• No results found

Randvoorwaarden en uitgangspunten

De randvoorwaarden van Waterschap Brabantse Delta voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Hydraulische randvoorwaarden 2009. Hierin zijn onder meer de regels ten aanzien van hemelwater, oppervlaktewater en grondwater opgenomen:

De nieuwe weg geldt als een matig vuil oppervlak. Het hemelwater hiervan mag worden geïnfiltreerd of na zuivering (bijv. berminfiltratie) worden geloosd op oppervlaktewater. Nieuwe verharding mag niet tot een versnelde afvoer leiden. De voorkeursvolgorde voor de realisatie van retentie is:

1. infiltratie;

2. retentie binnen plangebied;

3. retentie buiten plangebied;

4. berging elders in bestaand watersysteem.

Afmetingen van nieuwe waterlopen en kunstwerken dienen met het waterschap te worden besproken en in de Waterwetvergunning (keur) worden vergund.

Waterhuishoudkundige maatregelen waardoor een verdroging optreedt, mogen niet in gebieden met ecologische waarden (EHS, GHS e.d.) worden uitgevoerd tenzij er compensatie wordt uitgevoerd. Over het algemeen is het ongewenst als de grondwaterstanden worden verlaagd door waterhuishoudkundige maatregelen.

In de volgende rapportages is het watersysteem van de Rijksweg A4 beschreven en zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het toekomstige watersysteem vastgelegd:

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, 4 mei 2007, opgesteld door Royal Haskoning in opdracht van Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant;

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, Deel Steenbergen, 1 juli 2009, opgesteld door Witteveen + Bos in opdracht van MNO Vervat en Ooms Construction;

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, Deel Steenbergen, 12 november 2009, opgesteld door Combinatie A4 Steenbergen in opdracht van Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant.

Toekomstige situatie

Vanwege de aanleg van de Rijksweg A4 tussen Halsteren en Dinteloord wordt ten zuiden van

Steenbergen de bestaande infrastructuur doorsneden. In het kader van een optimalisering van het traject wordt rekening gehouden met wensen van onder andere de gemeente Bergen op Zoom voor de realisatie van een oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp. Hierdoor kan een betere doorstroming van het lokale verkeer worden bereikt. Deze weg heeft twee rijstroken en is gelegen in buitenstedelijke gebied.

Op afbeelding 4.7 is het ontwerp van de Rijksweg A4 met de parallelweg weergegeven. Ook de

bestemmingsgrens van onderhavig bestemmingsplan is daarop te zien. Deze grens is exact afgestemd op het bestemmingsplan 'Rijksweg A4'. Dit betekent dat alleen het extra ruimtebeslag om de ontwikkeling mogelijk te maken is meegenomen.

Afbeelding 4.7: Ontwerp Rijksweg A4 met naastgelegen de parallelweg Waterkwaliteit

Afstromend hemelwater vanaf wegen kan in beginsel vervuild zijn. Dit houdt in dat het water in de bodem mag worden geïnfiltreerd of na een beperkte zuivering, bijvoorbeeld door berminfiltratie, op

oppervlaktewater mag worden geloosd. De parallelweg watert rechtstreeks af naar de bermsloten, waar het hemelwater in de bodem kan infiltreren. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van het waterschap.

Wijziging bermsloten langs rijksweg A4 door aanleg parallelweg en aansluitingen

De bermsloten van de Rijksweg A4 zouden worden aangelegd conform de vergunning van waterschap Brabantse Delta (kenmerk: 10UT012689 d.d. 20 december 2010) gebaseerd op het Tracébesluit 1998. De aanpassingen aan de bermsloten zijn gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als gehanteerd voor de vergunning.

De bermsloten van de rijksweg A4 vormen met deze uitgangspunten een gescheiden watersysteem t.o.v.

de overige waterlopen. De scheiding wordt gevormd door een stuw waar een rond gat van 5 cm op een hoogte van 10 cm boven de bodem van de bermsloot is geplaatst, conform de afspraken met het waterschap.

De bermsloten welke wijzigen zijn S0206 en S0207. Beide sloten waren berekend aan de hand van de benodigde berging van de rijksweg A4. Sloot S0206 welke direct aangrenzend aan de snelweg ligt zal over het gehele tracé doorgetrokken worden en wijzigt in afmeting i.v.m. de benodigde berging. De nieuwe

bermsloot zal een bovenbreedte hebben van maximaal 7 meter. Sloot S0207 welke oostelijk van de parallelweg lag vervalt hiermee.

