• No results found

Rössing aan Verwey [7.11.85] 1 WelEd Heer

Te gelijk hiermede is door mijIEx Persefone aan u afgezonden. Eerst gisteren is het drukken afgeloopen, niet-tegenstaande ik elken dag tot spoed heb aangemaand. Er schijnt aan die drukkerij veel te veel werk te zijn en de uitgave van de Avondpost2

brengt ze geheel in de war. Dinsdag komen de gebonden ex. gereed en wordt alles verzonden. Geeft u mij maar eens op hoeveel van de 15 u gebonden wenscht te hebben. Zijn 7 voldoende?

Aan dr[?] v L.3

zal ik een exemplaar doen toekomen.

Het spijt mij zelf dat het drukken zoo lang geduurt heeft, ik had dit niet kunnen vermoeden. Het stukje4

van den Heer Boelen, bijna even groot, is in 14 dagen klaar geweest. Hoogachtend

UEd Dw Dr A Rössing

Eindnoten:

1 Briefkaart; datum ontleend aan poststempel.

2 De avondpost. Dagblad voor stad en land. 's-Gravenhage 1885-1940 (opgericht door B.P. Stempels, directeur van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij).

3 J. van Looy.

4 H.T. Boelen, Gevaarlijk spel. Drama in een voorspel en vier bedrijven. 's-Gravenhage 1885.

F.W. Van Eeden aan A. Verwey 8.11.85

Paris 8 Nov 85 3 ½ uur

2e zendbrief - geschreven aan de stille gemeente te Amsterdam - van uit het café Vachette Bd St Michel

Beste Albertje - die ditmaal de eer geniet geadresseerde te zijn - ik hoop dat je de vorige aan Sam1

al gelezen hebt want ik vertel niet graag iets tweemaal. - Het gaat mij uitstekend - een groote Angora kat met dikken staart wandelt voor mij heen en weer - en een druk gewoel van rookende en borrelende etudiants & etudiantes (deze laatste rooken niet) omringt mij. Ik voel mij zeer welbehagelijk want ik heb een zeer genoegelijk dejeuner bij Huët achter den rug.

De groote criticus (wat Goes ook moge beweren en moppen tappen)2

was allerminzaamst je zult zeggen dat Goes nooit beweerd heeft dat hij niet minzaam was - maar zooals ik zeg, het dejeuner was zeer smakelijk en zijn

witte Bordeaux en Cognac waren zeer goed - dus ben ik geneigd tegen Goes en den duivel vol te houden dat Huet minzaam en een groot criticus is. De zoon3

was ziek en ik heb hem slechts even aan zijn bed gesproken - en mevrouw4

. - zij beweerde met nadruk: dat ze met zeer veel genoegen met mij kennis had gemaakt - wat kan ik anders als goeds van haar zeggen. Ik ben al Parijsch genoeg geworden in drie dagen - om een welwillende glimlach ook door een dikke laag poudre de riz te apprecieeren en een bont opgeschikt gewaad te bewonderen, ook al hangt het om een eenigzins door de jaren beschadigde taille. In een woord beste Albert ik houd het zoo even genoten dejeuner voor een gewichtig moment in onze litteratuur geschiedenis en de haas die het geluk had daar verslonden te worden zal eenmaal naast de historische faisantes van da Costa5

geen kwaad figuur maken.

Ik zal je vertellen hoe het met de N.G. ging. Mevrouw begon - over sonetten -, ik moedigde wat aan - lokte uit - en jawel! daar kwam de ontlading. Een hevige donderbui - het was merkbaar dat hij lang had gebroeid en bepaaldelijk er op was berekend om van daag los te barsten. Verwaandheid -totaal gebrek aan historische kennis - ‘niet lief’ van Doorenbos (een kostelijke term) - ‘niet lief’ van Doorenbos om ons zijn jonge vrienden zoo'n stuk te sturen. Kloos verzen ridicuul - Persefone middelmatig, repetitie van Keats Endymion - Johannes grog van Woutertje - goed Hollandsch wordt niet meer geschreven - een dwaalweg! een droevige dwaalweg! - jelui zult het berouwen - en toen bom! een slag op de tafel.

