• No results found

Recente beleidsontwikkelingen

In document Niet de afkomst maar de toekomst (pagina 30-34)

3 De arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren

3.4 Recente beleidsontwikkelingen

In de volgende hoofdstukken wordt meer uitgebreid stilgestaan bij het gevoerde en te voe-ren beleid. Twee algemene ontwikkelingen in het beleid verdienen vooraf vermelding.

Accent op algemeen beleid

In de eerste plaats is de afgelopen jaren vooral ingezet op generiek beleid voor alle jonge-ren c.q. voor alle werkzoekenden, ongeacht hun afkomst. De expliciete aandacht voor allochtonen in het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid is verminderd. Leerlingen c.q.

(jonge) werkzoekenden uit minderheidsgroepen worden geacht in evenredigheid van het algemene beleid te profiteren.

Wat het onderwijsbeleid betreft is in dit verband de herziening van de zogenoemde gewich-tenregeling in het basisonderwijs illustratief37.

Wat het arbeidsmarktbeleid betreft is de afschaffing van het doelgroepenbeleid relevant.

Het algemene arbeidsmarktbeleid van de overheid is gericht op het wegnemen van belem-meringen voor de arbeidsparticipatie die bij een substantieel deel van de bevolking voor-komen, om zo gelijke kansen voor iedereen te creëren en stigmatisering te voorkomen38. Voor (onder andere) werknemers en werkzoekenden van allochtone afkomst is er wel zogenoemd aanvullend arbeidsmarktbeleid; dit is agenderend, innovatief en tijdelijk van aard.

Een belangrijke motivering voor de nadruk op algemeen arbeidsmarktbeleid is het voor-komen van stigmatisering.

In het generieke beleid zijn en worden overigens veel stappen gezet die ook voor de onder-wijs- en arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren van groot belang zijn. Zo kan wor-den gewezen op onder meer de omslag naar competentiegericht leren en de grotere

36 Tussen 15 en 20 procent daarvan heeft betrekking op discriminatie op de arbeidsmarkt. Het merendeel daarvan gaat over de bejegening op de werkvloer. Daarna volgen klachten over de toegang tot de arbeid, bij de werving en selectie.

Zie: Jaarnota integratiebeleid 2006; LBR (2006) Monitor Rassendiscriminatie 2005, op.cit.

37 De extra middelen voor de aanpak van taal- en onderwijsachterstanden worden niet langer over de scholen verdeeld op basis van etnische herkomst van de leerlingen maar op basis van het opleidingsniveau van de ouders.

38 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29544, nr. 1.

D E A R B E I D S M A R K T P O S I T I E V A N A L L O C H T O N E J O N G E R E N

beroepsnabijheid van het onderwijs39. Ook kan worden gewezen op het beleidsplan met betrekking tot het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (Aanval op de uitval)40.

Decentralisatie van verantwoordelijkheden

In de tweede plaats is in de afgelopen periode sprake geweest van een decentralisatie van verantwoordelijkheden naar lokale overheden c.q. organisaties en instellingen op decen-traal niveau. De invoering van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en de Wet Werk en Bijstand (WWB) hebben ertoe geleid dat het (actief) arbeidsmarktbeleid in belangrijke mate is gedecentraliseerd. Gemeenten maar ook CWI en UWV hebben een grotere beleidsvrijheid gekregen. Voor onderwijsinstellingen geldt overigens hetzelfde:

ook het onderwijsbeleid is in sterke mate gedecentraliseerd, onder meer met de invoe-ring van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De ministers van OCW en van SZW hebben vooral een stimulerende en faciliterende rol ten opzichte van de uitvoerende organisaties. Uiteraard bepalen zij ook de wettelijke en financiële kaders.