Het hemelwater wat valt op de verharding van de oostelijke weghelft van de rijksweg A4 vanaf KW9 tot aan de grens met het TB Steenbergen wordt hiermee voldoende gecompenseerd in de bermsloot S0206.

Wijziging watersysteem door aanleg parallelweg en aansluitingen

Door de wijzigingen vervalt een deel van het bestaande verhard oppervlak (deel weg Laageinde) en komt er nieuw verhard oppervlak bij (door aanleg nieuwe parallelweg en aansluitingen).

In het totaal vervalt er 5.018 m2 verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en aansluitingen. Door aanleg van de parallelweg en aansluitingen wordt in het totaal 8.556 m2 nieuw verhard oppervlak

aangelegd. De toename van het verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en aansluitingen bedraagt dus 3.538 m2. Langs vrijwel de gehele parallelweg zijn bermsloten voorzien. De toename van de verharding wordt gecompenseerd door de toename van de berging in de bermsloten.

De bestaande bermsloten die worden gedempt voor de aanleg van de parallelweg en de aansluitingen hebben een oppervlakte van circa 2.750 m2 met een inhoud van ongeveer 2.003 m3. De nieuwe aan te leggen bermsloten langs de parallelweg hebben een oppervlakte van circa 6.100 m2 met een inhoud van ongeveer 4.868 m3. Dit betekent een toename van het oppervlak van 3.350 m2 en een toename van de inhoud van ongeveer 2.865 m3.

De toename van het verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en de aansluitingen wordt (ruimschoots) gecompenseerd door aanleg van de nieuwe bermsloten. De parallelweg heeft dus geen verslechtering van de afvoersituatie tot gevolg.

Leggerwatergang

Onder de te wijzigingen watergangen bevindt zich ook een leggerwatergang (categorie A) (nr. OVK 05078). Deze leggerwatergang categorie A zal iets verlegd worden richting noorden, ten behoeve van kruising van de nieuwe wegen zal een duiker benodigd zijn. Op basis van de reeds opgenomen duiker in het TB onder de rijksweg A4 door zal voor deze nieuwe duiker onder de parallelweg ook de maat van rond 700 mm aangehouden worden.

Duikers

De overige kruisende watergangen (categorie B en C) worden met duikers van minimaal rond 300 mm aangesloten op de afwaterende leggerwatergang zodat in de toekomstige situatie de afvoerende functie van de watergangen gewaarborgd blijft.

Watervergunning

Voor onder andere de aanleg van de duikers onder de weg, wijziging van de leggerwatergang en de compensatie van het verhard oppervlak dient een watervergunning in het kader van de Waterwet worden aangevraagd bij Waterschap Brabantse Delta.

Bodem

In verband met de aanleg van een parallelweg langs de toekomstige uitbreiding van de A4 nabij Lepelstraat, dient het bestemmingsplan te worden aangepast. Voorafgaand dient een historisch

onderzoek te worden verricht. In dit kader is een historisch bodemonderzoek2 uitgevoerd dat zich enkel heeft gericht op de toekomstige parallelweg.

Doel

Voor bestemmingsplanwijziging dient inzicht te worden verkregen in het mogelijk voorkomen van

bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het doel van het historisch onderzoek is om de reeds bekende gegevens over de bodemkwaliteit ter plaatse van en nabij de onderzoekslocatie te

inventariseren en een uitspraak te doen over het mogelijk voorkomen van bodemverontreiniging. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009).

Onderzoek

De onderzoekslocatie omvat de toekomstige parallelweg en de aansluiting van deze weg op de afrit van de A4.

De onderzoekslocatie heeft de bestemming agrarisch gebied en is in gebruik als grasland.

De onderzoekslocatie is gelegen ten noorden en oosten van de huidige A4. De onderzoekslocatie doorsnijdt de wegen Laageinde en Lagemetenweg.

Voor het onderzoek is informatie verzameld over de volgende aspecten van de locatie:

- voormalig gebruik - huidig gebruik - toekomstig gebruik

- bodemopbouw en geohydrologie Conclusie en hypothese

De verzamelde informatie geeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein. Ook wordt niet verwacht dat de activiteiten op de omliggende percelen de bodemkwaliteit op het onderzoeksterrein negatief hebben beïnvloed.

Naar aanleiding van het vooroverleg is het ontwerp van de ligging van de weg gewijzigd. Het aanvullende gedeelte is in gebruik als grasland/landbouwgrond. Hier vinden dan ook geen verdachte bodembedreigende activiteiten plaats. Daarnaast ligt dit gedeelte ingesloten door de locaties die al onderzocht zijn conform NEN 5725. Hiermee is voorgaand onderzoek voldoende in het kader van dit bestemmingplan.

