• No results found

BESTEMMINGSPLAN VERBREDING PARALLELWEG A4 LAAGEINDE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BESTEMMINGSPLAN VERBREDING PARALLELWEG A4 LAAGEINDE"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESTEMMINGSPLAN

“VERBREDING PARALLELWEG A4 LAAGEINDE”

(2)

Inhoud blz.

1 Inleiding ... 2

1.1 Aanleiding en doel ... 2

1.2 Ligging en begrenzing plangebied ... 3

1.3 Vigerende bestemmingsplannen ... 6

1.4 Leeswijzer ... 6

2 Beleid ... 7

2.1 Europees- en rijksbeleid ... 7

2.1.1 Nota Ruimte ... 7

2.1.2 Natuurwetgeving ... 7

2.2 Provinciaal beleid ... 8

2.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant ... 8

2.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 ... 8

2.3 Gemeentelijk beleid ... 8

2.3.1 vigerende bestemmingsplannen ... 9

2.3.2 Structuurvisie Plus ... 10

3 Planbeschrijving ... 11

3.1 Huidige situatie ... 11

3.2 Toekomstige situatie ... 12

3.2.1 Ontwerp ... 13

4 Milieuplanologische aspecten ... 15

4.1 Inleiding ... 15

4.2 Natuur ... 15

4.3 Water ... 20

4.4 Bodem ... 26

4.5 Archeologie ... 27

4.6 Luchtkwaliteit ... 28

4.7 Geluid ... 32

4.8 Externe veiligheid... 32

4.9 Kabels en leidingen... 39

5 Juridische planbeschrijving ... 40 5.1 Inleiding ...

5.2 Toelichting bestemmingsregeling ...

Bijlage 1: akoestisch onderzoek Bijlage 2: historisch bodemonderzoek

(3)

Inleiding

Aanleiding en doel

Op 18 februari 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een Tracébesluit genomen voor de A4 Dinteloord – Bergen op Zoom, gedeelte Steenbergen. Dit naar aanleiding van het deels vernietigde

"Tracébesluit A4 Dinteloord – Bergen op Zoom 1998". Het Tracébesluit is vervolgens van 3 maart tot en met 14 april 2011 ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is de gelegenheid geboden om beroep bij de Voorzitter afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen. Hiervan is gebruik gemaakt.

Afbeelding Tracebesluit A4 Dinteloord-Bergen op Zoom, gedeelte Steenbergen

(4)

Het betreft de afronding van de ontbrekende verkeersschakel van Rijksweg A4 tussen Bergen op Zoom en Dinteloord. Voor het gedeelte van Bergen op Zoom zijn de Tracébesluiten 1998 en 2001 onherroepelijk geworden en is het daarvoor vastgestelde bestemmingsplan “Rijksweg A4” opgesteld. Dit

bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk geworden. Daar waar het Trace Steenbergen onherroepelijk afwijkt, zal te zijner tijd een planologische aanpassing van het bestemmingsplan plaatsvinden.

Met de voorgenomen aanleg van het gedeelte Steenbergen is het duidelijk geworden, dat een optimalisering van het traject nodig is om een betere doorstroming van het lokale verkeer gewenst is.

Daarnaast is tevens van belang om de bereikbaarheid van de kernen voor het openbaar vervoer en hulpdiensten te verbeteren.

Het voorliggende bestemmingsplan regelt deze realisatie van een oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp. Het heeft als doel om de voorgenomen ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken.

Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het gebied ten oostelijk van de A4 gelegen ten behoeve van de realisatie van de oostelijke parallelweg.

In bijgevoegde overzichtskaart en betrekking hebbende op het grondgebied van Bergen op Zoom wordt het volgende weergegeven:

- huidig tracé Rijksweg A4, vertaald in het onherroepelijk bestemmingsplan “Rijksweg A4”

- stroken grond, benodigd voor de realisatie van de oostelijke parallelweg.

(5)
(6)

Afbeelding 1.1: ligging en globale begrenzing plangebied

(7)

Vigerende bestemmingsplannen

Tot het moment waarop onderhavig bestemmingsplan in werking treedt, gelden binnen het plangebied de volgende onherroepelijke bestemmingsplannen uit tabel 1.1.

Vigerende bestemmingsplannen Vaststelling Onherroepelijk

Rijksweg A4 22 oktober 2009 29-12-2009.

Buitengebied Halsteren 28 november 1996 19-12-1997

Tabel 1.1: vigerende bestemmingsplannen Leeswijzer

Voor de toelichting van het gedeelte, specifiek benodigd voor de realisatie van de oostelijke parallelweg (op de overzichtskaart geldt het volgende:

In hoofdstuk 2 is het relevante Europees, Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven.

In hoofdstuk 3 is de planbeschrijving opgenomen met een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige situatie.

In hoofdstuk 4 komen de milieuaspecten aan de orde.

In hoofdstuk 5 is een toelichting op de juridische regeling van het bestemmingsplan opgenomen.

Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

(8)

Beleid

Europees- en rijksbeleid

Nota Ruimte

Het nationaal beleid is ondergebracht in de Nota Ruimte. Met deze strategische nota op hoofdlijnen is achtereenvolgens op 17 mei 2005 en op 17 januari 2006 door de Tweede en Eerste Kamer der Staten- Generaal ingestemd.

De uitgangspunten van de Nota Ruimte zijn ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Ten aanzien van mobiliteit en infrastructuur gaat het rijk uit van een

bundelingstrategie. Het rijksbeleid is gericht op een goede inpassing van infrastructuur in stad en land en op opheffing en voorkoming van barrièrewerking. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om het generieke ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen, zowel bij planvorming als bij uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit.

Afbeelding 2.1: kaart hoofdverbindingsassen Nota Ruimte

Het plangebied ligt binnen een economisch kerngebied, het gebied Bergen op Zoom - Breda. Daarin is het gedeelte van de rijksweg A4, waarvoor recentelijk een Tracébesluit is genomen, aangegeven als

'ontbrekende schakel hoofdverbindingsas weg'. Met het Tracébesluit is invulling gegeven aan het ontbrekende gedeelte. De door middel van onderhavig bestemmingsplan te realiseren parallelweg vormt een optimalisatie van de plaatselijke ontsluiting en bereikbaarheid.

Natuurwetgeving

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats vanuit de Flora- en Faunawet (Ministerie van LNV, 2002). In deze wet is bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten

natuurgebieden en deze wet vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten, alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Als

bestemmingsplannen voorzien in ontwikkelingen die leiden tot vernieling, beschadiging of verstoring van beschermde planten of van voortplantings- of rustplaatsen van beschermde dieren, moet voor die ontwikkelingen een ontheffing of een vrijstelling zijn verleend of kunnen worden verleend op grond van deze wet. Bij de voorbereiding van bestemmingsplannen moet met dit aspect rekening worden gehouden.

Het bestemmingsplan 'Rijksweg A4 – 2011” voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied.

In dit plan worden de voorschriften van de Flora- en Faunawet in acht genomen (zie paragraaf 4.2).

(9)

Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant

Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin staan de ambities infrastructuur nader

beschreven. Hiermee wil de provincie streven naar een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen en het bevorderen van de bereikbaarheid. Niet alleen het verbeteren van de

bereikbaarheid tussen steden maar ook tussen steden en omliggende regio’s. Daarbij wordt bestaande weginfrastructuur optimaal benut en infrastructuur uitgebouwd als dat noodzakelijk is. Nieuwe

doorsnijdingen van het buitengebied door infrastructuur wil de provincie zoveel mogelijk voorkomen.

Verordening ruimte Noord-Brabant 2011

De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciale ruimtelijke belangen en doelen.

Deze zijn benoemd in de Structuurvisie Ruimte. De Verordening bestaat uit tekst en kaartmateriaal. De tekst bevat regels waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Aan de hand van de kaart kan vastgesteld worden waar, welke regels van toepassing zijn.

De Verordening Ruimte 2e fase is door Provinciale Staten op 17 december 2010 vastgesteld. Hierin is bepaald, dat in de toelichting bij een bestemmingsplan, dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied, dat aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het gaat dan met name om o.a. een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht, een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid is neergelegd in een veelheid aan (structuur)plannen, stedenbouwkundige plannen, beleidsnotities en andere beleidsstukken. In de onderstaande tekst wordt ingegaan op de voor het plangebied meest relevante beleidsdocumenten.

