• No results found

3. Beleidskader

3.2. Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant

De Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant is op 1 januari 2011 in werking den. Op 19 maart 2014 is de partiële herziening van deze structuurvisie in werking getre-den.

De Structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid aan. Dit is beleid op hoofdlijnen. Een verdere concretisering om dit beleid te realiseren, heeft plaatsgevonden in de Verordening ruimte. Hierin staan regels waarmee een gemeente rekening moet hou-den als er zich nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aandienen.

De Structuurvisie heeft een nadere uitwerking en detaillering gekregen in de Verordening ruimte 2014. Voor het onderhavige project is met name de verordening van belang omdat deze gedetailleerde regels bevat waaraan moet worden getoetst. De Structuurvisie bevat dergelijke concrete regels niet.

Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte Noord-Brabant 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden. De onderwerpen die in deze verordening geregeld worden, zijn: het aanwijzen van bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, ecologische hoofdstructuur, wa-terberging, ontwikkeling intensieve veehouderij en glastuinbouw en boomteelt.

Nieuwe ontwikkelingen, dat wil zeggen ontwikkelingen die niet rechtstreeks mogelijk zijn op basis van een geldend bestemmingsplan, moeten worden getoetst aan de Verordening ruimte. De verordening bevat daartoe concrete regels. In de toelichting bij een bestem-mingsplan of in een ruimtelijke onderbouwing moet worden aangegeven hoe het desbetref-fende initiatief zich verhoudt tot de Verordening ruimte en/of en in hoeverre het daarin past.

Vooraf wordt vastgesteld dat het project bestaat uit de uitbreiding (zonder toename van be-bouwing) van een agrarisch technisch hulpbedrijf2. Een agrarisch technisch hulpbedrijf is in-gevolge artikel 1.4 van de verordening:

“[een] bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden

Deze begripsbepaling is overgenomen in de regels van het onderhavige plan (artikel 1.10).

De activiteiten van het bedrijf zijn reeds beschreven in par. 2.2. Het bedrijf verricht in hoofdzaak diensten in de agrarische, cultuurtechnische sector. De activiteiten voor de grond -, weg- en waterbouw- ( GWW) en transportsector zijn naar verhouding beperkt van om-vang en ondergeschikt aan de hoofdactiviteiten. Zodoende gaat het om een agrarisch tech-nisch hulpbedrijf.

2 De bestemming ‘Bedrijf – Agrarisch verwant’ kan in eerste instantie verwarring oproepen. Uit de regels volgt ech-ter dat ech-ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch verwant – 3’ uitsluitend een loonwerkbedrijf, dus een agrarisch technisch hulpbedrijf is toegestaan.

Kaarten

De verordening bestaat uit een aantal regels met toelichting en kaarten met de volgende thema’s:

 Stedelijke ontwikkeling;

 Cultuurhistorie;

 Agrarische ontwikkeling en windturbines;

 Water;

 Natuur en landschap.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de opgesomde thema’s en bekeken in hoeverre het onderhavige project binnen de van toepassing zijnde regels past. Ter illustratie is telkens een uitsnede van de kaart behorende bij het genoemde thema opgenomen. Hierop is de projectlocatie met een rood vlak aangegeven en verder is omschreven welke aanduiding van toepassing is. Onder de uitsnede wordt vervolgens aangegeven wat de betekenis van de aanduidingen voor onderhavig project is.

Stedelijke ontwikkeling

Afbeelding 5: Kaart thema stedelijke ontwikkeling: buiten bestaand stedelijk gebied

De projectlocatie ligt circa 300 meter buiten het bestaand stedelijk gebied in het buitenge-bied tussen de kernen Wijbosch (gemeente Schijndel) en Eerde (gemeente Veghel). Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.75 van de verordening gedefinieerd als ‘nieuw ruimte-beslag dan wel uitbreiding van bestaand ruimteruimte-beslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies’. Er is weliswaar sprake van uitbreiding van be-staand ruimtebeslag, maar niet van een meer omvattende en samenhangende structuur van stedelijke functies. Er is derhalve geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Cultuurhistorie

Afbeelding 6: Kaart thema cultuurhistorie: cultuurhistorisch vlak Wijboschbroek

De projectlocatie ligt aan de rand van het cultuurhistorisch vlak Wijboschbroek. De percelen die voor de uitbreiding van het bedrijf worden aangewend, zijn in gebruik voor het plaatsen van containers en als weiland en zij hebben op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. Van een open landschap is pas verder ten westen van de projectlocatie sprake. De openheid van het landschap wordt niet onevenredig aangetast door de uitbreiding. Van on-evenredige aantasting van cultuurhistorische waarden is derhalve geen sprake.