Daarop stilte - natuurlijk. Ik schilde een stukje peer, keek naar buiten en merkte op, dat het hier lief wonen was aan de esplanade des Invalides, zoo goed als buiten. Ja zeide Mevrouw wij gaan ook niets meer naar buiten 's zomers sinds wij hier wonen. En daarop vlotte het gesprek uitstekend op huiselijken gemoedelijken toon. Over Parijs, over Chap (die en parenthèse ook het noodige had gekregen over zijn duisterheid en slechte taal) over Martha en tal van andere zaken. Mevrouw en ik werden beste maatjes. Over sonnetten werd niet anders meer als schertsend gesproken - mevrouw vroeg of er een soort van spiritisme achter stak - en ik stelde voor haar op een seance te magnetiseeren natuurlijk in 't donker. Huet raakte uit de plooi - wij gingen naar zijn studeerkamer rookten een sigaar praatten over Noordsche, Duitsche Fransche litteratuur en ik ben overtuigd dat zij mij beiden voor een fatsoenlijk maar helaas verdoold schaap begonnen te houden. En bij 't weggaan moest ik beloven den volgenden Zondag weer te komen en van tijd tot tijd nog eens naar Gidéon te komen zien.

Begrijp je dat ik mij kostelijk geamuseerd heb? Zulk een gevoel als ik nu heb, krijg ik alleen wanneer ik mij bewust ben niet het gekste figuur van het gezelschap geslagen te hebben. Ik mag redeneeren hoe ik wil, zooiets merk ik alleen uit mijn stemming.

kun-nen niet tegen hem op - in kennis, geleerdheid, scherpzinnigheid - en toch - en toch zoo - enfin, Zeg het zelf maar.

Verbeeld je zulke uitvallen - alles in die donderbui: - ‘Wat praat jelui van Shelley en zijn positie! - Shelley die de vooroordeelen van een heel volk trotseerde, die gestreden en geleden heeft die een reus was in zijn tijd - en jelui die daar in Amsterdam hokken - en niets doen en niets van de wereld gezien hebt. Dat hindert mij zoo in jullie verzen - het is verzonnen - allemaal leugen - wat praat die mijnheer Kloos van de maan en van meisjes, die hij nooit gezien heeft - dat zijn immers tastbare leugens, alles leugens!’

‘U woont hier lief aan de Esplanade des Invalides. -’

O Huët! Huët! - Het was precies de toon de schampere manier waarop van Vloten6

over Vosmaer sprak. Ach de ouderdom maakt ons toch allen gelijk - Wie weet hoe wij later nog te keer gaan.

Nu ga ik de stad eens in. Van Goes heb ik niet gesproken. Hij leest het weekblad7

- en die slag op tafel kwam danig aan. Adieu, het laatste blaadje schrijf ik aanstonds vol.

Bd. des Italiens. - Je ziet ik leef een zwervend leven - het is wonderlijk 3 dagen lang door duizende krioelende menschen te hebben gedwaald zonder één bekend gezicht - of zelfs één gezicht tweemaal ontmoet te hebben. Het is genoegelijk hier niets van den Zondag te merken - alles is even levendig en druk als altijd, ook zijn vele winkels nog open. Mijn hemel ik word duizelig van al dat fransch dat om mij gesproken wodt. Erens en Sam hebben zich zeker best geamuzeerd met mijn fransch. - Het spreken gaat wel beter als 't niet te lang duurt - Die verbindingen van woorden zijn lastig. Mais-z-oui! - en dergelijke. ‘Ah’ ce n'est q'une liaison fautive' zei Barrès8

- ‘ça nous passe assez souvent, nous autres.’ - Jelgersma's stuk9

heb ik nog niet gelezen - mijn hemel! - hoe kon ik het hier meebrengen zelfs in den trein ging het niet.