Op basis van het vooronderzoek kan worden aangenomen dat de locatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging.

Archeologie

Het noordelijke gedeelte van het bosperceel heeft nog een gedeeltelijk intacte bodem, hoewel de E-horizont van inspoeling ontbreekt. Aan de zuidflank is de bodemopbouw niet meer intact. Bij een veronderstelde gelijkmatige verstoring in het verleden (ploegen en/of aanplanten van bomen) wijst dit op een naar het noorden toe dalend oppervlak van het onderliggende dekzand. Daar waar de B-horizont dieper lag, werd hij niet geraakt door bodemingrepen.Een mogelijke archeologische waarde bevindt zich dan ook uitsluitend in het noordelijke deel van het bosperceel.

2 Historisch bodemonderzoek Parallelweg A4, memo 238868.20110415, Oranjewoud, 15 april 2011

De percelen aan de westzijde van de Steenbergseweg lijken in het verleden flink doorgraven te zijn. Te denken valt aan graafwerkzaameden in de 19de en 20ste eeuw bij de bouw en herbouw van de woningen. Aan deze zijde van de weg is geen sprake meer van archeologische waarden.

Zoals eerder gesteld, vormt een booronderzoek geen geschikte methode om vuursteenvondsten aan te tonen.

Omdat een aanvullend onderzoek met proefsleuven niet mogelijk is, dient vervolgonderzoek plaats te vinden door middel van een archeologische begeleiding tijdens het verwijderen van de boomwortels en het

daaropvolgende uitgraven van het wegcunet.

Deze begeleiding kan beperkt blijven tot het noordelijke gedeelte van het bosperceel, uit te breiden met het gedeelte dat op Steenbergs grondgebied ligt.

Noot: horizont = zone van een bodemprofiel welke zich door de kleur en andere morfologische kenmerken van andere zones onderscheidt, en ontstaan is onder invloed van bodemvormende factoren

Luchtkwaliteit

In het kader van de ruimtelijke procedure dient gekeken te worden naar de effecten van het voornemen op de luchtkwaliteit. In dat kader dient beoordeeld te worden of voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in Titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

In afbeelding 4.8 is het ontwerp met de aansluiting Klutsdorp, de (nieuwe) A4 richting Dinteloord en de oostelijke parallelweg in beeld gebracht. De rood gearceerde gebieden laten de delen zien die niet passen binnen de vigerende bestemmingen.

Afbeelding 4.8: Overzicht parallelweg Omschrijving plan

A B

Rijksweg A4 met aansluiting Klutsdorp

Oostelijke parallelweg

Nieuwe bocht ten behoeve van de

parallelweg

Het plan voorziet in een nieuwe parallelweg die aan de oostzijde van de A4 gaat lopen tussen de aansluiting Klutsdorp en Steenbergen. Vanaf de oostelijke toe- en afritten van de aansluiting Klutsdorp wordt een nieuwe bocht aangelegd waardoor men af kan buigen naar de parallelweg (zie figuur 1). Het bestemmingsplan maakt het gedeelte van de oostelijke parallelweg mogelijk dat ligt tussen de zuidelijke plangrens van het Tracébesluit A4 Dinteloord - Bergen op Zoom, gedeelte Steenbergen (18 februari 2011) en de aansluiting Klutsdorp. Het noordelijke deel van de parallelweg is reeds mogelijk gemaakt in het genoemde Tracébesluit.

De beoogde oostelijke parallelweg gaat direct langs de woningen lopen die zijn gelegen aan de adressen Laageinde 18 (A in afbeelding 4.8) en de Lagemetenweg 8 (B in figuur 1). Deze woningen zijn in dit onderzoek dan ook als maatgevend beschouwd.

Beoordeling

De beoogde parallelweg kan als voortvloeisel worden beschouwd van het Tracébesluit dat in 2011 is vastgesteld. Dit besluit maakt naast de A4 ook het noordelijke deel van de parallelweg mogelijk. Het bedoelde Tracébesluit is, ten aanzien van het onderdeel luchtkwaliteit, gebaseerd op het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierdoor wordt op programmaniveau gegarandeerd dat het plan en alle daarbij behorende netwerkeffecten (effecten als gevolg van het plan die niet in het in het Tracébesluit beschreven gebied worden ondervonden) niet leiden tot overschrijding van de

luchtkwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Aangezien het zuidelijke deel van de parallelweg kan worden beschouwd als voortvloeisel van het Tracébesluit is aannemelijk dat de in het Tracébesluit voor luchtkwaliteit opgenomen conclusies ook voor de parallelweg van toepassing zijn.

