• No results found

Raad van Commissarissen

In document Scoren in de Transparantiebenchmark? (pagina 29-38)

Om te analyseren of een Raad van Commissarissen met vrouwen van invloed is op de score in de Transparantiebenchmark (H2a), is er een regressie uitgevoerd van Raden van Commissarissen met vrouwen op de score in de Transparantiebenchmark. Deze regressie was significant, adjusted R2 = 0,215, F(17,198) = 4,46, p = 0,00. Een Raad van Commissarissen met vrouwen is van positieve invloed op de score in de Transparantiebenchmark, B = 0,742, p = 0,000. Hypothese 2a, de aanwezigheid van vrouwen in de Raad van Commissarissen heeft een positief effect op de score in de Transparantiebenchmark, wordt dus aanvaard. Er is significant bewijs dat er een positieve relatie bestaat tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark.

Om te analyseren of meer vrouwen in de Raad van Commissarissen van modererende invloed is op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark (H2b), is er een regressie uitgevoerd van het percentage vrouwen dat aanwezig is in de Raad van Commissarissen op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark. Deze regressie was niet significant, adjusted R2 = 0,216, F(18,197) = 4,30, p = 0,00. Het percentage vrouwen in de Raad van Commissarissen heeft geen versterkend, modererend effect op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark, B = 0,235, p = 0,233. Hypothese 2b, het percentage vrouwen in de Raad van Commissarissen heeft een positief modererend effect op de relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in de Raad van Commissarissen en de score in de Transparantiebenchmark, wordt dus verworpen. Er is geen significant bewijs dat het percentage vrouwen dat aanwezig is in de Raad van Commissarissen een modererend effect heeft op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark.

Om te analyseren of een Raad van Bestuur met vrouwen van modererende invloed is op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark (H2c), is er een regressie uitgevoerd van Raden van Bestuur met vrouwen op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark. Deze regressie was niet significant, adjusted R2 = 0,211,

F(18,197) = 4,20, p = 0,00. Een Raad van Bestuur met vrouwen heeft geen modererend effect op de relatie

tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark, B = -0,031, p = 0,725. Hypothese 2c, het positieve effect van vrouwen in de Raad van Commissarissen op de score in de Transparantiebenchmark wordt sterker als er ook vrouwen aanwezig zijn in de Raad van Bestuur, wordt dus

30

verworpen. Er is geen significant bewijs dat een Raad van Bestuur met vrouwen een modererend effect heeft op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark. In het hoofdstuk hierna wordt aangegeven wat het aanvaarden of verwerpen van de hypothesen betekent.

5. Discussie

In dit laatste hoofdstuk van dit onderzoek wordt uitgelegd wat de aanvaarde of verworpen hypothesen betekenen en wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek. Daarnaast worden de beperkingen van dit onderzoek genoemd, welke kunnen leiden tot vervolgonderzoek in de toekomst.

5.1. Bevindingen

Aan de hand van de uitkomsten van de geteste hypothesen kan antwoord worden gegeven op de hoofdvraag: ‘Leidt de aanwezigheid van vrouwen in de top van de organisatie tot een hogere score in de Transparantiebenchmark?’. Door middel van zes hypothesen is bij de deelnemende organisaties aan de Transparantiebenchmark 2015 zowel gekeken of vrouwen in de Raad van Bestuur invloed hebben op de score in de Transparantiebenchmark, als naar de invloed van het aantal vrouwen in de Raad van Bestuur op de score in de Transparantiebenchmark. Deze procedure is herhaald voor de Raad van Commissarissen van de deelnemende organisaties. Tot slot is er ook gekeken naar de invloed van de combinatie van vrouwen in de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen op de score in de Transparantiebenchmark.

