• No results found

Recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven

HOOFDSTUK IV ARTIKEL 8 EVRM

Artikel 8. Recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven

1.Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

2.Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en

144

strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Uit de tekst van art. 8 lid 1 EVRM kunnen vier verschillende rechten worden afgeleid, namelijk eerbiediging van privéleven, het gezinsleven, het huis en de

communicatie.145 Het is dus een breed geformuleerd artikel waarbij de genoemde rechten in lid 1 allemaal een raakvlak hebben met de algemene term privacy.

Interpretatie van de rechten genoemd in artikel 8 lid 1 EVRM dient te geschieden in het licht van het object en doel van art. 8 EVRM, te weten het beschermen van de individu tegen willekeurige inmenging door overheidsinstanties in zijn privacy.146 Het Hof onthoudt zich van het uitputtend definiëren van de termen in art. 8 lid 1 EVRM. Ten aanzien van bijvoorbeeld het begrip ‘privéleven’ gaf het Hof aan dat het zich niet mogelijk of noodzakelijk acht om een uitputtende definitie te geven van het begrip zelf, maar voegde er wel aan toe dat het recht om relaties met andere mensen te doen ontstaan en ontwikkelen tot op een zekere hoogte wel onder het recht op privéleven valt.147 Het Hof houdt ook ten aanzien van de overige termen een ruime interpretatie aan, zo vallen bedrijfspanden waar het desbetreffende individu werkzaam is ook onder het begrip woning.148

4.3 Zelfstandige maatregel in relatie tot art. 8 EVRM

Het wetsvoorstel langdurig toezicht moet het opleggen van allerlei beperkingen aan delinquenten mogelijk maken. Deze beperkingen zijn onderdeel van de zelfstandige maatregel, gericht op gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Zo valt een contactverbod onder de voorgestelde beperkingen. Een contactverbod omvat een verbod om contact te leggen met bepaalde personen, zoals het slachtoffer.149 Een locatieverbod kan ook opgelegd worden; hierbij gaat het dan om een verbod voor de delinquent om zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te

bevinden. Gedacht kan worden aan een verbod om zich op te houden bij plaatsen waar veel kinderen aanwezig zijn zoals schoolgebouwen. Verder blijft het niet alleen bij verboden, maar strekken de beperkingen zich ook uit tot geboden, zoals een

145

Vande Lanotte 2004, pag. 711

146

Zie Niemietz v. Germany r.o. 31; Marckx v. Belgium r.o. 31

147

Niemietz v. Germany r.o. 29

148

Idem, r.o. 31

149

locatiegebod waarbij de delinquent bijvoorbeeld ’s nachts thuis dient te blijven. Hiermee worden de mogelijkheden van de delinquent om relaties te ontwikkelen met andere mensen gefrustreerd en zijn recht op privéleven aangetast.150

Daarnaast kan de zelfstandige maatregel ook bestaan uit een verhuisplicht of verbod om zich in een bepaald gebied te vestigen. De delinquent kan bijvoorbeeld

woonachtig zijn in de buurt van zijn slachtoffer die met de aanwezigheid van de delinquent geconfronteerd kan worden. Om deze ongewenste situatie te verhelpen kan de delinquent een verhuisplicht worden opgelegd. Indien iemand gedwongen zijn woning dient te verlaten dan is er sprake van een ernstige inmenging in het recht op bescherming van de woning van de betrokkene.151 Dit wordt ook in de Memorie van het wetsvoorstel erkend.152 Uit jurisprudentie van het EHRM blijkt dat in een

dergelijk geval een onafhankelijke rechter moet toetsen of zo een verhuisplicht proportioneel is.153 Omgekeerd kan zich een situatie voordoen waarbij de delinquent wil verhuizen naar een bepaald gebied maar dit geen doorgang kan vinden omdat hem een verbod is opgelegd om zich in dat gebied te vestigen. Aan de hand van deze beperkingen kan de zelfstandige maatregel strijd opleveren met artikel 8 EVRM.