Ik heb nog pret als ik aan Huet denk - Het werd ‘waarde vriend’ en ‘beste van Eeden’ op 't laatst. Als hij verstandige dingen had gezegd zou ik veel minder schik gehad hebben. Dit zal Chap wel niet goedvinden - maar enfin.

Deze brief moet je ook aan Martha laten lezen, als 't kan. Adieu Albertje dicht je nog bij de meter10

? tt Fré

Eindnoten:

1 Aletrino.

2 Toespeling op: F. van der Goes, ‘Gevierde auteurs’ (4 delen). 3 Gédéon Busken Huet.

4 Anne Dorothée van der Tholl. 5 Toespeling onduidelijk.

6 Johannes van Vloten sprak bij diverse gelegenheden laatdunkend over Vosmaer als criticus (bijvoorbeeld met betrekking tot Vosmaers dwepen met Multatuli: ‘Kenschetsend staaltjen van Nederlandsch-letterkundige kritiek’. In: De levensbode. Tijdschrift voor onbevooroordeelde waarheid en wetenschap op verstandelijk en zedelijk gebied 10 (1878), p. 196-203). 7 Zie noot 2.

8 Van Eeden had een ontmoeting met Barrès tijdens zijn verblijf in Parijs

9 Mogelijk het artikel van D.G. Jelgersma, ‘Francis Bacon’. In: De nieuwe gids 1 (1885-1886), deelII, p. 9-47. 10 Woordspeling met Verwey's ‘Demeter’.

A. Verwey aan J.P. Veth 9.11.85

74 Nassaukade Amsterdam 9 Novr '85 Carissime,

Ik zie je zoo lang niet hier, dat ik lust ga krijgen je eens per brief te benaderen! Eer gister heb ik een heele langen brief van Van Looy gekregen, uit Venezia. Die brief was een ware reistasch vol artikelen voor menschen die vrienden op reis hebben. Beschrijvingen, droomen, verzen, critiek, menschelijke en artistieke (dus onmenschelijke) emoties, verzoeken, groeten aan ‘de vrinden’ enquiries naar menschen, die in lang niets van zich lieten hooren en andere benoodigdheden - alles in erg slecht schrift. Hij schrijft me dat Allebé hem zeer geprezen heeft voor zijn Sybille, die gezamenlijk met een ‘heele kist’ vol schetsen hierheen gestuurd is. Zou die kist - niet de vorm, maar de inhoud - hier geëexposeerd worden? En kun je me dan een introductie of een kennisgeving bezorgen?

Ik félécitéer je met den lof, die je toegezwaaid wordt.1

Het moet toch wel waar wezen dat ik zeer democratische neigingen, zoo niet in mijn ziel, dan toch in mijn gezicht vertoon. (Zie Sagittarius -weekblad van 8 Nov. l.l.)2

De inhoud van de N.G. voor December zal niet min zijn; Netscher heeft een klein schetsje gestuurd, dat uiterst artistiek is: Herfst in het woud,3

heet het. Lotsy geeft een artikel4

van 1½ a 2 vel. V. Eedens Parabel5

ken je misschien. Jou sonnetten6

(3) worden nu geplaatst en ik lever, behalve de Christussonnetten,7

het vervolg van Persephone in een Demeter-cyclus, waarvan ik 400 verzen af heb en die beter wordt gevonden dan Perseph. vooral in compositie en kracht van gevoel. Het geheel zal 1200 verzen worden, denk ik en ik hoop het afzonderlijk uittegeven.

A propos van jou sonnetten. Wil je me een pleizier doen? Sta me dan toe je naam eronder te zetten. Ons zal het goed doen met een onbekend poeet voor den dag te komen, vooral nu je naam door het portret bekend werd. En jou-zelf kan het stellig niet onaangenaam zijn, nietwaar, genoemd te worden om goede verzen. Schrijf me maar gauw even, dat je het goed

vindt. Zulke letters staan toch ook akelig in een Tijdschrift. Het geeft zo iets ‘kranterigs’ aan een bijdrage.

