar) maar slechts 2½ jaar, dus van 24 naar 26½. Ook elders in Europa is vastgesteld dat het gestegen onderwijsniveau van vrouwen een belangrijke verklaringsgrond is voor de veranderingen in het leeftijds- patroon van moeders bij de geboorte van kinderen (Billari et al., 2006). Hoger opgeleide vrouwen krijgen hun eerste kind later dan minder hoog opgeleide vrouwen. De laatste jaren is het opleidingsniveau van vrouwen sterk gestegen zodat de gemiddelde leeftijd bij het eerste kind flink omhoog is ‘geduwd’. Het volgen van onderwijs gaat kennelijk niet samen met kinderen krijgen en verzorgen. Na beëindiging van de opleiding, of deze nu laag of hoog is, is er een periode van circa tien jaar voordat het eerste kind wordt geboren (Kalmijn, 1996). Van de lager opgeleide vrouwen, geboren in 1960-64, was op 28-jarige leeftijd 40% kinderloos tegen 20%

‘Zoiets simpels als een kind krijgen wordt ingewikkelder, omdat het maatschappelijk steeds complexer wordt om je te handhaven. Als je hoogopgeleid bent en als een verantwoordelijke wereldburger wilt meedraaien, word je geacht over werkelijk alles na te denken wat er in deze wereld gaande is. In milieubewust opzicht, politiek gezien, als het gaat om de overbevolking en armoede. En vlak het enorme aantal echtscheidingen niet uit. Bij mij werkten al die keuzes verlammend. Alleen die vraag al: is het wel verantwoord om een kind op deze wereld te zetten?’

Uitstel van ouderschap: medisch of maatschappelijk probleem? 3 RVZ

van degenen geboren in 1945-49. Onder middelbaar opgeleide vrouwen waren deze percentages 60 respectievelijk 30, onder hoger opgeleide vrouwen 80 respectievelijk 60. Lager opgeleide vrouwen zijn tegenwoordig circa 27 jaar bij de geboorte van hun eerste kind, hoger opgeleiden circa 34 jaar. Meer dan andere vrouwen blijven hoger opgeleide vrouwen uiteindelijk (gewild of ongewild) kinderloos, maar degenen met kinderen onder hen hebben vrijwel even grote gezinnen als de minder hoog opgeleiden (zie tabel 1). Bovendien blijkt uit onderzoek dat hoog opgeleide vrouwen, ceteris paribus, sneller in verwachting zijn, gerekend vanaf het moment dat zij proberen zwanger te raken (Esveldt et al., 2001, pp. 59). Dat heeft zeer waarschijnlijk te maken met hun veel gezondere leefstijl vaak al vanaf het begin van hun leven.

Tabel 1: Uiteindelijk kindertal en de leeftijd bij het eerste kind naar onderwijsniveau Geboorte­ periode   Onderwijsniveau vrouw Kindertal in % Gemiddeld   kindertal per Gemiddelde   leef­tijd moeder   bij geboorte eerste kind 0 1 2 3+ vrouw moeder

1945­1949 Laag (maximaal Mavo/Vbo) 6 17 55 23 2,03 2,16 25

Middelbaar (Havo/Vwo/Mbo) 13 15 50 22 1,88 2,16 27 Hoog (Hbo/Wo) 21 10 48 21 1,77 2,22 30 1960­1964 Laag 16 14 46 25 1,89 2,24 27 Middelbaar 18 13 46 23 1,81 2,21 29   Hoog 29 11 38 22 1,60 2,25 34 Bron: CBS, Statline

Andere redenen voor uitstel die in surveys worden genoemd hebben te maken met ‘onzekerheid’ of met de wens om eerst te ‘genieten van de vrijheid’. Dat laatste kan een verzamelnaam zijn voor een aantal onder- liggende redenen op het punt van werk en ‘eerst nog een aantal andere leuke dingen willen doen’. Kijkt men naar de expliciete redenen die vrouwen opgeven waarom ze pas na hun 29e hun eerste kind hebben gekregen, dan werden anno 2003 genoemd: genieten van de vrijheid (50%), eerst werkervaring opdoen of carrière maken (28%), had (nog) geen partner (25%), twijfel over kinderen krijgen (23%), was onzeker over mijn relatie (21%), voelde me nog te jong om kinderen op te voeden (20%), mijn partner wilde toen nog geen kinderen (15%), was nog niet klaar met mijn studie (15%), wist niet hoe ik dat moest combineren met mijn werk (12%), was onzeker over de financiële situatie (10%) en kinderopvang was moeilijk te regelen (6%) (De Graaf & Loozen, 2006). Materiële zaken, zoals inkomen en kinderopvang, zijn dus helemaal niet zo belangrijk, en religie is al helemaal niet meer van belang (behalve in

Uitstel van ouderschap: medisch of maatschappelijk probleem? 3 RVZ

enkele bevolkingsgroepen die kwantitatief in betekenis afnemen). In onze meer individualistische samenleving wil men eerst vooral even genieten en is op zoek naar zekerheid. Er moeten zoveel ingewikkelde beslissingen worden genomen (opleiding, werk, partner en huis) en er zijn eerst zoveel andere leuke uitdagingen (uitgaan en vakanties) dat de keuze voor ‘vrijheidsberovende’ kinderen wordt uitgesteld. Dat kan altijd nog zodra er meer bestaanszekerheid is, is de gedachte die leeft. En kinderen zullen er blijven komen want men hecht nog steeds veel waarde aan een leven met kinderen, vrouwen overigens meer dan mannen

(Esveldt & Fokkema, 2006).

In document Uitstel van ouderschap (pagina 35-38)