4.4 Beperking van artikel 8 EVRM

Artikel 8 EVRM is geen absoluut recht en kan worden beperkt indien de beperking voldoet aan een aantal voorwaarden.154 Deze voorwaarden zijn af te leiden uit de beperkingsclausule in lid 2 van artikel 8 EVRM. Deze beperkingsclausule komt overeen met die van andere rechten in het EVRM zoals het recht op

bewegingsvrijheid in art. 2 VP EVRM, behandeld in het vorige hoofdstuk.155 Volgens artikel 8 lid 2 EVRM moet de zelfstandige maatregel aan de volgende vereisten voldoen:

- bij wet voorzien;

- noodzakelijk in een democratische samenleving;

150

Pretty v. UK r.o. 61; Silver v. UK r.o. 97

151

Gerards 2013, pag. 751

152

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 35

153

Zehentner v. Austria r.o. 59; McCann v. UK, r.o. 50

154

Gerards 2011, pag. 107

155

- in het belang van een of meerdere doelcriteria.

Alvorens er wordt ingegaan op de hierboven genoemde beperkingsvereisten, wordt eerst vastgesteld wanneer het startpunt wordt bereikt waarbij er gesproken kan worden van een inmenging in het recht in artikel 8 EVRM.156 Dit is met name

interessant met betrekking tot de zelfstandige maatregel in het wetsvoorstel langdurig toezicht. Het staat namelijk vooraf niet vast dat de maatregel opgelegd of

tenuitvoergelegd gaat worden en de overheid een inbreuk maakt op het recht op privacy van een delinquent.157 Het EHRM heeft zich hierover gebogen in het arrest Klass and others v. Germany. Hier ging het om het aftappen van telefoongesprekken; dit resulteerde in een inbreuk op het recht op privéleven, familieleven en

communicatie van de betrokkene.158 Het Hof gaf aan dat een dergelijke

controlemaatregel kan leiden tot autocensuur bij de burger zelf, waarbij bepaald gedrag ontmoedigd wordt.159 Een inmenging in de zin van art. 8 EVRM omvat dus niet alleen de situatie waarbij de overheid concreet een inbreuk maakt op het recht op privacy van een individu, maar ook wanneer de nationale wetgeving de mogelijkheid tot een dergelijke inbreuk creëert.160 Het creëren van de zelfstandige maatregel vormt een bedreiging voor het recht onder art. 8 EVRM van de doelgroep van de

maatregel.161 De maatregel kan toegepast worden op tbs-gestelden en delinquenten die zijn veroordeeld voor zeden- of ernstige geweldsmisdrijven.162

4.4.1 Bij wet voorzien

Een inmenging in het recht op privacy moet volgens artikel 8 lid 2 EVRM bij wet zijn voorzien. Deze termen uit art. 8 lid 2 houden in dat de inmenging een basis moet hebben in nationale wet- en regelgeving; dit kan in formele of materiële zin zijn.163 Ook moet deze wettelijke basis toegankelijk en voorzienbaar zijn voor de

betrokkenen.164 Het voorzienbaarheidscriterium houdt in dat met toereikende precisie

156

Vande Lanotte 2004, pag. 712-713

157

Idem, pag. 713

158

Klass and others v. Germany r.o. 41

159

Vande Lanotte 2004, pag. 713

160

Idem.

161

Klass and others v. Germany r.o. 41

162

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, 27

163 Vande Lanotte 2005, pag. 126 164

de gevallen moeten worden uiteengezet waarop de inmenging van toepassing kan zijn om de betrokkenen in staat te stellen hun gedrag hierop af te stemmen.165

4.4.2 Noodzakelijk in een democratische samenleving

Naast een wettelijke basis moet een inmenging in het recht op privacy volgens art. 8 lid 2 EVRM ook noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Om dit vast te kunnen stellen zijn met name twee elementen van belang, namelijk of er sprake is van een dringende maatschappelijke behoefte voor de inmenging in kwestie en of de inmenging proportioneel is ten opzichte van het doel waar het op is gericht.166 Bij dat tweede element omtrent de proportionaliteit wordt door het EHRM opgemerkt dat er een rechtvaardige belangenafweging moet geschieden tussen de interesses van beide partijen in het geding, in dit geval dus tussen de rechten van de delinquent en die van de samenleving.167

4.4.3 Doelcriteria

De inmenging in kwestie moet ook aansluiten bij een of meerdere doelcriteria genoemd in artikel 8 lid 2 EVRM. Deze doelen luiden als volgt:

- de nationale veiligheid; - de openbare veiligheid;

- het economisch welzijn van het land;

- het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten; - de bescherming van de gezondheid of de goede zeden; - de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Deze lijst met doelen heeft een limitatief karakter. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat deze doelstellingen wel ruim worden geïnterpreteerd. Hierdoor kan nagenoeg elke mogelijke vrijheidsbeperkende maatregel nagestreefd door de overheid op grond van het algemeen belang onder de doelstellingen worden gebracht.168

165

Idem.