Twee hypothesen kunnen worden aanvaard, namelijk vrouwen in de Raad van Bestuur (H1a) en vrouwen in de Raad van Commissarissen (H2a) hebben een positief effect op de score in de Transparantiebenchmark van 2015. Met deze bevindingen kan geadviseerd worden om vrouwen aan te stellen in de Raad van Bestuur, dan wel Raad van Commissarissen. Op deze manier kan een organisatie een inhoudelijk en kwalitatief beter maatschappelijk jaarverslag publiceren, die beter scoort in de Transparantiebenchmark. Via een inhoudelijk en kwalitatief beter maatschappelijk jaarverslag wordt een stakeholder beter geïnformeerd over de strategie van een organisatie, de corporate governance, (duurzaamheids)prestaties en verwachtingen hierover in de toekomst (Frias-Aceituno et al. 2013). Wanneer een maatschappelijk jaarverslag inhoudelijk niet goed en kwalitatief slecht is, kan dit de gebruiker van het jaarverslag hinderen in het nemen van beslissingen (Frias-Aceituno et al. 2013). Door het aanstellen van vrouwen in de Raad van Bestuur, dan wel Raad van Commissarissen, kan een organisatie een inhoudelijk en kwalitatief beter maatschappelijk jaarverslag publiceren en daarmee de stakeholders uiteindelijk beter informeren.

Echter, uit dit onderzoek komt niet naar voren dat bij aanwezigheid van meer vrouwen in de Raad van Bestuur (H1b) en/ of bij aanwezigheid van meer vrouwen in de Raad van Commissarissen (H2b) het positieve effect op de score in de Transparantiebenchmark sterker wordt, in tegenstelling met wat andere onderzoeken wel aantonen. Dit is in lijn met het onderzoek van Rose (2007). Deze resultaten worden verklaard door het proces van socialisering van vrouwen in een Raad, waarbij ze de normen en het gedrag van de al zittende leden overnemen, waardoor de vrouwelijke invloed naar de achtergrond verdwijnt. Daarnaast zijn de hypothesen getest op gegevens van organisaties die in Nederland meedoen aan de Transparantiebenchmark, terwijl de onderzoeken waarop de hypothesen gebaseerd zijn, in andere landen zijn uitgevoerd.

In tegenstelling tot de verwachte positieve invloed van een Raad van Commissarissen met vrouwen op de relatie tussen een Raad van Bestuur met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark (H1c), is er een

31

significante negatieve invloed gevonden van een Raad van Commissarissen met vrouwen op de relatie tussen een Raad van Bestuur met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark. De Monitoring Commissie Corporatie Governance Code (2008) stelt dat een Raad van Commissarissen een controlerende functie heeft op de Raad van Bestuur en de verslaggeving die zij opstellen. De monitorende rol van de Raad van Commissarissen is in dit onderzoek ook aangetoond, doordat de relatie significant is. De onderzoeken van Carter et al. (2003) en Galbreath (2011) suggereren dat een Raad van Commissarissen met vrouwen beter en effectiever de managers van een organisatie, en dus de Raad van Bestuur, monitoren. Dit zou dus betekenen dat een Raad van Commissarissen met vrouwen een positieve invloed op de relatie tussen een Raad van Bestuur met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark zou moeten hebben. Opmerkelijk is daarom dat het monitoren door een Raad van Commissarissen met vrouwen de relatie tussen een Raad van Bestuur met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark verzwakt. Vervolgonderzoek moet uitwijzen wat de werkelijke verklaring voor deze bevinding kan zijn.

Een Raad van Bestuur met vrouwen heeft geen significante positieve invloed op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark (H2c). Dit kan komen doordat de Raad van Bestuur geen controlerende functie heeft op de Raad van Commissarissen (Monitoring Commissie Corporate Governance Code, 2008) en daarom geen significante invloed heeft op de relatie tussen een Raad van Commissarissen met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark.

Uiteindelijk kan gesteld worden dat vrouwen wel degelijk invloed hebben op de score in de Transparantiebenchmark als zij aanwezig zijn in de Raad van Bestuur, dan wel Raad van Commissarissen. Er kan voor de organisaties die deelnamen aan de Transparantiebenchmark van 2015 alleen niet worden gezegd of meer vrouwen ook meer invloed hebben op de score in de Transparantiebenchmark.