StructuurvisiePlus Bergen op Zoom/Roosendaal

De StructuurvisiePlus voor de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal is in januari 2001 door beide gemeenteraden vastgesteld. De visie is in samenwerking met de provincie opgesteld als bouwsteen voor het Streekplan 2002 met de daarbij behorende uitvoeringsafspraken.

Structuurvisie Bergen op Zoom 2030

De in 2000 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen

Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. In de Structuurvisie wordt gekozen voor compacte ontwikkeling, met als uitgangspunt het inzetten op herstructurering en stedelijke vernieuwing van bestaand stedelijk gebied, inclusief de kernen. De inzet op stedelijke vernieuwing, gekoppeld aan het ontwikkelen van uitleggebieden in een verspreid verstedelijkingspatroon resulteert in een veelheid van werk- en woonmilieus die voorzien in de toenemende differentiatie aan woonwensen. Thans is een nieuwe Structuurvisie opgesteld, waarin o.a. het belang van een goede bereikbaarheid is opgenomen. Deze is in de raadsvergadering van september 2011 vastgesteld.

(10)

Verkeersstructuurplan

Het verkeersstructuurplan (vastgesteld 26 mei 2005) geeft de kaders aan voor het verkeer- en mobiliteitsbeleid voor de periode 2005 - 2015. In deze periode staat Bergen op Zoom voor een grote ruimtelijke opgave: de verlenging van de A4-Zuid (omleiding Halsteren), de bouw van Augustapolder en Bergse Haven, de afbouw van de Schans, de ontwikkeling van een grootschalige recreatievoorziening aan de westkant van het centrum (Zeelandcomplex), de opwaardering en uitbreiding van het centrum en het Havenkwartier en de ontwikkeling van het stationsgebied. Deze ontwikkelingen en de autonome ontwikkelingen genereren samen veel verkeer. De verkeersdruk neemt hierdoor toe. Dit kan leiden tot problemen als opstoppingen, stankoverlast, geluidhinder, slechte oversteekbaarheid en onveiligheid.

Het verkeersstructuurplan hanteert drie strategieën om de mobiliteit te beheersen en de huidige en toekomstige knelpunten te ondervangen:

1. Het aanwijzen en inrichten van een comfortabel, veilig en direct fietsnetwerk.

2. Het indelen van het wegennetwerk in twee duidelijke categorieën: verkeersaders en verblijfsgebieden.

3. Aanpak en oplossing op maat van problemen voor vrachtverkeer en openbaar vervoer.

Een actieplan en maatregelenpakket dienen ervoor te zorgen dat het centrum van Bergen op Zoom goed bereikbaar is en blijft.

De visie achter het verkeersstructuurplan is dat de hoofdinfrastructuur moet zorgen voor een bereikbare stad en dat de leefbaarheid van verkeersveiligheid zoveel mogelijk moet verbeteren. Enkele doelstellingen die het verkeersstructuurplan hanteert zijn de volgende:

- Het bieden van een alternatief voor autobereikbaarheid in de vorm van een veilig, direct en comfortabel fietsnetwerk;

- Het concentreren van (de overlast van) het autoverkeer op een hoofdroutenetwerk, waar betrouwbaarheid in doorstroming wordt geboden;

- In de schil rond het centrum kiezen voor bereikbaarheid van het centrum voor langzaam verkeer en gemotoriseerde verkeer. Kiezen voor ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, in plaats van het faciliteren (ruimte maken) van het doorgaande verkeer;.

- Het inrichten van de woongebieden als verblijfsgebied om daarmee leefbaarheid en verkeersveiligheid te verbeteren.

vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan "Rijksweg A4"

Bij besluit van 22 oktober 2009, RVB09-0079, heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Rijksweg A4”

vastgesteld. Dit plan voorziet in een planologische regeling en vertaling van het Tracébesluit Rijksweg A4 Dinteloord – Bergen op Zoom voor het gedeelte op het gebied van Bergen op Zoom d.d. 9 september 1998 en het Tracébesluit A4 – 2001 Dinteloord – Bergen op Zoom. Beide Tracébesluiten zijn

onherroepelijk geworden. Overeenkomstig het bepaalde in de Tracéwet zijn deze besluiten planologisch verankerd. Het bestemmingsplan “Rijksweg A4” is inmiddels onherroepelijk geworden.

(11)

Bestemmingsplan "Buitengebied Halsteren"

Op 28 november 1996 is door de gemeenteraad van Halsteren het bestemmingsplan “Buitengebied Halsteren” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 17 mei 1997, nr. 171101 gedeeltelijk goedgekeurd. Op 19 december 1997 is dit plan onherroepelijk geworden.

Voor het betreffende gebied waarvoor thans de bestemmingsplanherziening wordt opgesteld, is de bestemming “agrarische hoofdstructuur” van toepassing. Deze gronden zijn bestemd voor een duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsoefening, behoud en herstel van ruimtelijke structurele, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden en recreatief medegebruik.

Gezien de minimale ruimtelijke ingreep om de oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp te realiseren en het feit, dat het gebied geen natuurkundige of landschappelijke bescherming geniet, vormt deze planherziening geen belemmering om de bestemming aan te passen.

Structuurvisie Plus

Het regionale beleid is neergelegd in de “StructuurvisiePlus Bergen op Zoom/Roosendaal” zoals deze door de gemeenteraden van beiden gemeenten in januari 2001 is vastgesteld. De visie is in

samenwerking met de provincie opgesteld als bouwsteen voor het ontwerp streekplan met de daarbij behorende uitvoeringsafspraken. Het gebied voorziet in de aanleg van een autosnelweg en een regionale weg.

(12)

Uitsnede plankaart StructuurvisiePlus Bergen op Zoom/Roosendaal

Planbeschrijving Huidige situatie

Het plangebied is nu bestemd als agrarisch gebied en is in gebruik als grasland. Op onderstaande afbeelding is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.

(13)

Afbeelding 3.1: luchtfoto met huidige situatie en plangrens (rood)

Toekomstige situatie

Vanwege de aanleg van de Rijksweg A4 tussen Halsteren en Dinteloord wordt ten zuiden van Steenbergen de bestaande infrastructuur doorsneden. In het kader van een optimalisering van het traject wordt rekening gehouden met wensen van onder andere de gemeente Bergen op Zoom voor de realisatie van een oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp. Hierdoor kan een betere doorstroming van het lokale verkeer worden bereikt.

(14)

Ontwerp

Op afbeelding 3.2 is het ontwerp van de Rijksweg A4 met de parallelweg weergegeven. Ook de

bestemmingsgrens van onderhavig bestemmingsplan is daarop te zien. Deze grens is exact afgestemd op het bestemmingsplan 'Rijksweg A4'. Dit betekent dat alleen het extra ruimtebeslag om de ontwikkeling mogelijk te maken is meegenomen. Zoals uit afbeelding 3.2 valt op te maken kan een deel van de parallelweg binnen het huidige bestemmingsplan worden gerealiseerd.

Afbeelding 3.2: ontwerp Rijksweg A4 met naastgelegen de parallelweg Aansluiting op A4 - N259

Op afbeelding 3.3 is de aansluiting op de A4 en N259 weergegeven. In het oorspronkelijke ontwerp was deze aansluiting voorzien door middel van een haakse aansluiting . In het huidige ontwerp is de aansluiting door middel van een rotonde mogelijk gemaakt. De oostelijke parallelweg (Laageinde en verlengde daarvan) sluit in de nieuwe situatie aan op de doorgetrokken Eendrachtweg, en dat is op afbeelding 3.3 te zien. In het vigerende bestemmingsplan slingert de verlengde Lagemetenweg (intussen hernoemd tot Laageinde) via het Koestraatje omhoog naar een verbinding parallel aan de doorgetrokken Eendrachtsweg over de A4 naar de N259/Steenbergseweg. Vanaf het kruispunt N259/Steenbergseweg met de Eendrachtweg kan het verkeer de A4 bereiken.