166

Sunday Times v. UK, r.o. 62

167

A, B and C v. Ireland, r.o. 229; Odievre v. France r.o. 40

168

4.5 Maatregel getoetst aan artikel 8 EVRM

Nu de inhoud en strekking van artikel 8 EVRM zijn behandeld wordt onderzocht of de zelfstandige maatregel uit het wetsvoorstel langdurig toezicht bij wet is voorzien, noodzakelijk is in een democratische samenleving en of die een of meerdere

doelcriteria dient uit artikel 8 lid 2 EVRM.

4.5.1 Is de maatregel bij wet voorzien?

De zelfstandige maatregel moet volgens het eerste vereiste uit art. 8 lid 2 EVRM bij wet zijn voorzien. Dit vereiste is al eerder behandeld in paragraaf 3.4.1 met

betrekking tot art. 2 VP EVRM. Op dit vereiste zijn de opmerkingen met betrekking tot de zelfstandige maatregel onder art. 2 VP EVRM ook van toepassing.

Verschillende instanties hebben in hun adviezen met betrekking tot het wetsvoorstel langdurig toezicht getwijfeld aan de conformiteit van de zelfstandige maatregel met het voorzienbaarheidscriterium.169 Het is namelijk vooraf niet duidelijk of de zelfstandige maatregel opgelegd aan de delinquent ten uitvoer wordt gelegd. De voorgenomen zelfstandige maatregel kan opgesplitst worden in twee fases. Allereerst komt de fase van het veroordelende vonnis. Indien de rechter een persoon veroordeelt tot terbeschikkingstelling of tot gevangenisstraf wegens een zeden- of zwaar

geweldsdelict dan kan hij bepalen in zijn veroordelend vonnis of hij de zelfstandige maatregel oplegt.170 Dit doet de rechter aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval, waaronder het gepleegde feit.171

Indien de rechter beslist om de zelfstandige maatregel op te leggen in zijn veroordelend vonnis dan betekent dit niet automatisch dat de maatregel ook ten uitvoer zal worden gelegd na het eindigen van de tbs-maatregel of detentie van de delinquent.172 Voor de tenuitvoerlegging van de maatregel is namelijk een rechterlijke last vereist.173 De tenuitvoerlegging van de maatregel betreft de tweede fase. De rechter zal uitvoering van de maatregel gelasten indien nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

169

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 19

170 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 14 171 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 52 172

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 49-50

173

Dit is het geval indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is. 174

Het is voor de veroordeelde niet duidelijk of de opgelegde zelfstandige maatregel ook daadwerkelijk in de toekomst ten uitvoer zal worden gelegd en wat de voorwaarden en duur van de maatregel zullen zijn. Dit bepaalt de rechter pas bij de

tenuitvoerlegging van de maatregel.175 Wel is het op voorhand duidelijk in welke gevallen de zelfstandige maatregel kan worden opgelegd. Het gaat dan om de gevallen waarin betrokkene een tbs-maatregel onder voorwaarden of met verpleging van overheidswege krijgt opgelegd of indien de betrokkene wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een zeden- of een zwaar geweldsdelict.176 Dit wordt ook

duidelijk uiteengezet in het nieuwe art. 38z Sr dat de zelfstandige maatregel

introduceert. De betrokkene weet dus op voorhand bij welke delicten hij mogelijk te maken kan krijgen met de zelfstandige maatregel. De mogelijke voorwaarden

verbonden aan de maatregel zijn vooraf ook helder nu deze worden opgesomd in art. 38ab lid 2 Sr. De mogelijke voorwaarden zijn reeds in paragraaf 3.4.1 aan bod gekomen. De betrokkene weet bij zijn veroordeling al of hij een zelfstandige

maatregel krijgt opgelegd of niet. Daarmee is het duidelijk voor betrokkene of hij in de toekomst rekening moet houden met een mogelijke tenuitvoerlegging van de maatregel en hoe hij oplegging van de maatregel kan voorkomen.177