Volledigheidshalve is ook gekeken naar de concentraties in de directe omgeving van de parallelweg.

Hierbij is gebruik gemaakt van de Monitoringstool. De Monitoringstool is in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkeld om jaarlijks de luchtkwaliteit te berekenen, rekening houdend met alle reeds gerealiseerde en nog te realiseren projecten in Nederland. In figuur 4.9 is een uitsnede van de Monitoringstool te zien voor het jaar 2015.

Afbeelding 4.9: Uitsnede Monitoringstool, 2015 (geraadpleegd op 7 april 2011)

In de uitsnede zijn de in de Monitoringstool opgenomen rekenpunten weergegeven langs de A4. Per rekenpunt is per kleur de berekende jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) weergegeven. In afbeelding 4.9 zijn eveneens de voor dit onderzoek relevante woningen langs de oostelijke parallelweg weergegeven (A en B, corresponderend met afbeelding 4.8). De gepresenteerde jaargemiddelde concentraties zijn een totaal van de grootschalige achtergrondconcentratie en de bijdrage van de specifieke bronnen in de Monitoringstool (de A4).

In tabel 4.1 is de hoogste en de laagste berekende jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10

opgenomen. Deze concentraties zijn berekend op de rekenpunten aan de oostzijde van de A4 tussen de aansluiting Klutsdorp en de gemeentegrens van Bergen op Zoom. Daarbij is alleen gekeken naar de NSL-rekenpunten; rekenpunten die op locaties liggen waar op basis van het toepasbaarheidsbeginsel en het blootstellingscriterium getoetst dient te worden.

Stof Hoogste Laagste

Stikstofdioxide (NO2) 26,37 22,98

Fijn stof (PM10) 22,51 21,10

Tabel 4.1: Hoogst en laagst berekende jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (2015) Er is eveneens specifiek ter plaatse van Lagemetenweg 8 naar de berekende jaargemiddelde

concentraties gekeken. De jaargemiddelde concentratie NO2 bedraagt nabij deze woning 25,14 µg/m3 en de jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 22,95 µg/m3 (rekenjaar 2015). Ter plaatse van Laageinde 18 zullen de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 nog lager zijn dan de in tabel 4.1

gepresenteerde concentraties. De reden hiervoor is dat de afstand tot de A4 ter plaatse van deze woning groter is dan de afstand tussen de A4 en de rekenpunten die voor tabel 1 zijn gebruikt. Door de grotere afstand zal de bijdrage van het verkeer op de A4 lager zijn en dit leidt tot lagere concentraties dan vlak langs de A4.

A B

Uit de aangeleverde verkeersgegevens blijkt dat in 2023 op de parallelweg sprake is van een verkeersintensiteit van circa 6.300 mvt/ etmaal waarbij gerekend wordt op circa 2% middelzwaar

vrachtverkeer en 1,5% zwaar vrachtverkeer. Om ook een uitspraak te kunnen doen over het totaal van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van de A4 en de bijdrage van het verkeer op de parallelweg is met behulp van het rekenmodel CARII (versie 10, invoergegevens maart 2011) een indicatieve berekening uitgevoerd. Hiermee is de bijdrage van het lokale verkeer op de parallelweg berekend waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: Afstand wegas: 5 meter

Bij bovenstaande uitgangspunten moet worden opgemerkt dat de berekening is uitgevoerd voor het jaar 2015. Gezien de autonome groei van het autoverkeer die normaliter optreedt zal in 2015 in werkelijkheid sprake zijn van een lagere verkeersintensiteit dan de 6.300 mvt/etmaal die nu is gehanteerd. Door met deze relatief hoge intensiteit te rekenen met de emissiefactoren in 2015 is sprake van een worst case-aanneme.

Uit de berekeningen (uitgevoerd voor het jaar 2015) blijkt dat de bijdrage van deze weg aan de

jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 2,0 µg/m3 is 3. De maximale bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie PM10 is

0,3 µg/m3. In tabel 2 zijn de in de Monitoringstool opgenomen jaargemiddelde concentraties en de maximale bijdrage van het verkeer op de oostelijke parallelweg gesommeerd. Voor de resultaten uit de Monitoringstool zijn de hoogst berekende jaargemiddelde concentraties genomen (zie tabel 4.2).