Vanuit de resultaten van dit onderzoek kan geadviseerd worden aan de grootste organisaties in Nederland die nog geen vrouwen hebben aangesteld in de Raad van Bestuur of Raad van Commissarissen dit wel te doen, want vrouwen hebben een positieve invloed op de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving. Via een inhoudelijk en kwalitatief beter maatschappelijk jaarverslag worden stakeholders beter geïnformeerd en worden ze niet dwarsgezeten door informatie uit slechte maatschappelijke jaarverslagen bij het nemen van beslissingen. Daarnaast kan door het aanstellen van vrouwen in de top van de organisatie in de toekomst ook het streefcijfer van 30 procent vrouwen in de top van een organisatie worden behaald. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het negatieve effect dat een Raad van Commissarissen met vrouwen kan hebben op een Raad van Bestuur met vrouwen.

5.2. Beperkingen

Allereerst is de Transparantiebenchmark een benchmark die zich richt op een hele specifieke groep organisaties, namelijk de grootste organisaties in Nederland. Hierdoor wordt de generaliseerbaarheid van de resultaten beperkt. De gevonden resultaten van dit onderzoek hoeven daardoor niet te gelden voor andere groepen organisaties die een maatschappelijke verslaggeving uitbrengen, zoals in andere landen.

Daarnaast kon niet voor alle organisaties in de Transparantiebenchmark de benodigde data worden verzameld. Doordat dit de onderzoekspopulatie verkleint, kunnen de resultaten van dit onderzoek minder representatief zijn, omdat de betrouwbaarheid van een kleinere onderzoekspopulatie lager is. Daarnaast is de laatste categorie ‘bezemwagen’ verwijderd uit de dataset, omdat deze organisaties niet zijn beoordeeld door

32

de Transparantiebenchmark. Het effect van vrouwen in deze categorie is daardoor niet gemeten. De resultaten kunnen hierdoor ook minder representatief zijn.

Ook worden de hypothesen van dit onderzoek onderzocht met gegevens van organisaties die maar over één jaar zijn verzameld en in Nederland ondernemen. Dit kan een reden zijn dat sommige hypothesen zijn verworpen, terwijl als ze onderzocht worden op een andere sample, ze dan wellicht wel aanvaard zouden kunnen worden. Het niet aanvaarden van sommige hypothesen vraagt om vervolgonderzoek, waarin wellicht de gestelde hypothesen van dit onderzoek kunnen leiden tot weer nieuwe inzichten en conclusies.

5.3. Vervolgonderzoek

De beperkingen van dit onderzoek zijn een basis voor nieuw onderzoek in de toekomst. Er kan worden onderzocht of de gestelde hypothesen van dit onderzoek voor andere groepen ook of juist wel gelden. Hierbij kan worden gedacht aan een steekproef in andere landen, waarin een andere cultuur en/ of regelgeving over maatschappelijke verslaggeving heerst. De inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving is namelijk verschillend tussen landen (Fernandez-Feijoo et al., 2014). Cultuur beïnvloedt het gedrag van werknemers en het begrip ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen, wat effect heeft op de maatschappelijke verslaggeving (Orij, 2010; Vachon, 2010). Daarnaast gelden in andere landen andere regels met betrekking tot het verplicht rapporteren van informatie (Dagiliene, 2010). De handhaving van deze regelgeving heeft ook invloed op de bereidwilligheid van organisaties om informatie te openbaren (La Porta, Lopez-de-Silanes, Schleifer & Vishny, 1998). Regelgeving en de handhaving daarvan hebben dus ook invloed op maatschappelijke verslaggeving. Om de generaliseerbaarheid van de resultaten van dit onderzoek te vergroten, kan onderzoek worden gedaan naar wat de invloed van vrouwen in de top van de organisatie is op de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving in landen waar een andere cultuur en regelgeving heerst dan in Nederland.