4.5.2 Is de maatregel noodzakelijk in een democratische samenleving: proportionaliteit?

Het tweede vereiste uit art. 8 lid 2 EVRM betreft het vereiste van noodzakelijkheid van de maatregel in een democratische samenleving. De term ‘noodzakelijk’ spitst zich met name toe op de proportionaliteit van de zelfstandige maatregel.178 Het gaat dan om de vraag of er een redelijke verhouding bestaat tussen de zelfstandige

174

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 52

175

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 50

176

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 40

177

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 18

178

Zie bijvoorbeeld Hanzelkovi v. The Czech Republic r.o. 68; Coster v. UK r.o. 104; Olsson v. Sweden r.o. 67; S. and Marper v. UK r.o. 101; Smith and Grady v. UK r.o. 87; Norris v. Ireland r.o. 41

maatregel in kwestie en de legitieme doelstelling.179 Vaak leidt dit tot een afweging tussen de belangen van een individu of groep personen tegenover algemene

maatschappelijke belangen.180 Bij het maken van deze afweging hebben de nationale autoriteiten een zekere beoordelingsruimte (margin of appreciation).181 Of de

nationale autoriteiten binnen de aan hen toegekende beoordelingsruimte zijn gebleven hangt af van de procedurele waarborgen die zijn toegekend aan betrokkene wiens recht onder art. 8 EVRM wordt bedreigd.182 Een aantal voorwaarden dat door de rechter aan de zelfstandige maatregel gekoppeld kan worden zou volgens het EHRM een verregaande inbreuk maken op het recht op privéleven en bescherming van de woning van de delinquent. Eerder is al gewezen op voorwaarden als het contact- en locatieverbod en de verhuisplicht. Zo heeft het EHRM al in zijn jurisprudentie opgemerkt dat de verhuisplicht een extreme inbreuk is op het recht op bescherming van de woning van betrokkene onder art. 8 EVRM.183 Tegenover deze verregaande inbreuk staan de belangen van de beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten.184 Of de zelfstandige maatregel een redelijke verhouding behelst tussen deze tegenovergestelde belangen hangt af van de waarborgen die zijn getroffen in het belang van de rechtsbescherming van de delinquent.

De rechter is in het wetsvoorstel langdurig toezicht de aangewezen instantie voor de oplegging en het gelasten van de tenuitvoerlegging van de zelfstandige maatregel.185 Dit is relevant omdat de rechter als onafhankelijke instantie de proportionaliteit van de zelfstandige maatregel moet waarborgen in individuele gevallen.186 Met name bij de verhuisplicht is dat van belang gezien de verregaande gevolgen van zo een plicht voor de betrokkene.187 De rechter houdt bij de invulling van de zelfstandige maatregel steeds rekening met de inbreuk die een voorwaarde of combinatie van voorwaarden op een grondrecht van betrokkene maakt.188

179

Vande Lanotte 2005, pag. 144

180

Idem, pag. 144-145

181

Vande Lanotte 2005, pag. 145; Aksu v. Turkey r.o. 62; Keegan v. Ireland r.o. 49.

182

Buckley v. UK r.o. 76; Zehentner v. Austria r.o. 58

183

Zehentner v. Austria r.o. 59

184

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 55

185

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 48

186

Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, MvT, pag. 50

187

Zehentner v. Austria r.o. 59; McCann v. UK, r.o. 50

188

De centrale rol van de rechter in de procedure omtrent de oplegging en last tot tenuitvoerlegging van de zelfstandige maatregel betekent echter niet dat de

proportionaliteit van de maatregel niet in het geding kan komen. Zo is ook de duur van de maatregel relevant voor de vraag of de maatregel proportioneel is. In

bijvoorbeeld de zaak Radovanovic v. Austria oordeelde het Hof dat het opleggen van een onbeperkt verblijfsverbod in Oostenrijk aan de klager niet proportioneel was.189 Een minder verregaande maatregel zoals het opleggen van een gelimiteerd