(15)

Afbeelding 3.3: aansluiting parallelweg op A4 - N259

In de nieuwe situatie wordt de verbinding vanaf de rotonde richting Steenbergen een breedte van 6 meter.

Door het realiseren van een rotonde bereikt dat verkeer nog ten oosten van de A4 al direct de

doorgetrokken Eendrachtweg kan bereiken. Deze aanpassingen zorgen voor een kortere en logischere route van/naar het noorden. Wel wordt met de toegestane snelheid van maximaal 60 km/uur) wat meer verkeer aangetrokken. Dit heeft tot gevolg dat aan de oostzijde extra ruimte nodig is om door middel van een bocht de aansluiting op de rotonde te kunnen maken. Bovendien wordt een splitsing gemaakt tussen langzaam verkeer en snel verkeer. Enkel snel verkeer kan gebruik maken van de rotonde, langzaam verkeer waaronder landbouwverkeer blijft via de parallelstructuur de A4 kruisen conform de huidige situatie.

Parallelweg

De parallelweg langs de A4 wordt deels mogelijk gemaakt in het vigerende plan en ligt deels binnen onderhavig plangebied. Zoals op afbeelding 3.4 te zien is kan vrijwel de gehele parallelweg worden aangelegd conform huidige bestemming. Naast de parallelweg wordt tevens een bermsloot en vrijliggend fietspad aangelegd. Dit betreft het overgrote deel van het plangebied.

Afbeelding 3.4: uitsnede parallelweg naast traject A4 Gebruik

Rijksweg A4 parallelweg bermsloot

vrijliggend fietspad

(16)

Door de aanleg van de parallelweg kan een betere doorstroming van het lokale verkeer worden bereikt.

Dit bevordert tevens de bereikbaarheid van de kernen voor het openbaar vervoer en hulpdiensten.

Milieuplanologische aspecten

Inleiding

De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). In dit hoofdstuk zijn de onderzoeken naar de milieuaspecten opgenomen en is een beschrijving opgenomen van de archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Voor een aantal milieuaspecten is aansluiting gezocht bij de reeds uitgevoerde onderzoeken in het kader van het Tracébesluit A4.

Natuur

Aanleiding

Vanwege de aanleg van de Rijksweg A4 tussen Halsteren en Dinteloord wordt ten zuiden van

Steenbergen de bestaande infrastructuur doorsneden. In het kader van een optimalisering van het traject wordt rekening gehouden met wensen van onder andere de gemeente Bergen op Zoom voor de realisatie van een oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp. Hierdoor kan een betere doorstroming van het lokale verkeer worden bereikt. Om deze aanpassing mogelijk te maken dient de gemeente Bergen op Zoom een nieuw bestemmingsplan op te stellen. In het kader van het op te stellen bestemmingsplan zijn enkele gebiedsonderzoeken noodzakelijk, waaronder een natuurtoets.

Zoals in figuur 3 is aangegeven ligt het traject nabij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hierdoor dient de voorgenomen ontwikkeling conform de toelichting bij de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 ook getoetst te worden aan het beschermingsregime van de EHS.

De natuurwaarden worden getoetst aan het aangepast ontwerp (figuur 1).

In het kader van de aanleg van de Rijksweg A4 zijn reeds alle noodzakelijke natuuronderzoeken

uitgevoerd. Doordat de parallelweg binnen de grenzen van het onderzoeksgebied van de natuurtoets van de Rijksweg A4 valt, kan gebruik worden gemaakt van de resultaten uit deze onderzoeken (Actualisatie natuurtoets Waardenburg, 2009 en Natuurcompensatieplan A4 Steenbergen, DLG regio Zuid, 2010).

Naaste de bestaande onderzoeken wordt ook gekeken naar de mogelijke effecten van een toename van stikstof en geluid op de beschermde EHS-gebieden in de nabije omgeving van het traject.

De voorliggende paragraaf geeft inzicht in de voorkomende en de te verwachten beschermde natuurwaarden langs het traject en de gevolgen van de geplande ontwikkeling op deze soorten en de EHS.

Wettelijk kader Flora- en faunawet

Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen niet van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield (artikel 8 t/m 12). In de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur zijn de beschermde soorten opgenomen in drie tabellen. Het zwaarste regime van de wet geldt voor soorten

(17)

van Tabel 3, de strikt beschermde soorten. Hiervoor is in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen altijd een ontheffing nodig, waarbij een uitgebreide toets aan de wettelijke criteria nodig is. Voor vogelsoorten geldt altijd de uitgebreide toets. Voor vogels geldt dat er alleen een ontheffing wordt verkregen op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer en volksgezondheid of openbare veiligheid. Voor de andere beschermde soorten (tabel 1 en 2) geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling.

Voor het uitvoeren van daadwerkelijke inrichtingsmaatregelen kan in een later stadium wel een ontheffing nodig zijn, waarbij wordt getoetst aan het criterium of er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Verder geldt in het algemeen de eis, dat er zorgvuldig moet worden gehandeld. Indien er broedvogels aanwezig dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (vóór half maart en na half juli) plaats te vinden.

Nota Ruimte en Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Belangrijk instrument voor de realisatie van de biodiversiteitdoelstellingen is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheersgebieden en verbindingszones. Hierbinnen kan de uitwisseling van soorten optimaal plaatsvinden en wordt de

biodiversiteit verbeterd. De landelijke doelstellingen voor de EHS vinden hun grondslag in de Nota Ruimte (2004)1 en zijn verder uitgewerkt in het provinciale beleid. De wettelijke status van de EHS is vastgelegd in hoofdstuk 4 van de Verordening Ruimte (vastgesteld door Gedeputeerde staten en geldend vanaf 3 maart 2011).Elke provincie heeft van het Rijk een taakstelling meegekregen om voor 2018 nieuwe natuur te realiseren en de huidige natuur te behouden. Om de doelstellingen te kunnen bereiken worden natuurgebieden veiliggesteld door middel van wetgeving, verwerving, inrichting en beheer en worden sommige landbouwgronden natuurvriendelijk beheerd. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden (zoals duinen, heiden, bossen, landgoederen), nieuwe natuur op landbouwgrond en agrarische gebieden die zodanig beheerd worden dat natuur- en landschapswaarden worden behouden en versterkt. Het traject tussen Halsteren en Dinteloord grenst aan EHS-gebied

Omschrijving plan

Het plan voorziet in een nieuwe parallelweg die aan de oostzijde van de A4 gaat lopen tussen de aansluiting Klutsdorp en Steenbergen. Vanaf de oostelijke toe- en afritten van de aansluiting Klutsdorp wordt een nieuwe bocht aangelegd waardoor men af kan buigen naar de parallelweg. Het

bestemmingsplan maakt het gedeelte van de oostelijke parallelweg mogelijk dat ligt tussen de zuidelijke plangrens van het Tracébesluit A4 Dinteloord - Bergen op Zoom, gedeelte Steenbergen (18 februari 2011) en de aansluiting Klutsdorp. Het noordelijke deel van de parallelweg is reeds mogelijk gemaakt in het genoemde Tracébesluit.

1 In de (ontwerp) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn verschillende beleidsnota's, waaronder Nota Ruimte, samengebracht

(18)

Afbeelding 4.1: Locatie traject. Rood gearceerde delen zijn niet meegenomen in het Tracébesluit.

Huidige situatie: beschermde soorten

De beoogde oostelijke parallelweg en de nieuwe bocht lopen door een agrarisch open zeekleigebied.

Hierbij worden enkele watergangen en ruigtes/bosschages doorsneden. De aanwezige beschermde soorten worden hieronder weergegeven. De data zijn afkomstig uit de natuurtoets van Waardenburg (2009) voor een uitgebreide beschrijving van de aanwezige soorten wordt naar deze rapportage verwezen.

Flora

Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen.

Vleermuizen

Er is in het noorden van de Oostelijke parallelweg 1 dwergvleermuis waargenomen ter hoogte van de daar aanwezige bebouwing. Overige vleermuissoorten zijn niet aanwezig.

Vogels

Er is 1 nestlocatie van de boerenzwaluw waargenomen in de nieuwe bocht aan de noordzijde van de splitsing Laageinde.