Er gebeurt op zichzelf al veel als het gaat om de ontwikkeling van algemeen, landelijk beleid om de positie van (allochtone) jongeren te verbeteren (zie ook bijlage 1). De kern van het vraagstuk lijkt dan ook niet zozeer een gebrek aan aandacht in het beleid of een gebrek aan ideeën voor (nieuwe) oplossingen op nationaal niveau, maar veeleer de ont-wikkeling en toepassing – landelijk dekkend en op kwalitatief goede wijze – op decen-traal niveau.

Zo lijken partijen op decentraal niveau een aantal meer structurele belemmeringen te ervaren die ertoe leiden dat de regionale en lokale samenwerking op het snijvlak van arbeidsmarkt en onderwijs nog niet optimaal van de grond komt41:

• Door de aansturing vanuit meerdere departementen worden de voorzieningen op meerdere beleidsterreinen los van elkaar ontwikkeld. Doelen en visies worden gekop-peld aan afzonderlijke actoren (gemeenten, CWI, UWV, ROC’s et cetera), terwijl die actoren alleen in gezamenlijkheid tot een optimaal resultaat kunnen komen.

• Initiatieven van de overheid om de samenwerking te bevorderen, zijn onvoldoende structureel en te weinig beleidsterreinoverstijgend. Zij worden bovendien vaak onder-steund door subsidiemaatregelen die tijdelijk van aard zijn. De kennis en het netwerk die de betrokken professionals hebben opgebouwd en de lokale bekendheid van deze projecten bij werkgevers en instellingen, gaan bij beëindiging van de (tijdelijke) finan-ciering weer verloren. In feite is hier sprake van verlies van menselijk kapitaal en

39 Ministerie van OCW, Koers VO en Koers BVE.

40 Voor Aanval op de uitval zie TK, 2005-2006, 26695 nr. 26 en 32 met inbegrip van de bijlagen Aanval op de uitval, perspectief en actie en Samenvattingen Quick wins en Good practice. Voor het IBO BVE, Risicoleerlingen en hun leerloopbanen in het mbo, zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 27451, nr. 53.

41 Zie ook: RWI (2005) De regio centraal: Advies over afstemming en samenwerking op regionale arbeidsmarkten, Den Haag, Raad voor Werk en Inkomen; Algemene Rekenkamer (2006) Werklozen zonder startkwalificatie, op.cit., die zijn kritiek overigens toespitste op de inzet van kwalificerende scholing bij reïntegratie.

D E A R B E I D S M A R K T P O S I T I E V A N A L L O C H T O N E J O N G E R E N

sociale infrastructuur. Die moeten betrokkenen alsnog opnieuw opbouwen wanneer op een later moment extra inspanningen wederom nodig worden geacht42.

• Diverse stelselwijzigingen hebben remmend gewerkt op vernieuwende initiatieven:

veel tijd gaat zitten in de vertaling en invoering van nieuw beleid op lokaal niveau43. Deze ‘beleidsonrust’ is een belangrijke oorzaak van achterblijvende samenwerking en nieuwe initiatieven op lokaal niveau. Voor samenwerking zijn immers tijd, geld en vertrouwen nodig in de continuïteit van nieuwe mogelijkheden en faciliteiten.

In dit verband gaat het om de wijze van aansturing en de verdeling van bevoegdheden en middelen tussen rijksoverheid en partijen op decentraal niveau, alsook om de onderlinge samenwerking tussen organisaties, instellingen en (gemeentelijke) overheid op regionaal en lokaal niveau.

42 Ook de interdepartementale IBO-werkgroep en de Algemene Rekenkamer hebben kritiek geuit op het gebrek aan continuïteit in veel van het huidige beleid.

43 Dit geldt bijvoorbeeld voor de educatie-activiteiten en de geïntegreerde trajecten die door ROC’s worden aangeboden en die te lijden hebben onder de onzekerheid als gevolg van de Wet Inburgering.

D E A R B E I D S M A R K T P O S I T I E V A N A L L O C H T O N E J O N G E R E N

In document Niet de afkomst maar de toekomst (pagina 30-34)