Daarnaast kan er worden onderzocht of vrouwen in de top van de organisatie niet alleen invloed hebben op de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving, dus de verantwoording van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar ook op het daadwerkelijke MVO-beleid van een organisatie.

In de toekomst kan ook het onderzoek worden herhaald met een sample die over meerdere jaren wordt genomen, in plaats van één jaar zoals bij dit onderzoek wordt gedaan. Wellicht zijn de gevonden resultaten namelijk alleen een jaareffect. Een onderzoek over andere en meerdere jaren kan aantonen of de gevonden resultaten robuust blijven.

De afhankelijke en controlevariabelen zouden op een andere manier gemeten kunnen worden, waardoor de gestelde hypothesen wel zouden kunnen gelden. Zo kan er bijvoorbeeld een steekproef van organisaties worden genomen die niet binnen de Transparantiebenchmark van Nederland ligt. De onderzoeken van Fernandez-Feijoo et al. (2014) en Frias-Aceituno et al. (2013) hebben namelijk de hypothesen getest op basis van een steekproef van organisaties uit 15 respectievelijk 22 landen. Daarnaast kan er een andere sectorindeling worden gebruikt of een andere proxy voor de grootte van de organisatie worden gekozen. Een andere sectorindeling kan gemaakt worden op basis van media-aandacht, zoals in het onderzoek van Brown & Deegan (1998), of op basis van de invloed die een organisatie heeft op het milieu, zoals in het onderzoek van Reverte (2009). Hoewel het natuurlijke logaritme van de omzet als proxy voor de grootte van de organisatie het sterkste verband houdt met de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving, zou de activa, het

33

aantal werknemers of de winst kunnen worden gebruikt om te testen of de resultaten blijven gelden (Gray et al., 2001).

Tot slot zal verder onderzoek moeten uitwijzen wat de verklaring is van de negatieve, modererende invloed van een Raad van Commissarissen met vrouwen op de relatie tussen een Raad van Bestuur met vrouwen en de score in de Transparantiebenchmark.

Concluderend hebben vrouwen in de top van de organisatie invloed op de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving. Vervolgonderzoek moet echter uitwijzen of de gestelde hypothesen kunnen gelden en resultaten representatief zijn voor andere populaties. Daarnaast kan vervolgonderzoek leiden tot verklaringen voor de beperkingen van dit onderzoek.

34

6. Referenties

Adams, C.A., Hill, W.Y., and Roberts, C.B. 1998. Corporate Social Reporting Practices in Western Europe: Legitimating Corporate Behavior? British Accounting Review, 30(1): 1–21.

Adams, C., Zutshi, A. 2004. Corporate Social Responsibility: Why Business Should Act Responsibly and Be Accountable. Australian Accounting Review, 14 (34): 31–39.

Bernardi, R.A., Threadgill, V.H. 2010. Women Directors and Corporate Social Responsibility. Electronic Journal

of Business Ethics and Organizational Studies 15(2): 15–21.

Betz, M., O’Connel, L., Shepard, J.M. 1989. Gender Differences in Proclivity for Unethical Behavior. Journal of

Business Ethics, 8: 321–324.

Brown, N., Deegan, C. 1998. The Public Disclosure of Environmental Performance Information, a Dual Test of Media Agenda Setting Theory and Legitimacy Theory. Accounting and Business Research, 29(1): 21–41. Carter D.A., Simkins B.J., Simpson W.G. 2003. Corporate Governance, Board Diversity and Firm Value. The

Financial Review, 38: 33–53.

Dagiliene, L. 2010. The Research of Corporate Social Responsibility Disclosures in Annual Reports. Inzinerine

Ekonomika-Engineering Economics, 21(2): 197–204.

Deelnameprotocol Transparantiebenchmark 2015:

http://www.transparantiebenchmark.nl/sites/default/files/bestanden/Deelnameprotocol%20TB%202015.pdf

Dezsö, C.L., Ross, D.G. 2012. Does Female Representation in Top Management Improve Firm Performance? A Panel Data Investigation. Strategic Management Journal, 33: 1072–1089.