(19)

Afbeelding 4.2: Aanwezige nestlocatie van de boerenzwaluw.

Amfibieën en vissen

Er zijn geen beschermde amfibieën en vissen aangetroffen.

Huidige situatie: beschermde gebieden

De voorgenomen ingreep loopt niet door de EHS. Wel liggen de EHS-gebieden in de nabije omgeving van het traject. De EHS-gebieden nabij het traject zijn weergegeven in afbeelding 4.3.

Afbeelding 4.3: Ligging van de EHS-gebieden nabij traject.

Effectbeoordeling beschermde soorten

(20)

Vleermuizen

Als gevolg van de ruimtelijke ingreep verdwijnen er geen actuele vaste verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Dwergvleermuizen is een gebouwbewonende soort en door de voorgenomen ingreep worden geen gebouwen gesloopt. Tevens worden er geen vliegroutes van de aanwezige vleermuizen doorsneden. De voorgenomen ingreep heeft geen negatief effect op de dwergvleermuis. De gunstige staat van instandhouding van deze soort komt hierdoor niet in het geding.

Vogels

Door de ingreep zullen mogelijk nestlocaties van enkele weidevogels verdwijnen. Er verdwijnen echter geen nestlocaties die jaarrond beschermd zijn (cat. 1 t/m 4). Doordat voor de ruimtelijk ingreep geen gebouwen worden gesloopt gaan er ook geen nesten verloren van de huismus of de boerenzwaluw.

In het algemeen kan worden gesteld dat ingrepen in het plangebied tijdens het broedseizoen (globaal 15 maart – eind juli) negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van

broedplaatsen in riet en ruigte vegetatie en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien wordt daarom ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord.

De effecten op (broed)vogels in het plangebied en de directe omgeving zullen echter zeer beperkt zijn.

Effecten zijn er alleen als de werkzaamheden plaatsvinden in het broedseizoen en er broedgevallen in het plangebied aanwezig zijn. Buiten het broedseizoen treedt wel enige verstoring op hetgeen alleen

resulteert in het opvliegen van betreffende vogels. Indien de werkzaamheden in de periode september - maart aanvangen is sprake van een permanente verstoring, voordat vogels tot broeden komen. Door deze verstoring zullen broedvogels het plangebied mijden als broedplaatsen.

Conform de zorgplicht is het van belang om voor het broedseizoen de vegetatie in het plangebied te verwijderen (kappen van de aanwezige wilg). Hierdoor zijn er geen effecten op (broed)vogels tijdens het broedseizoen.

De gunstige staat van instandhouding van de in het plangebied voorkomende of verwachte vogelsoorten zal niet worden aangetast wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen.

Effectbeoordeling beschermde gebieden

De voorgenomen ingreep doorsnijdt geen EHS-gebieden. Hierdoor is er geen sprake van een direct ruimtebeslag. De natuurwaarden in de EHS zijn beperkt en er zijn geen bijzondere soorten aangetroffen.

Wel dient gekeken te worden naar externe werking op deze gebieden. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De begrenzing en planologische bescherming is vastgelegd in de natuurbeheerplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen. De EHS wordt beschermd volgens het ‘nee, tenzij’- beginsel. Dit houdt in dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Mogelijke effecten van het huidige tracé op de EHS via externe werking worden aan de hand van drie aspecten beschreven:

• Versnippering;

• Verstoring (indirect, door geluid);

• Stikstofdepositie Versnippering

Van versnippering is geen sprake aangezien de voorgenomen ingreep buiten de EHS-gebieden plaats vindt.

Verstoring (geluid)

Als gevolg van de aanleg van de parallelweg zal er geen wezenlijke verandering van geluidsbelasting op de EHS plaatsvinden. De geluidsbelasting van de nestlocatie van de boerenzwaluw wordt naar

verwachting zodanig dat de locatie ongeschikt wordt om te broeden. Het nest van de boerenzwaluw is volgens de geldende bepalingen van de Flora- en faunawet niet jaarrond beschermd (categorie 5) en is formeel niet compensatieplichtig.

(21)

Stikstofdepositie

De parallelweg ligt op zodanige afstand tot de EHS dat het lokale verkeer op deze weg, zeker in relatie tot het verkeer op de A4, niet zal leiden tot een wezenlijke toename van stikstofdepositie in de dichtstbijzijnde EHS.

De aanleg van de parallelweg leidt daarnaast ook niet tot een zodanige toename van verkeer op de A4 dat sprake is van een wezenlijke toename van stikstofdepositie in beschermde natuurgebieden van de EHS en de Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Uit bovenstaande effectbeoordeling blijkt dat als gevolg van de parallelweg negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten en gebieden zijn uitgesloten. Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’

(art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.

Water

Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan is de procedure van de watertoets doorlopen en is onderhavige waterparagraaf opgesteld. In deze waterparagraaf worden de huidige- en toekomstige situatie

beschreven. Deze waterparagraaf is opgesteld op basis van de rapportage "A4 Steenbergen - Berekening waterhuishouding gedeelte bestemmingsplan, versie 08-04-11" waarin de waterhuishoudkundige situatie voor het plan uitgebreid beschreven. Voor de toekomstige situatie wordt beschreven welke maatregelen genomen moeten worden ten aanzien van het watersysteem om te voldoen aan het landelijke- en regionale beleid.

Huidige situatie

Het plangebied ligt aan weerszijden van het tracé van de rijksweg A4 voor het gedeelte direct ten noorden van de aansluiting van de N259 op de rijksweg A4 tot aan de gemeentegrens. Het oostelijk van de A4 gelegen gebied (rood op afbeelding 4.4) betreft het benodigde ruimtebeslag voor het aanleggen van de parallelweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 4.4.

(22)

Afbeelding 4.4: Ligging plangebied parallelweg langs toekomstige A4 Huidig watersysteem

Het plangebied valt binnen het afwateringssysteem van de Ligne. Alle leggerwatergangen (zie afbeelding 4.5) wateren af op de Ligne, die het water transporteert naar de Steenbergse Haven, via het gemaal de Ligne. De Ligne ligt in het zogenaamde Lignedal, dat een stuk lager ligt dan de rest van de omgeving. Het verval van de leggerwatergangen in west-oost richting is dan ook aanzienlijk. Het gebied ten oosten van de snelweg bevinden zich, conform de keurkaart beschermde gebieden, het plangebied zelf ligt deels in een volledig beschermd gebied wat tevens als attentiegebied geldt. Het is verboden zonder vergunning water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden zoals die zijn aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaart

beschermde gebieden (afbeelding 4.6).

Omdat de bodem ter plaatse van het plangebied voor het overgrote deel uit zandgronden bestaat, is infiltratie hier zeer goed mogelijk waardoor het water niet afgevoerd wordt maar direct infiltreert in de bodem.

Plangebied

(23)

Afbeelding 4.5: Overzicht waterlopen waterschap Brabantse Delta (bron: Keurkaart oppervlaktewateren Waterschap Brabantse Delta)

Afbeelding 4.6: Overzicht Keurbeschermingsgebieden waterschap Brabantse Delta (bron: Keurkaart Beschermde gebieden waterschap Brabantse Delta)

Beleid

Europees- en rijksbeleid water

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw’

(WB21)’, is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat water een medesturend aspect is binnen de ruimtelijke ordening en dat het watersysteem ‘op orde’ moet worden gebracht. Dit betekent dat het watersysteem robuust en veerkrachtig moet zijn en moet voldoen aan de normen voor wateroverlast, nu en in de toekomst. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (2008) is wederom afgesproken om het watertoetsproces te doorlopen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten.

Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de wettelijk verplichte werkingsfeer van het Watertoetsproces beperkt tot

Plangebied

(24)

bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.

Voor gemeenten en waterschappen geldt dat sinds 2006 het gemeentelijk waterplan (incl. de

basisinspanning riolering, mogelijke optimalisaties en de grondwaterproblematiek) opgesteld moet zijn.