verblijfsverbod was toereikend geweest. 190 In de zaak Uzun v. Germany ging het om een maatregel van surveillance waarbij er een GPS-tracker in de auto van de klager werd geplaatst door de politie zonder zijn toestemming of medeweten. Hierdoor waren de autoriteiten op de hoogte van de verblijfplaats van de klager en de openbare plekken die hij bezocht. Dit vormde een inbreuk op zijn recht op privéleven onder artikel 8 EVRM. Nu merkte de klager in dit verband op dat de maatregel van surveillance met GPS wettelijk een onbeperkte duur kende. Er gold slechts een tijdsduur van een maand die vervolgens telkens verlengd kon worden door een

rechter. Het Hof kwalificeerde de maatregel desondanks als proportioneel omdat in de verlengingsprocedure de rechter naar aanleiding van de omstandigheden van het geval oordeelde of verlengen van de maatregel nog wel proportioneel was.191 Dit is ook het geval bij de zelfstandige maatregel uit het wetsvoorstel langdurig toezicht. Het is de rechter die zich bij het verlengen van de maatregel buigt over de

proportionaliteitsvraag.192

4.5.3 Is de maatregel in het belang van een of meerdere doelcriteria?

Het laatste vereiste heeft betrekking op de doelcriteria genoemd in art. 8 lid 2 EVRM. De zelfstandige maatregel moet gericht zijn op een of meerdere van deze doelen. Uit de Memorie blijkt dat de zelfstandige maatregel in het belang is van meerdere legitieme doelen die worden in art. 8 lid 2 EVRM. De zelfstandige maatregel dient strafbare feiten te voorkomen. Ook wordt de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen genoemd als

189

Radovanovic v. Austria, r.o. 37

190

Idem.

191

Uzun v. Germany, r.o. 69

192

legitiem doel.193 Hiermee dient de zelfstandige maatregel meerdere belangen genoemd in art. 8 lid 2 EVRM.

4.6 Tussenconclusie

Of de zelfstandige maatregel uit het wetsvoorstel langdurig toezicht de toets van art. 8 EVRM kan doorstaan hangt met name af van de concrete omstandigheden van het geval. Het wetsvoorstel langdurig toezicht maakt duidelijk uit welke voorwaarden de zelfstandige maatregel kan bestaan; deze zullen opgesomd staan in art. 38ab lid 2 Sr. Maar met welke voorwaarde of combinatie van voorwaarden de betrokkene te maken krijgt is op voorhand niet te voorspellen omdat dit sterk afhangt van de individuele omstandigheden van de betrokkene. De rechter zal in ieder geval steeds een

proportionaliteitstoets moeten verrichten bij het opleggen van de voorwaarden. Hierbij moeten de voorwaarden in redelijke verhouding staan tot onder andere de actuele recidivedreiging die van betrokkene uitgaat en het belang van het voorkomen van misdrijven. Of de afweging die de rechter in zo een individueel geval heeft gemaakt als proportioneel gekwalificeerd kan worden hangt vooral nauw samen met de persoon van betrokkene en de omstandigheden van het geval.

Stelt u zich een situatie voor waarin de rechter de uitvoering van de zelfstandige maatregel gelast naar aanleiding van het recidiverisico of gedrag van betrokkene ten opzichte van zijn slachtoffer. Indien de betrokkene dan bijvoorbeeld een gebod krijgt opgelegd om naar een andere stad te verhuizen terwijl hij in Amsterdam-Zuid

woonachtig is en zijn slachtoffer in Amsterdam-Noord dan zal een dergelijke voorwaarde de proportionaliteitstoets van art. 8 EVRM zeer waarschijnlijk niet doorstaan. Een minder verregaande voorwaarde zoals een verbod om zich te begeven in Amsterdam-Noord (locatieverbod) was immers ook toereikend geweest. Indien de betrokkene een verbod krijgt opgelegd om contact op te zoeken met zijn slachtoffer of de naasten van het desbetreffende slachtoffer, omdat er aanwijzingen zijn dat hij het slachtoffer meerdere malen heeft lastiggevallen sinds zijn vrijlating uit detentie, dan is een dergelijke maatregel waarschijnlijk wel proportioneel. Het hangt er dus vanaf welke concrete omstandigheden ten grondslag liggen aan de voorwaarden van de zelfstandige maatregel.