Dowling, J., Pfeffer, J. 1975. Organizational Legitimacy: Social Values and Organizational Behaviour. Pacific

Sociological Review, 18(1): 122–136.

Downs, A. 1967. Inside Bureaucracy. Boston: Little Brown.

Eisenhardt, K. M. 1989. Agency Theory: An Assessment and Review. Academy of Management Review, 14: 57– 74.

Fama, E., Jensen, M. 1983. Separation of Ownership and Control. Journal of Law and Economics, 26: 301–325. Fernandez-Feijoo, B., Romero, S., Ruiz‐Blanco, S. 2014. Women on boards: do they affect sustainability reporting? Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 21(6): 351–364.

Freeman, R.E. 1984. Strategic Management: A Stakeholder Approach. Boston: Pitman.

Freeman, R.E., Reed, D.L. 1983. Stockholders and Stakeholders: A New Perspective on Corporate Governance.

35

Frias-Aceituno, J.V., Rodriguez-Ariza, L., Garcia-Sanchez, I.M. 2013. The Role of the Board in the Dissemination of Integrated Corporate Social Reporting. Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 20(4): 219–233.

Galbreath, J. 2011. Are There Gender-Related Influences on Corporate Sustainability? A Study of Women on Boards of Directors. Journal of Management and Organization, 17(1): 17–38.

Global Reporting Initiative. 2015a. G4 Sustainability Reporting Guidelines, Reporting Principles and Standard Disclosure. Global Reporting Initiative, Amsterdam.

https://www.globalreporting.org/resourcelibrary/GRIG4-Part1-Reporting-Principles-and-Standard-Disclosures.pdf

Global Reporting Initiative. 2015b. An Introduction to G4, The Next generation of Sustainability Reporting.

Global Reporting Initiative, Amsterdam.

https://www.globalreporting.org/resourcelibrary/GRI-An-introduction-to-G4.pdf

https://www.globalreporting.org/information/about-gri/Pages/default.aspx

https://www.globalreporting.org/information/about-gri/what-is-GRI/Pages/default.aspx https://www.globalreporting.org/information/sustainability-reporting/Pages/default.aspx

Gray, R., Javad, M., Power, D., Sinclair, C.D. 2001. Social and Environmental Disclosures and Corporate Characteristics: A Research Note and Extension. Journal of Business Finance & Accounting, 28 (3-4): 327–356. Gray, R., Owen, D., Adams, C. 1996. Accounting & Accountability: Changes and Challenges in Corporate Social and Environmental Reporting. Prentice Hall.

Guthrie, J., Parker, L.D. 1989. Corporate Social Reporting: A Rebuttal of Legitimacy Theory. Accounting and

Business Research. 19(76): 343–352.

Hahn, R., Kühnen, M. 2013. Determinants of Sustainability Reporting: A Review of Results, Trends, Theory, and Opportunities in an Expanding Field of Research. Journal of Cleaner Production, 59: 5–21.

Hedberg, C.J., Malmborg, von F. 2003. The Global Reporting Initiative and Corporate Sustainability Reporting in Swedish Companies. Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 10(3): 153–164. Heijden van der, T. 21-3-2015. Ineens gaat de black box open. NRC.

Hörisch, J., Freeman, R.E., Schaltegger, S. 2014. Applying Stakeholder Theory in Sustainability Management: Links, Similarities, Dissimilarities, and a Conceptual Framework. Organization & Environment. 27(4): 328–346. Huang S.K. 2013. The Impact of CEO Characteristics on Corporate Sustainable Development. Corporate Social

36

International Integrated Reporting Council. 2013. The International <IR> Framework. International Integrated

Reporting Council

.

http://integratedreporting.org/wp-content/uploads/2013/12/13-12-08-THE-INTERNATIONAL-IR-FRAMEWORK-2-1.pdf http://integratedreporting.org/ http://integratedreporting.org/resource/international-ir-framework/ http://integratedreporting.org/what-the-tool-for-better-reporting/ http://integratedreporting.org/what-the-tool-for-better-reporting/get-to-grips-with-the-six-capitals/ http://integratedreporting.org/why-the-need-for-change/

Jensen, M.C., Meckling, W.H. 1976. Theory of the Firm: Managerial Behavior, Agency Costs, and Ownership Structure. Journal of Financial Economics 3: 305–360.