Kareltje's ‘sonnet dat niet of was’8

is nu af en komt er ook in - al weer een nieuw dichter.

Vind je 't goed? Als je ‘ja’ zegt zal ik ook wat doen. Dan stuur ik je overmorgen een gebonden ex van mijn bundel. Want die is klaar, weet je. Ik heb den eersten afdruk al ontvangen en krijg Dinsdag de andere Exemplaren. Allebé stuur ik denkelijk ook een. Looy ook.

Van Eeden heeft me verteld, dat het zoo'n schilderlijk huishouden in Laren is - Een mop: als je met Wally Moes aan tafel zit en je vraagt of ze nog een beetje moes gebruiken zal dan kan ze altijd zeggen: Dank u, ik ben nog voorzien, mijnheer. Flauw hè. Ik ben bezig me flauw te maken, omdat ik straks naar Cosman toe zal gaan. Wat ik er uit moet voeren, weet ik zelf niet. Me laten bevoorlezen, denk ik

Weet je wat de grootste Chap is? De Wetenschap

-Nu, dag Vethje - geef me gauw verlof je naam te laten ‘printen’ en geloof me Yours very truly

Albert

Aantal abonnés: 123.

Looy laat vragen waarom je niet meer schrijft en waar je zit

-Staande mop: Verwey maakt tegenwoordig geen verzen op Demeter, maar bij De-meter.

Eindnoten:

1 ZieA.VERWEY AAN J.P.VETH8.8.85, noot 2.

2 Sagittarius, ‘Warme kadetjes. Een zaterdagavond-praatje.XCIX’. In: De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland 9 (1885), nr. 437, d.d. 8-11 1885, p. 2-3.

3 Frans Netscher, ‘Herfst in het woud’. In: De nieuwe gids 1 (1885-1886), deelI, p. 229-232. 4 M.C.L. Lotsij, ‘Politieke beschouwingen’. Ibid., p. 233-263.

5 Frederik van Eeden, ‘De kleine Johannes’. Ibid., p. 161-196.

6 Henric van Gooyen [J.P. Veth], ‘Achter de wolken’ en ‘Adoratie’. Ibid., p. 311-312. 7 Albert Verwey, ‘Sonnetten’. Ibid., p. 298-300

8 Karel Alberdingk Thijm, ‘Sonnet’. Ibid., p. 310

M. van Vloten aan A. Verwey 10.11.85

H. 10-11 85. Albertje,

Opdat ik in de oogen Van allen die weenen Zacht legge het licht,

Dat mijn ziel heeft omschenen.1

Het is wel makkelijk schatten noch staat te begeeren,2

maar wel iets anders, dat beter is; als het maar van 't begeeren afhing. Dan hoefde ik jou niet te vragen een Vers voor mij te maken. Ik heb een onbeschrijfelijke behoefte aan die rhytmen van jou, zij doen mij slapen en droomen.

Wou je weten waarom ik een vers van je noodig heb? Ik kan het je niet zeggen, ik kan het mijzelf niet zeggen, het is een stemming waarin ik behoefte heb mijn geheele bestaan te vergeten. Het is die koude, grijze, mistige, levenlooze winter, het is de oneindigheid, waarin ruimte noch tijd is, alles één grauw, levenloos, eindeloos vlak. Ach Albertje, ik wenschte dat ik minder zwaarmoedig was; toe maak een vers voor mij, dat ik huilen moet. Ik wil je niet grieven, door je nog eens te zeggen, dat ik zulke brieven als deze, aan je ziel schrijf, je ziel, die verzen maakt en rhytmen hoort en dat er daarom geen menschen van weten moeten.

Dag Albertje, wil je mij dien zendbrief sturen, zooals je me beloofd hebt of is hij bij Sam; ik wenschte, dat ik ook te Parijs was.

Martha

Eindnoten:

1 ‘Doode uren’. In: Persephone en andere gedichten, p. 47. 2 Zie noot 1.