Hierbij dienen de partijen rekening te houden met de ruimteclaims voortvloeiend uit de toepassing van de (werk)normen. Sinds eind 2009 moeten de waterplannen van de waterbeheerders

(waterkwaliteitsdoelen) gereed zijn. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng en kwaliteit van water in de ruimtelijke ordening.

Het ontwerp van het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet dat in 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW.

De basisprincipes van bovengenoemd beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren).

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart,

drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

De Watertoets

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, inpassingsplannen,

projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen.

De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Randvoorwaarden en uitgangspunten

De randvoorwaarden van Waterschap Brabantse Delta voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Hydraulische randvoorwaarden 2009. Hierin zijn onder meer de regels ten aanzien van hemelwater, oppervlaktewater en grondwater opgenomen:

De nieuwe weg geldt als een matig vuil oppervlak. Het hemelwater hiervan mag worden geïnfiltreerd of na zuivering (bijv. berminfiltratie) worden geloosd op oppervlaktewater. Nieuwe verharding mag niet tot een versnelde afvoer leiden. De voorkeursvolgorde voor de realisatie van retentie is:

(25)

1. infiltratie;

2. retentie binnen plangebied;

3. retentie buiten plangebied;

4. berging elders in bestaand watersysteem.

Afmetingen van nieuwe waterlopen en kunstwerken dienen met het waterschap te worden besproken en in de Waterwetvergunning (keur) worden vergund.

Waterhuishoudkundige maatregelen waardoor een verdroging optreedt, mogen niet in gebieden met ecologische waarden (EHS, GHS e.d.) worden uitgevoerd tenzij er compensatie wordt uitgevoerd. Over het algemeen is het ongewenst als de grondwaterstanden worden verlaagd door waterhuishoudkundige maatregelen.

In de volgende rapportages is het watersysteem van de Rijksweg A4 beschreven en zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het toekomstige watersysteem vastgelegd:

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, 4 mei 2007, opgesteld door Royal Haskoning in opdracht van Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant;

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, Deel Steenbergen, 1 juli 2009, opgesteld door Witteveen + Bos in opdracht van MNO Vervat en Ooms Construction;

- Waterbeheersplan Omlegging Rijksweg A4 Steenbergen, Deel Steenbergen, 12 november 2009, opgesteld door Combinatie A4 Steenbergen in opdracht van Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant.

Toekomstige situatie

Vanwege de aanleg van de Rijksweg A4 tussen Halsteren en Dinteloord wordt ten zuiden van

Steenbergen de bestaande infrastructuur doorsneden. In het kader van een optimalisering van het traject wordt rekening gehouden met wensen van onder andere de gemeente Bergen op Zoom voor de realisatie van een oostelijke parallelweg nabij de aansluiting Klutsdorp. Hierdoor kan een betere doorstroming van het lokale verkeer worden bereikt. Deze weg heeft twee rijstroken en is gelegen in buitenstedelijke gebied.

Op afbeelding 4.7 is het ontwerp van de Rijksweg A4 met de parallelweg weergegeven. Ook de

bestemmingsgrens van onderhavig bestemmingsplan is daarop te zien. Deze grens is exact afgestemd op het bestemmingsplan 'Rijksweg A4'. Dit betekent dat alleen het extra ruimtebeslag om de ontwikkeling mogelijk te maken is meegenomen.

(26)

Afbeelding 4.7: Ontwerp Rijksweg A4 met naastgelegen de parallelweg Waterkwaliteit

Afstromend hemelwater vanaf wegen kan in beginsel vervuild zijn. Dit houdt in dat het water in de bodem mag worden geïnfiltreerd of na een beperkte zuivering, bijvoorbeeld door berminfiltratie, op

oppervlaktewater mag worden geloosd. De parallelweg watert rechtstreeks af naar de bermsloten, waar het hemelwater in de bodem kan infiltreren. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van het waterschap.

Wijziging bermsloten langs rijksweg A4 door aanleg parallelweg en aansluitingen

De bermsloten van de Rijksweg A4 zouden worden aangelegd conform de vergunning van waterschap Brabantse Delta (kenmerk: 10UT012689 d.d. 20 december 2010) gebaseerd op het Tracébesluit 1998. De aanpassingen aan de bermsloten zijn gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als gehanteerd voor de vergunning.

De bermsloten van de rijksweg A4 vormen met deze uitgangspunten een gescheiden watersysteem t.o.v.

de overige waterlopen. De scheiding wordt gevormd door een stuw waar een rond gat van 5 cm op een hoogte van 10 cm boven de bodem van de bermsloot is geplaatst, conform de afspraken met het waterschap.

De bermsloten welke wijzigen zijn S0206 en S0207. Beide sloten waren berekend aan de hand van de benodigde berging van de rijksweg A4. Sloot S0206 welke direct aangrenzend aan de snelweg ligt zal over het gehele tracé doorgetrokken worden en wijzigt in afmeting i.v.m. de benodigde berging. De nieuwe

(27)

bermsloot zal een bovenbreedte hebben van maximaal 7 meter. Sloot S0207 welke oostelijk van de parallelweg lag vervalt hiermee.

Het hemelwater wat valt op de verharding van de oostelijke weghelft van de rijksweg A4 vanaf KW9 tot aan de grens met het TB Steenbergen wordt hiermee voldoende gecompenseerd in de bermsloot S0206.

Wijziging watersysteem door aanleg parallelweg en aansluitingen

Door de wijzigingen vervalt een deel van het bestaande verhard oppervlak (deel weg Laageinde) en komt er nieuw verhard oppervlak bij (door aanleg nieuwe parallelweg en aansluitingen).

In het totaal vervalt er 5.018 m2 verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en aansluitingen. Door aanleg van de parallelweg en aansluitingen wordt in het totaal 8.556 m2 nieuw verhard oppervlak

aangelegd. De toename van het verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en aansluitingen bedraagt dus 3.538 m2. Langs vrijwel de gehele parallelweg zijn bermsloten voorzien. De toename van de verharding wordt gecompenseerd door de toename van de berging in de bermsloten.

De bestaande bermsloten die worden gedempt voor de aanleg van de parallelweg en de aansluitingen hebben een oppervlakte van circa 2.750 m2 met een inhoud van ongeveer 2.003 m3. De nieuwe aan te leggen bermsloten langs de parallelweg hebben een oppervlakte van circa 6.100 m2 met een inhoud van ongeveer 4.868 m3. Dit betekent een toename van het oppervlak van 3.350 m2 en een toename van de inhoud van ongeveer 2.865 m3.

De toename van het verhard oppervlak door aanleg van de parallelweg en de aansluitingen wordt (ruimschoots) gecompenseerd door aanleg van de nieuwe bermsloten. De parallelweg heeft dus geen verslechtering van de afvoersituatie tot gevolg.

Leggerwatergang

Onder de te wijzigingen watergangen bevindt zich ook een leggerwatergang (categorie A) (nr. OVK 05078). Deze leggerwatergang categorie A zal iets verlegd worden richting noorden, ten behoeve van kruising van de nieuwe wegen zal een duiker benodigd zijn. Op basis van de reeds opgenomen duiker in het TB onder de rijksweg A4 door zal voor deze nieuwe duiker onder de parallelweg ook de maat van rond 700 mm aangehouden worden.

Duikers

De overige kruisende watergangen (categorie B en C) worden met duikers van minimaal rond 300 mm aangesloten op de afwaterende leggerwatergang zodat in de toekomstige situatie de afvoerende functie van de watergangen gewaarborgd blijft.

Watervergunning

Voor onder andere de aanleg van de duikers onder de weg, wijziging van de leggerwatergang en de compensatie van het verhard oppervlak dient een watervergunning in het kader van de Waterwet worden aangevraagd bij Waterschap Brabantse Delta.

Bodem

In verband met de aanleg van een parallelweg langs de toekomstige uitbreiding van de A4 nabij Lepelstraat, dient het bestemmingsplan te worden aangepast. Voorafgaand dient een historisch

(28)

onderzoek te worden verricht. In dit kader is een historisch bodemonderzoek2 uitgevoerd dat zich enkel heeft gericht op de toekomstige parallelweg.