Stikstofdioxide (NO2) Fijn stof (PM10)

Hoogste concentratie Monitoringstool 26,37 22,51

Maximale bijdrage parallelweg 2,00 0,30

28,37 25,51

Tabel 4.2: Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (2015) als som van de Monitoringstool en de bijdrage parallelweg

Als deze concentraties naast de maatgevende grenswaarden voor NO2 en PM10 (respectievelijk 40 µg/m3 en 32,5 µg/m3 4) worden gelegd, kan worden geconcludeerd dat aannemelijk is dat na realisatie van de parallelweg nergens sprake zal zijn van overschrijding van de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Zelfs als de verkeersintensiteit op de oostelijke parallelweg twee keer zo groot wordt, is aannemelijk dat aan de grenswaarden wordt voldaan.

Conclusie

3 Voor een correcte berekening van de verkeersbijdrage van het verkeer op de parallelweg is door de door CARII gepresenteerde jaargemiddelde concentratie, conform de handleiding bij CARII, verminderd met de som van de door CARII gepresenteerde 'achtergrondconcentratie

saneringstool', de bijdrage van het HWN en de bijdrage van Schiphol.

4 Bij een jaargemiddelde concentratie PM10 groter dan 32,5 µg/m3 is sprake van meer dan 35 keer per jaar overschrijding van de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM .

In het kader van een bestemmingsplanprocedure voor een parallelweg langs de A4 ten noorden van de aansluiting Klutsdorp is beoordeeld of voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer.

Uit deze beoordeling volgt dat aannemelijk is dat na realisatie van de parallelweg wordt voldaan aan de eisen. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.

Geluid

In het kader van onderhavig bestemmingsplan dient het plan aan de Wet geluidhinder (artikel 76) getoetst te worden. In dit kader is een akoestisch onderzoek5 uitgevoerd.

Juridisch kader Geluidzone

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wet geluidhinder en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk). Of een weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied is gelegen wordt bepaald door de ter plaatse aangegeven

verkeerstekens (conform het "Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990"). De ruimte boven en onder de weg behoort eveneens tot de zone van de weg. De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 4.3 weergegeven.

aantal rijstroken

zonebreedte [m]

stedelijk gebied buitenstedelijk gebied

5 of meer - 600

De geprognosticeerde geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn dan wel onvoldoende soelaas bieden, dient een hogere waarde te worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Correctie ex artikel 110g Wet geluidhinder

Artikel 110g Wet geluidhinder biedt de mogelijkheid het resultaat van berekening en meting van de geluidbelasting met ten hoogste 5 dB te verlagen alvorens de waarden te toetsen aan de

(voorkeurs)grenswaarden. De werkelijk toe te passen aftrek is door de minister van Infrastructuur en Milieu bepaald. Deze bepaling geldt telkens voor een bepaalde periode. De correctie biedt de mogelijkheid te anticiperen op het afnemen van de geluidproductie van de motorvoertuigen.

Cumulatie van geluid

Indien een geluidgevoelige bestemming in de zones van meerdere geluidbronnen ligt dient, volgens de artikelen 110a lid 6 en 110f Wet geluidhinder, inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de

gecumuleerde geluidbelasting is. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel doen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde is niet aan de orde.

5Geluidonderzoek aanleg Oostelijke parallelweg, Oranjewoud, projectnr. 0238868, revisie 00, 5 mei 2011

Afbakening onderzoeksgebied

In het onderzoeksgebied zijn 17 woningen gelegen (zie tabel 4.4). Op deze woningen is de geluidbelasting als gevolg van de Parallelweg bepaald.

straatnaam huisnummer

Lagemetenweg 1, 4, 6, 86

Steenbergseweg 54, 81, 83, 84, 85, 91, 93

Laageinde 14, 16, 18, 20, 24, 26

Tabel 4.4: In het onderzoeksgebied zijn de volgende geluidgevoelige bestemmingen gelegen Geluidgrenswaarden

In artikel 82 (en volgende) Wet geluidhinder zijn de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties bij zones. In tabel 4.5 zijn deze (voorkeurs)grenswaarden en de maximaal toegestane geluidbelastingen opgenomen.

Tabel 4.5: Grenswaarden voor geluidgevoelige bestemmingen bij aanleg nieuwe weg

De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn dan wel onvoldoende soelaas bieden, dient het college van Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vast te stellen.

Effect niet-gezoneerde wegen

Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet-zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, de geluidbelasting wel inzichtelijk dient te worden gemaakt. Er dient

Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet-zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, de geluidbelasting wel inzichtelijk dient te worden gemaakt. Er dient