• No results found

Intensivering leerlingbegeleiding

In document Niet de afkomst maar de toekomst (pagina 45-48)

4 Toerusten voor de arbeidsmarkt

4.3 Voorkomen voortijdig schoolverlaten .1 Inleiding

4.3.4 Intensivering leerlingbegeleiding

Intensivering leerlingbegeleiding

De omslag naar competentiegericht leren impliceert dat meer nadruk ligt op de zelfwerk-zaamheid en op het zelfsturend vermogen van leerlingen in het onderwijs. Dit geldt zowel voor havo en vwo (tweede fase) als voor het mbo. De raad ondersteunt de omslag naar com-petentiegericht leren16. Onderwijs dat voortbouwt op wat de leerling al kan en weet en meer maatwerk levert dan het traditionele klassikale onderwijs, leidt tot hogere motivatie en een grotere slaagkans. Scholen moeten in dit verband een juiste balans vinden tussen structuur en vrijheid, tussen het aanbieden van begeleiding en het zichzelf verantwoor-delijk voelen van de leerling voor het leerproces.

Voor allochtone leerlingen kunnen de grotere afstand tussen thuiscultuur en schoolcul-tuur en sociaal-culturele en sociaal-economische achtergronden een intensievere begelei-onzeker, vervolgopleiding onduidelijk en werken. Zij nemen vervolgens contact op met deze leerlingen en adviseren, ondersteunen en volgen ze bij het vinden van een passende vervolgopleiding. De risico-overstappers worden van juni tot en met september begeleid en gevolgd.

a Deze vragenlijst biedt de decaan of mentor inzicht in de stand van zaken van de beroeps-en opleidingskeuze van de individuele leerling. Daaruit kan wordberoeps-en afgeleid welke leerling extra aandacht en ondersteuning nodig heeft bij het maken van een vervolgkeuze. Het is bedoeld als ondersteuning voor de decaan/mentor.

• Bron: Derks, J. (2006) “Reik jongeren de hand!”: Handreiking Preventieproject Overgang vmbo-mbo, Zwolle, AOB Compaz, in opdracht van Taskforce Jeugdwerkloosheid, februari 2006. Zie ook:

Bakker, H. [et al.] (2006) Arrangementen Onderwijs en Gemeenten: Praktijkvoorbeelden van de aanpak van voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid, z.p., Capgemini adviesgroep Onderwijs en Jeugd, in opdracht van Taskforce Jeugdwerkloosheid, december 2006.

16 SER-advies (2002) Het nieuwe leren, publicatienr. 02/10, Den Haag.

T O E R U S T E N V O O R D E A R B E I D S M A R K T

ding nodig en gewenst maken17. Naast ondersteuning bij bijvoorbeeld zwakke vakken is in dit verband ook een meer op de persoonlijke omstandigheden gerichte begeleiding nodig. De raad bepleit in dit verband een intensivering van de leerlingbegeleiding op scholen in het voortgezet onderwijs en mbo. Het kan daarbij zowel gaan om het beter toerusten en faciliteren van leraren als om aanstelling van aparte functionarissen.

Toerusten leraren

Leraren in met name het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepson-derwijs die werkzaam zijn op scholen met veel allochtone leerlingen, moeten beter wor-den toegerust om jongeren van allochtone afkomst te onderwijzen en te begeleiwor-den. In lerarenopleidingen verdient dit (meer) de aandacht. Ook het zittende personeel moet hier door bij- en nascholing beter voor worden toegerust.

Het gaat daarbij om:

• het vergroten van de kennis over het onderwijzen van leerlingen voor wie Nederlands de tweede taal is;

• het vergroten van de kennis van docenten van de zeer diverse culturele achtergronden van verschillende allochtone groepen (interculturalisatie), de beweegredenen van ‘de jeugd van tegenwoordig’ (waaronder identiteitsontwikkeling) en hoe daarmee om te gaan;

• het aanreiken van methoden (gesprekstechnieken) gericht op morele oordeelsvor-ming om waar nodig te kunnen interveniëren.

Het aanreiken van kennis van ontwikkelingen binnen de (allochtone) jeugd en van methoden (gesprekstechnieken) aan leraren is nodig om hen in staat te stellen te inter-veniëren (empowerment). Onzekerheid leidt tot een terughoudende opstelling (conflict-vermijding/non-interventie). Dit terwijl het juist zo belangrijk is dat leerlingen worden aangesproken op een bepaalde houding en gedrag, en zich bewust worden van de rede-nen voor en de gevolgen van bepaalde keuzes (voor hun toekomstige maatschappelijke en arbeidsmarktpositie) en hoe zij daar in de samenleving goed mee om kunnen gaan.