Doel

Voor bestemmingsplanwijziging dient inzicht te worden verkregen in het mogelijk voorkomen van

bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het doel van het historisch onderzoek is om de reeds bekende gegevens over de bodemkwaliteit ter plaatse van en nabij de onderzoekslocatie te

inventariseren en een uitspraak te doen over het mogelijk voorkomen van bodemverontreiniging. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009).

Onderzoek

De onderzoekslocatie omvat de toekomstige parallelweg en de aansluiting van deze weg op de afrit van de A4.

De onderzoekslocatie heeft de bestemming agrarisch gebied en is in gebruik als grasland.

De onderzoekslocatie is gelegen ten noorden en oosten van de huidige A4. De onderzoekslocatie doorsnijdt de wegen Laageinde en Lagemetenweg.

Voor het onderzoek is informatie verzameld over de volgende aspecten van de locatie:

- voormalig gebruik - huidig gebruik - toekomstig gebruik

- bodemopbouw en geohydrologie Conclusie en hypothese

De verzamelde informatie geeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein. Ook wordt niet verwacht dat de activiteiten op de omliggende percelen de bodemkwaliteit op het onderzoeksterrein negatief hebben beïnvloed.

Naar aanleiding van het vooroverleg is het ontwerp van de ligging van de weg gewijzigd. Het aanvullende gedeelte is in gebruik als grasland/landbouwgrond. Hier vinden dan ook geen verdachte bodembedreigende activiteiten plaats. Daarnaast ligt dit gedeelte ingesloten door de locaties die al onderzocht zijn conform NEN 5725. Hiermee is voorgaand onderzoek voldoende in het kader van dit bestemmingplan.

Op basis van het vooronderzoek kan worden aangenomen dat de locatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging.

Archeologie

Het noordelijke gedeelte van het bosperceel heeft nog een gedeeltelijk intacte bodem, hoewel de E-horizont van inspoeling ontbreekt. Aan de zuidflank is de bodemopbouw niet meer intact. Bij een veronderstelde gelijkmatige verstoring in het verleden (ploegen en/of aanplanten van bomen) wijst dit op een naar het noorden toe dalend oppervlak van het onderliggende dekzand. Daar waar de B-horizont dieper lag, werd hij niet geraakt door bodemingrepen.Een mogelijke archeologische waarde bevindt zich dan ook uitsluitend in het noordelijke deel van het bosperceel.

2 Historisch bodemonderzoek Parallelweg A4, memo 238868.20110415, Oranjewoud, 15 april 2011

(29)

De percelen aan de westzijde van de Steenbergseweg lijken in het verleden flink doorgraven te zijn. Te denken valt aan graafwerkzaameden in de 19de en 20ste eeuw bij de bouw en herbouw van de woningen. Aan deze zijde van de weg is geen sprake meer van archeologische waarden.

Zoals eerder gesteld, vormt een booronderzoek geen geschikte methode om vuursteenvondsten aan te tonen.

Omdat een aanvullend onderzoek met proefsleuven niet mogelijk is, dient vervolgonderzoek plaats te vinden door middel van een archeologische begeleiding tijdens het verwijderen van de boomwortels en het

daaropvolgende uitgraven van het wegcunet.

Deze begeleiding kan beperkt blijven tot het noordelijke gedeelte van het bosperceel, uit te breiden met het gedeelte dat op Steenbergs grondgebied ligt.

Noot: horizont = zone van een bodemprofiel welke zich door de kleur en andere morfologische kenmerken van andere zones onderscheidt, en ontstaan is onder invloed van bodemvormende factoren

Luchtkwaliteit

In het kader van de ruimtelijke procedure dient gekeken te worden naar de effecten van het voornemen op de luchtkwaliteit. In dat kader dient beoordeeld te worden of voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in Titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

In afbeelding 4.8 is het ontwerp met de aansluiting Klutsdorp, de (nieuwe) A4 richting Dinteloord en de oostelijke parallelweg in beeld gebracht. De rood gearceerde gebieden laten de delen zien die niet passen binnen de vigerende bestemmingen.

Afbeelding 4.8: Overzicht parallelweg Omschrijving plan

A B

Rijksweg A4 met aansluiting Klutsdorp

Oostelijke parallelweg

Nieuwe bocht ten behoeve van de

parallelweg

(30)

Het plan voorziet in een nieuwe parallelweg die aan de oostzijde van de A4 gaat lopen tussen de aansluiting Klutsdorp en Steenbergen. Vanaf de oostelijke toe- en afritten van de aansluiting Klutsdorp wordt een nieuwe bocht aangelegd waardoor men af kan buigen naar de parallelweg (zie figuur 1). Het bestemmingsplan maakt het gedeelte van de oostelijke parallelweg mogelijk dat ligt tussen de zuidelijke plangrens van het Tracébesluit A4 Dinteloord - Bergen op Zoom, gedeelte Steenbergen (18 februari 2011) en de aansluiting Klutsdorp. Het noordelijke deel van de parallelweg is reeds mogelijk gemaakt in het genoemde Tracébesluit.

De beoogde oostelijke parallelweg gaat direct langs de woningen lopen die zijn gelegen aan de adressen Laageinde 18 (A in afbeelding 4.8) en de Lagemetenweg 8 (B in figuur 1). Deze woningen zijn in dit onderzoek dan ook als maatgevend beschouwd.

Beoordeling

De beoogde parallelweg kan als voortvloeisel worden beschouwd van het Tracébesluit dat in 2011 is vastgesteld. Dit besluit maakt naast de A4 ook het noordelijke deel van de parallelweg mogelijk. Het bedoelde Tracébesluit is, ten aanzien van het onderdeel luchtkwaliteit, gebaseerd op het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierdoor wordt op programmaniveau gegarandeerd dat het plan en alle daarbij behorende netwerkeffecten (effecten als gevolg van het plan die niet in het in het Tracébesluit beschreven gebied worden ondervonden) niet leiden tot overschrijding van de

luchtkwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Aangezien het zuidelijke deel van de parallelweg kan worden beschouwd als voortvloeisel van het Tracébesluit is aannemelijk dat de in het Tracébesluit voor luchtkwaliteit opgenomen conclusies ook voor de parallelweg van toepassing zijn.

Volledigheidshalve is ook gekeken naar de concentraties in de directe omgeving van de parallelweg.

Hierbij is gebruik gemaakt van de Monitoringstool. De Monitoringstool is in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkeld om jaarlijks de luchtkwaliteit te berekenen, rekening houdend met alle reeds gerealiseerde en nog te realiseren projecten in Nederland. In figuur 4.9 is een uitsnede van de Monitoringstool te zien voor het jaar 2015.

(31)

Afbeelding 4.9: Uitsnede Monitoringstool, 2015 (geraadpleegd op 7 april 2011)

In de uitsnede zijn de in de Monitoringstool opgenomen rekenpunten weergegeven langs de A4. Per rekenpunt is per kleur de berekende jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) weergegeven. In afbeelding 4.9 zijn eveneens de voor dit onderzoek relevante woningen langs de oostelijke parallelweg weergegeven (A en B, corresponderend met afbeelding 4.8). De gepresenteerde jaargemiddelde concentraties zijn een totaal van de grootschalige achtergrondconcentratie en de bijdrage van de specifieke bronnen in de Monitoringstool (de A4).

In tabel 4.1 is de hoogste en de laagste berekende jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10

opgenomen. Deze concentraties zijn berekend op de rekenpunten aan de oostzijde van de A4 tussen de aansluiting Klutsdorp en de gemeentegrens van Bergen op Zoom. Daarbij is alleen gekeken naar de NSL- rekenpunten; rekenpunten die op locaties liggen waar op basis van het toepasbaarheidsbeginsel en het blootstellingscriterium getoetst dient te worden.

Stof Hoogste Laagste

Stikstofdioxide (NO2) 26,37 22,98

Fijn stof (PM10) 22,51 21,10

Tabel 4.1: Hoogst en laagst berekende jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (2015) Er is eveneens specifiek ter plaatse van Lagemetenweg 8 naar de berekende jaargemiddelde

concentraties gekeken. De jaargemiddelde concentratie NO2 bedraagt nabij deze woning 25,14 µg/m3 en de jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 22,95 µg/m3 (rekenjaar 2015). Ter plaatse van Laageinde 18 zullen de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 nog lager zijn dan de in tabel 4.1

gepresenteerde concentraties. De reden hiervoor is dat de afstand tot de A4 ter plaatse van deze woning groter is dan de afstand tussen de A4 en de rekenpunten die voor tabel 1 zijn gebruikt. Door de grotere afstand zal de bijdrage van het verkeer op de A4 lager zijn en dit leidt tot lagere concentraties dan vlak langs de A4.