Jurkus, A.F., Park, J.C., Woodard, L.S. 2011. Women in Top Management and Agency Costs. Journal of Business

Research, 64(2): 180–186.

Kamerbrief over evaluatie MVO Nederland en resultaten Transparantiebenchmark, 2015:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/12/02/kamerbrief-over-evaluatie-mvo-nederland-en-resultaten-transparantiebenchmark

Khan, W.A., Vieito, J.P. 2013. CEO Gender and Firm Performance. Journal of Economics and Business, 67: 55– 66.

La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Schleifer, A., Vishny, R.W. 1998. Law and Finance. Journal of Political

Economy, 106(6): 1113–1155.

Liao, L., Luo, L., Tang, Q. 2015. Gender Diversity, Board Independence, Environmental Committee and Greenhouse Gas Dislosure. The British Accounting Review, 47(4): 409–424.

Monitoring Commissie Corporate Governance Code. 2008. De Nederlandse Corporate Governance Code: Beginselen van Deugdelijk Organisatiesbestuur en Best Practice Bepalingen. Monitoring Commissie Corporate

Governance Code, Den Haag.

http://mvonederland.nl/stakeholders/nut-en-noodzaak http://mvonederland.nl/wat-mvo/wat-is-mvo

https://www.nba.nl/Vaktechniek/Vaktechnische-themas/Externe-Verslaggeving/Integrated-Reporting-IR/

37

Orij, R. 2010. Corporate Social Disclosures in the Context of National Cultures and Stakeholder Theory.

Accounting, Auditing & Accountability Journal, 23(7): 868–889.

Post, C., Byron, K. 2015. Women on Boards and Firm Financial Performance: A Meta-Analysis. Academy of

Management Journal, 58(5): 1546–1571.

PricewaterhouseCoopers. (2012). Betere verantwoording strandt in boardroom. Commissarissen belangrijke rol in Integrated Reporting. http://www.pwc.nl/nl/integrated-reporting/actueel/betere-verantwoording-strandt-in-boardroom.html

http://www.pwc.nl/nl/integrated-reporting/introductie.html

Reverte, C. 2009. Determinants of Corporate Social Responsibility Disclosure Ratings by Spanish Listed Firms.

Journal of Business Ethics, 88(2): 351–366.

Rose C. 2007. Does female board representation influence firm performance? The Danish evidence. Corporate

Governance: An International Review 15: 404–413.

http://www.rtlnieuws.nl/economie/home/vrouwen-aan-de-top-het-lukt-maar-niet

Setó-Pamies, J. 2015. The Relationship between Women Directors and Corporate Social Responsibility.

Corporate Social Responsibility & Environmental Management, 22(6): 334–345.

http://transparantiebenchmark.nl/blogs/de_bomen_het_bos_en_transparantie http://www.transparantiebenchmark.nl/node/590 https://www.transparantiebenchmark.nl/Over%20Transparantiebenchmark/De%20prijs%3A%20De%20Kristal http://www.transparantiebenchmark.nl/Over%20Transparantiebenchmark/Geschiedenis http://www.transparantiebenchmark.nl/Over%20Transparantiebenchmark/Onderzoeksgroep Transparantiebenchmark 2015: http://transparantiebenchmark.nl/sites/default/files/fotos/Transparantiebenchmark_2015_NL_def.pdf

In document Scoren in de Transparantiebenchmark? (pagina 29-38)

GERELATEERDE DOCUMENTEN