De raad beveelt het kabinet aan een samenhangende strategie te ontwikkelen gericht op het equiperen van leraren in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs (zie ook paragraaf 6.4).

Mentoring en coaching door functionarissen in het onderwijs

De raad stelt vast dat veel onderwijsinstellingen al werken met mentoren en coaches.

Mentoring of coaching van leerlingen is in zekere zin een lichte vorm van gestructu-reerde begeleiding. De raad ziet hierin een kansrijk instrument en beveelt aan dat de mogelijkheid van extra ondersteuning door een professionele mentor of een coach in beginsel beschikbaar is voor leerlingen op alle onderwijsniveaus die daaraan behoefte hebben. Ook de ‘gewone’ (allochtone) leerling kan immers af en toe een duwtje in de rug

17 Meijers, F. en R. Flohr (2003) Leerlingbegeleiding: luxe of noodzaak?, Utrecht, FORUM.

T O E R U S T E N V O O R D E A R B E I D S M A R K T

of een goed advies gebruiken18. Dit geldt eveneens voor hoger opgeleiden. Een ‘lichte’

begeleidingsstructuur die voor iedereen toegankelijk is, zorgt er tevens voor dat het gebruik maken daarvan meer ingeburgerd raakt (normaal wordt). Dit vergroot de toegan-kelijkheid en voorkomt dat het vragen van hulp als teken van zwakte wordt gezien, en daardoor tot onderbenutting leidt van de groepen leerlingen die deze ondersteuning juist het hardste nodig hebben.

Mentoring en coaching door vrijwilligers (maatschappelijke initiatieven)

Naast mentoring of coaching door professionals in het kader van het reguliere onderwijs verdienen diverse initiatieven die mentoring en coaching aanbieden door vrijwilligers, vermelding en navolging (zie kader).

18 Zie: Meijers, F. en R. Flohr (2003) Leerlingbegeleiding: luxe of noodzaak? Utrecht, FORUM. Zie bij wijze van voorbeeld ook het FORUM-projectplan Meer kans op succes in het onderwijs met mentoring: Mentoring/coachingsproject in de bovenbouw van de basisschool doorlopend tot in de brugklas.

GOAL! Amsterdam

Goal! is een mentorproject van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. Doel is het versterken van de mogelijkheden en vaardig-heden van risicojongeren van 13 tot 23 jaar die de verbinding met onderwijs en werk dreigen te verliezen of al hebben verloren. Goal! geeft hen de kans om in zichzelf te investeren met een persoonlijke mentor. Ze moeten dus te motiveren zijn. Het gaat niet om jongeren met heel grote problemen, zoals drugsverslaving of zware criminaliteit. De mentoren zijn vrijwilligers. Het traject is langdurig (één jaar), niet intensief (één keer per week) en autonoom. Dit laatste betekent dat de jongere – samen met zijn/haar mentor – eigen doelen formuleert waaraan wordt gewerkt. Het traject is voor zowel de jongere als voor de mentor vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Bij de start van het traject wordt door beide partijen een

‘contract’ getekend. Daarmee wordt de intentie uitgesproken om het traject te laten slagen. Aan het eind van het mentoraat wordt samen bekeken of de beoogde doelen zijn gehaald. Dat kan verbetering van schoolprestaties of het vinden van een (bij)baan zijn, maar ook een betere relatie met ouders of meer zelfvertrouwen.

De mentoren zijn vrijwilligers en geen professionals. Zij volgen een training van twee dagen en zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. De mentor wordt begeleid door een mentorbegeleider. Deze belt de mentoren regelmatig op om te horen hoe het gaat en organiseert een intervisiebijeenkomst voor de men-toren. Op deze manier kunnen zij ervaringen uitwisselen, problemen bespreken en elkaar tips geven. Mentorbegeleiders zijn professionals zoals docenten en jon-gerenwerkers.

Goal! loopt op zo’n dertig Amsterdamse scholen, welzijns- en jeugdzorginstel-lingen en bij de Jongerenloketten. In anderhalf jaar tijd zijn meer dan 650

T O E R U S T E N V O O R D E A R B E I D S M A R K T

Ook verdient navolging dat hogescholen studenten de ruimte geven om leerlingen in het primair of voortgezet onderwijs te begeleiden19.

In document Niet de afkomst maar de toekomst (pagina 45-48)