A B

(32)

Uit de aangeleverde verkeersgegevens blijkt dat in 2023 op de parallelweg sprake is van een verkeersintensiteit van circa 6.300 mvt/ etmaal waarbij gerekend wordt op circa 2% middelzwaar

vrachtverkeer en 1,5% zwaar vrachtverkeer. Om ook een uitspraak te kunnen doen over het totaal van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van de A4 en de bijdrage van het verkeer op de parallelweg is met behulp van het rekenmodel CARII (versie 10, invoergegevens maart 2011) een indicatieve berekening uitgevoerd. Hiermee is de bijdrage van het lokale verkeer op de parallelweg berekend waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

Coördinaat: 79292 / 396041 Intensiteit: 6.300 mvt/etmaal Fract. middelzw: 0,020

Fract. zwaar: 0,015 Wegtype: 2 (basistype) Snelheid: Buitenweg Bomenfactor: 1,25 Afstand wegas: 5 meter

Bij bovenstaande uitgangspunten moet worden opgemerkt dat de berekening is uitgevoerd voor het jaar 2015. Gezien de autonome groei van het autoverkeer die normaliter optreedt zal in 2015 in werkelijkheid sprake zijn van een lagere verkeersintensiteit dan de 6.300 mvt/etmaal die nu is gehanteerd. Door met deze relatief hoge intensiteit te rekenen met de emissiefactoren in 2015 is sprake van een worst case- aanneme.

Uit de berekeningen (uitgevoerd voor het jaar 2015) blijkt dat de bijdrage van deze weg aan de

jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 2,0 µg/m3 is 3. De maximale bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie PM10 is

0,3 µg/m3. In tabel 2 zijn de in de Monitoringstool opgenomen jaargemiddelde concentraties en de maximale bijdrage van het verkeer op de oostelijke parallelweg gesommeerd. Voor de resultaten uit de Monitoringstool zijn de hoogst berekende jaargemiddelde concentraties genomen (zie tabel 4.2).

Stikstofdioxide (NO2) Fijn stof (PM10)

Hoogste concentratie Monitoringstool 26,37 22,51

Maximale bijdrage parallelweg 2,00 0,30

28,37 25,51

Tabel 4.2: Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (2015) als som van de Monitoringstool en de bijdrage parallelweg

Als deze concentraties naast de maatgevende grenswaarden voor NO2 en PM10 (respectievelijk 40 µg/m3 en 32,5 µg/m3 4) worden gelegd, kan worden geconcludeerd dat aannemelijk is dat na realisatie van de parallelweg nergens sprake zal zijn van overschrijding van de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Zelfs als de verkeersintensiteit op de oostelijke parallelweg twee keer zo groot wordt, is aannemelijk dat aan de grenswaarden wordt voldaan.

Conclusie

3 Voor een correcte berekening van de verkeersbijdrage van het verkeer op de parallelweg is door de door CARII gepresenteerde jaargemiddelde concentratie, conform de handleiding bij CARII, verminderd met de som van de door CARII gepresenteerde 'achtergrondconcentratie

saneringstool', de bijdrage van het HWN en de bijdrage van Schiphol.

4 Bij een jaargemiddelde concentratie PM10 groter dan 32,5 µg/m3 is sprake van meer dan 35 keer per jaar overschrijding van de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM .

(33)

In het kader van een bestemmingsplanprocedure voor een parallelweg langs de A4 ten noorden van de aansluiting Klutsdorp is beoordeeld of voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer.

Uit deze beoordeling volgt dat aannemelijk is dat na realisatie van de parallelweg wordt voldaan aan de eisen. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.

Geluid

In het kader van onderhavig bestemmingsplan dient het plan aan de Wet geluidhinder (artikel 76) getoetst te worden. In dit kader is een akoestisch onderzoek5 uitgevoerd.

Juridisch kader Geluidzone

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wet geluidhinder en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk). Of een weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied is gelegen wordt bepaald door de ter plaatse aangegeven

verkeerstekens (conform het "Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990"). De ruimte boven en onder de weg behoort eveneens tot de zone van de weg. De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 4.3 weergegeven.

aantal rijstroken

zonebreedte [m]

stedelijk gebied buitenstedelijk gebied

5 of meer - 600

3 of meer 350 -

3 of 4 - 400

1 of 2 200 250

Tabel 4.3: Zonebreedtes wegverkeer Toetsing aan grenswaarden

De geprognosticeerde geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn dan wel onvoldoende soelaas bieden, dient een hogere waarde te worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Correctie ex artikel 110g Wet geluidhinder

Artikel 110g Wet geluidhinder biedt de mogelijkheid het resultaat van berekening en meting van de geluidbelasting met ten hoogste 5 dB te verlagen alvorens de waarden te toetsen aan de

(voorkeurs)grenswaarden. De werkelijk toe te passen aftrek is door de minister van Infrastructuur en Milieu bepaald. Deze bepaling geldt telkens voor een bepaalde periode. De correctie biedt de mogelijkheid te anticiperen op het afnemen van de geluidproductie van de motorvoertuigen.

Cumulatie van geluid

Indien een geluidgevoelige bestemming in de zones van meerdere geluidbronnen ligt dient, volgens de artikelen 110a lid 6 en 110f Wet geluidhinder, inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de

gecumuleerde geluidbelasting is. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel doen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde is niet aan de orde.

5Geluidonderzoek aanleg Oostelijke parallelweg, Oranjewoud, projectnr. 0238868, revisie 00, 5 mei 2011

(34)

Afbakening onderzoeksgebied

In het onderzoeksgebied zijn 17 woningen gelegen (zie tabel 4.4). Op deze woningen is de geluidbelasting als gevolg van de Parallelweg bepaald.

straatnaam huisnummer

Lagemetenweg 1, 4, 6, 86

Steenbergseweg 54, 81, 83, 84, 85, 91, 93

Laageinde 14, 16, 18, 20, 24, 26

Tabel 4.4: In het onderzoeksgebied zijn de volgende geluidgevoelige bestemmingen gelegen Geluidgrenswaarden

In artikel 82 (en volgende) Wet geluidhinder zijn de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties bij zones. In tabel 4.5 zijn deze (voorkeurs)grenswaarden en de maximaal toegestane geluidbelastingen opgenomen.

status van de geluidgevoelige

bestemming (voorkeurs)grenswaarde

maximale ontheffing

stedelijk buitenstedelijk woning aanwezig of in

aanbouw 48 63 58

Tabel 4.5: Grenswaarden voor geluidgevoelige bestemmingen bij aanleg nieuwe weg

De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn dan wel onvoldoende soelaas bieden, dient het college van Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vast te stellen.

Effect niet-gezoneerde wegen

Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet- zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, de geluidbelasting wel inzichtelijk dient te worden gemaakt. Er dient sprake te zijn van een 'deugdelijke motivering' bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is derhalve geluidonderzoek gewenst. In de zin van de Wet geluidhinder zijn geen streef- en/of grenswaarden gesteld aan dergelijke wegen. De aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder is eveneens niet van toepassing op wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen niet-gezoneerde (30 km/uur) wegen.

6Het is onduidelijk of Lagemetenweg 8 een geluidgevoelige bestemming is. De Lagemetenweg is aan de oostkant van de aan te leggen A4 hernoemd in Laageinde. Lagemetenweg is bij die wijziging niet benoemd, terwijl de gebouwen wel aan de oostzijde zijn gelegen. Voor de volledigheid is het adres wel als geluidsgevoelige bestemming in het onderzoek meegenomen.

(35)

Onderzoek Resultaten

Met behulp van het geluidrekenmodel is op alle ontvangerpunten de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Oostelijke parallelweg voor het jaar 2023 berekend. In tabel 4.6 zijn de

berekeningsresultaten met de hoogste waarde weergegeven voor de woningen binnen de zone van de nieuw aan te leggen Randweg die vallen onder het begrip ‘aanleg nieuwe weg’.

toetspunt omschrijving hoogte [m] geluidbelasting [dB]

004_A Lagemetenweg 8 1,5 58

004_B Lagemetenweg 8 4,5 58

001_A Laageinde 18 1,5 47

001_B Laageinde 18 4,5 48

Tabel 4.6: Rekenresultaten aanleg nieuwe weg Oostelijke parallelweg, inclusief correctie ex artikel 110g Wet geluidhinder (enkel die geluidgevoelige bestemmingen met een geluidbelasting > 48 dB)

Geluidtoets

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in de nieuwe situatie de geluidbelasting ten hoogste 58 dB inclusief correctie ex artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt, waarmee de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op één woning op de begane grond en de eerste verdieping. De maximaal te ontheffen geluidbelasting van 58 dB wordt niet overschreden. De overschrijding geldt voor de woning aan de Lagemetenweg 8 (figuur 4.1). Dit is de woning die het dichtst bij de Parallelweg ligt.

Figuur 4.10 overzicht woningen

Gelet op de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dient te worden onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of dient het college van Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vast te stellen.

Mogelijke geluidbeperkende maatregelen Bronmaatregelen

(36)

Mogelijke bronmaatregelen zijn:

- Toepassen van een geluidreducerende wegdekverharding (wegdekgegevens afkomstig van stillerverkeer.nl, een initiatief van I&M, RWS en CROW), en

- Weren van (vracht)verkeer, en - Verlagen van de rijsnelheid.

ad.1: geluidreducerende wegdekverharding

Uit de rekenresultaten blijkt een overschrijding van de grenswaarde bij 1 woning. Door toepassing van een 'dunne deklagen B' wegdek (200 meter m) op het deel van de Oostelijke parallelweg voor de woning en het referentiewegdek op de overige delen, neemt het aantal woningen waarbij de grenswaarde wordt overschreden af tot 1. De overschrijding bij de woning aan de Lagemetenweg 8 wordt niet geheel weggenomen. De kosten voor deze wegdekmaatregelen bedragen:

- Eenmalig circa € 11,29 per vierkante meter (circa € 16.000) ten opzichte van het referentiewegdek (DAB 0/16), het normbedrag is afgeleid van een publicatie van CROW/Polka, www.polka.org;

- Jaarlijks extra onderhoud ten opzichte van het referentiewegdek;

- Het 'dunne deklagen B' gedeelte vertoont een lichte curve, de levensduur zal licht afnemen als gevolg van wringing.

Toepassen van een geluidreducerende wegdekverharding voor slechts twee woningen is geen kosteneffectieve geluidbeperkende maatregel. Wel is het effect van geluidreducerende wegdekverharding onderzocht. In onderstaande tabel zijn de uitkomsten daarvan opgenomen.

toetspunt omschrijving hoogte [m] geluidbelasting [dB] geluidreductie t.o.v.

referentie [dB]

004_A Lagemetenweg 8 1,5 53 5

004_B Lagemetenweg 8 4,5 53 5

Tabel 4.7: Rekenresultaten aanleg nieuwe weg bij toepassing geluidreducerende wegdekken, inclusief correctie ex artikel 110g Wet geluidhinder (enkel die geluidgevoelige bestemmingen met een

geluidbelasting > 48 dB).

Overdrachtsmaatregelen

Overdrachtsmaatregelen ‐ in aanvulling op toepassing van geluidreducerende wegdekverhardingen ‐ zijn mogelijk in de vorm van geluidschermen en/of ‐wallen.

Het terugbrengen van de geluidbelasting op de woning aan de Lagemetenweg 8 tot de grenswaarde (48 dB) is mogelijk door het plaatsen van een geluidscherm tussen de woningen en de parallelweg.

Plaatsing van dergelijk scherm verhindert de ontsluiting van het perceel en wordt zodoende als niet wenselijk geacht.

Conclusie

In artikel 110a Wet geluidhinder en volgende is aangegeven onder welke voorwaarden hogere waarden kunnen worden vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend een hogere waarde vaststellen indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de

geluidbelasting vanwege de weg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Op basis van het onderzoek (resultaten, geluidtoets en mogelijke geluidbeperkende maatregelen) is de geluidbelasting zowel met als zonder maatregelen (geluidreducerend asfalt) inzichtelijk gemaakt.

(37)

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Bergen op Zoom kan de hogere waarden vast stellen uit kolom 4 van onderstaande tabel indien de maatregel niet worden toegepast, en de hogere waarden uit kolom 5 indien stil asfalt wordt toegepast ter hoogte van de woning aan de Lagemetenweg 8 (inclusief correctie ex artikel 110g Wgh).

adres hoogte [m]

maatgevende/veroorzakende weg

hogere waarde [dB]

zonder maatregelen

hogere waarde [dB]

met maatregelen

Lagemetenweg 8 1,5 Oostelijke parallelweg 58 53

Lagemetenweg 8 4,5 Oostelijke parallelweg 58 53

Tabel 4.8: hogere waardenlijst Cumulatie van geluid

Indien een geluidgevoelige bestemming in de zones van meerdere wegen ligt en een hogere waarde wordt vastgesteld, dient volgens de artikelen 110a lid 6 Wgh en 110f Wgh inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel doen over de hoogte van deze geluidbelasting.

In tabel 5.2 is de cumulatieve geluidbelasting op de woning aan de Lagemetenweg 8.

adres hoogte [m]

geluidbelasting [dB]

zonder maatregelen

geluidbelasting [dB]

met maatregelen Parallelweg

Lagemetenweg 8 1,5 68 66

Lagemetenweg 8 4,5 69 68

Tabel 4.9: cumulatie A4 en parallelweg op maatgevende woningen, exclusief aftrek ex art. 110g wgh Uit deze tabel blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de A4 maatgevend is bij Lagemetenweg 8. Voor de A4 kunnen in deze procedure geen maatregelen worden getroffen.

Gevelgeluidweringsonderzoek

Voor alle woningen waarvoor het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen dient met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek te worden onderzocht of deze woningen aan de wettelijke geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen. De wettelijke grondslag hiervoor is terug te vinden in artikel 111.2 van de Wet geluidhinder.

Indien blijkt dat het wettelijke maximaal toegestane binnenniveau niet kan worden gerespecteerd met de bestaande gevelgeluidwering, dan dient de wegaanlegger/-beheerder - op zijn/haar kosten - een pakket aan gevelgeluidwerende maatregelen aan te bieden.

Conclusie

Voor Lagemetenweg 8 is onduidelijk of dit een geluidgevoelige bestemming is. Er wordt geen geluidarm wegdek toegepast, aangezien op deze locatie de geluidbelasting van de A4 bepalend is en maatregelen aan de parallelweg weinig effect hebben op het gecumuleerde geluidniveau.

Als Lagemetenweg 8 een geluidgevoelige bestemming is, dan dient hiervoor een hogere waarde van 58 dB te worden vastgesteld ten gevolge van de parallelweg.

In het kader van de aanleg van de parallelweg kunnen geen maatregelen aan de A4 worden getroffen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Akoestisch onderzoek van Ooijen Grontmij Model:LAr,LT Groep:(hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL

Belanghebbenden die tijdig hun zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend en belang- hebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze tegen het

Een belangrijke bepaling van de Flora- en faunawet is de zorgplicht die stelt “dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt niet in strijd is

voor het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt dat de goothoogte niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer

raadsvergadering van 5 maart 2020 om het ‘Bestemmingsplan Tankstations Oostelijke Randweg en Wijnbergseweg 39-41 – 2019’ niet vast te stellen.. Ontwikkelingen hebben het beleid van

► Het recht om vergeten te worden is het recht waarbij verantwoordelijken verzocht kunnen worden om alle persoonsgegevens, zonder vertraging te verwijderen onder

Deze organisaties zijn zelf niet goed op de hoogte; hun kennisniveau is verrassend laag betreffende EMV -Dit staat in schril contrast met 30.000 onderzoeken naar het militaire