Agrarische ontwikkeling en windturbines

Afbeelding 7: Kaart thema agrarische ontwikkeling en windturbines: gemengd landelijk ge-bied; beperkingen veehouderij

Het gedeelte van de projectlocatie ten zuiden van de weg Hoeves ligt in het gemengd lande-lijk gebied. De uitbreidingslocatie heeft tevens de aanduiding ‘beperkingen veehouderij’. Ar-tikel 7 van de verordening bevat regels voor het gemengd landelijk gebied. Het project voorziet in het uitbreiden van een bestaand agrarisch technisch hulpbedrijf zodat artikel 7.11 lid 2 van toepassing is. Uitbreiding van een agrarisch technisch hulpbedrijf is toege-staan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 7.10 lid 2 (uitbreiding niet-agrarische functie). Het moet gaan om een ‘redelijke’ uitbreiding, er geldt geen maxi-mumoppervlakte. Deze voorwaarden zijn:

a.) De beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de bestaande omvang en/of bestaande aantallen bezoekers/overnachtingen.

Het bedrijf heeft in de huidige situatie een omvang van ca. 1,25 ha. Na uitbreiding beslaan de bedrijfsactiviteiten in totaal ca. 1,84 ha. De uitbreiding correspondeert met de uitbrei-dingsbehoefte en is niet groter dan strikt noodzakelijk. Naast de uitbreiding van bedrijfsacti-viteiten wordt voorzien in een zaksloot en groenvoorzieningen (oppervlakte 0,27 ha). In het licht van het voorgaande staat de gewenste uitbreiding in redelijke verhouding tot de be-staande situatie.

b.) Er is overeenkomstige toepassing gegeven aan artikel 4.6 lid 2 (uitbreiding bedrijven in kern in landelijk gebied) indien vestiging van het bedrijf vanwege de aard van de activi-teiten op een bedrijventerrein in de rede ligt.

Voor zover gehele of gedeeltelijke verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein in principe al in de rede zou liggen, is dat in dit geval geen optie zoals hierna wordt aange-toond in een toets aan de eisen van artikel 4.6 lid 2, dat van overeenkomstige toepassing is. Deze eisen zijn:

De juridische, financiële of feitelijke mogelijkheden ontbreken voor het bedrijf om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in artikel 4.4 lid 3.

Het bedrijf heeft in de afgelopen jaren een geleidelijke doch forse ontwikkeling door-gemaakt. De ruimtebehoefte is daardoor steeds groter geworden. In paragraaf 2.4 is dit reeds uitgebreid omschreven. Om ook in de toekomst op efficiënte en verant-woorde wijze te kunnen werken, is een uitbreiding van het bedrijfsterrein noodzake-lijk. Uitbreiding is met name noodzakelijk omdat het huidige bedrijfsterrein onvol-doende ruimte biedt voor op- en overslag van grond, grind, zand, puin, containers en bouw-, sloop- en groenafval. Door het terrein opnieuw in te richten, wordt een belangrijke optimalisatieslag gemaakt in de bedrijfsvoering. Daarbij valt te denken aan meer ruimte om te manoeuvreren en te laden en lossen. Veel op het bedrijf aan-wezige machines met een aanzienlijke lengte (tot 19 meter) hebben bovendien een aanzienlijke manoeuvreerruimte nodig. Die ruimte ontbreekt in de huidige situatie, vooral vanwege de situering van de bebouwing en het ruimtebeslag hiervan. Uit de afbeelding in paragraaf 2.4 blijkt duidelijk dat de ruimte ontbreekt voor het uitbrei-den van de opslag- en overslagcapaciteit en voor de benodigde manoeuvreerruimte zodat uitbreiding van het terrein noodzakelijk is.

Er zijn aantoonbare ruimtelijk- economische belangen voor de lange termijn aanwe-zig die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse.

Met de huidige uitbreiding wordt ingespeeld op de ontwikkeling van het bedrijf op lange termijn. Met name het doorvoeren van een verdergaande sortering/scheiding van de aangeboden stoffen en materialen om aan te sluiten bij de huidige/toekom-stige recyclingmarkt is hierbij van belang evenals een veilige, ruim opgezette werk-omgeving.

De financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te ver-plaatsen naar een bedrijventerrein in nabij gelegen stedelijk concentratiegebied of een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein.

Bij verplaatsing naar een bedrijventerrein moet er in de eerste plaats rekening mee worden gehouden dat het gaat om een perceel met een forse omvang. Bovendien is een aanmerkelijk deel van het perceel onbebouwd. Op de bestaande bedrijventerrei-nen in Schijndel en omgeving zijn geen geschikte locaties voorhanden. Verplaatsing naar het bedrijventerrein Duin-Vlagheide, dat momenteel wordt gerealiseerd, is enige jaren geleden reeds onderzocht. Daarbij is gebleken dat de investeringen bij verplaatsing 10 maal zo hoog zouden zijn als bij de thans voorziene uitbreiding. Een dergelijke investering zou gezien de terugverdientijd bedrijfseconomisch onverant-woord zijn. Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is uit financieel oogpunt dan ook niet mogelijk. Daarnaast maken de regels van het bestemmings-plan ‘Bedrijventerreinen’ van de gemeente Schijndel de vestiging van agrarisch ver-wante bedrijven (dienstverlening t.b.v. de landbouw) niet mogelijk. Deze bedrijfs-vorm wordt noch in de bestemmingsomschrijvingen noch in de staat van bedrijfsacti-viteiten genoemd. Zodoende zijn er, wat betreft de terreinen waarop dit bestem-mingsplan betrekking heeft, naast financiële ook juridische belemmeringen in geval van verplaatsing van het bedrijf. Voor de bestemmingsplannen Duin-Vlagheide deel-gebieden 1 en 3 gelden die juridische belemmeringen in principe niet maar verplaat-sing naar een locatie daar komt niet in aanmerking vanwege de reeds aangehaalde onoverkomelijke financiële bezwaren.

Geconcludeerd wordt dat, voor zover verplaatsing van het bedrijf vanwege de aard van de bedrijfsactiviteiten in principe al een optie zou zijn, deze optie in dit geval niet reëel is zoals blijkt uit de toets aan de eisen van artikel 4.6 lid 2. De uitbreiding is met het oog op de hui-dige en toekomstige bedrijfssituatie noodzakelijk, terwijl verplaatsing om financiële en juri-dische redenen onhaalbaar is.

c.) De beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 3.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.

Zoals hierboven bij voorwaarde a.) reeds is aangegeven, wordt een aanzienlijke oppervlakte van het bedrijfsperceel aangewend voor landschappelijke kwaliteitsverbetering (0,27 ha).

Zodoende wordt ongeveer een kwart van de uitbreiding voor landschappelijke kwaliteitsver-betering aangewend. Ten opzichte van de bestaande situatie, waarbij slechts in beperkte mate sprake is van afscherming, wordt er een aanzienlijke kwaliteitsverbetering gereali-seerd. Zie nader hieronder bij het kopje ‘ruimtelijke kwaliteit’. De uitbreiding staat dan ook in redelijke verhouding tot de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.

Water

Afbeelding 8: Kaart thema water: geen nadere aanduiding

Dit thema behoeft geen nadere bespreking, nu de projectlocatie noch de omgeving een aan dit thema gerelateerde aanduiding hebben.

Natuur en landschap

Afbeelding 9: Kaart thema natuur en landschap: noordelijk deel projectlocatie in groen-blauwe mantel

Het terrein ten noorden van de weg Hoeves ligt binnen de groenblauwe mantel. Dit geldt ook voor het terrein waar de uitbreiding plaatsvindt. Artikel 6 bevat regels voor de groen-blauwe mantel, waarbij artikel 6.10 lid 2 aangeeft dat uitbreiding van een niet-agrarische functie in de groenblauwe mantel valt onder de volgende voorwaarden:

a) De boogde ontwikkeling staat in redelijke verhouding tot de bestaande omvang en/of de bestaande aantallen bezoekers/overnachtingen.

Deze voorwaarde is bij het thema ‘agrarische ontwikkeling en windturbines’ reeds aan de orde gekomen. Van belang is in dit kader nog dat de uitbreiding slechts voor een klein gedeelte binnen de groenblauwe mantel plaatsvindt. De uitbreiding op dit gedeelte van het terrein is naar verhouding even groot als de uitbreiding op de rest van het terrein (circa 35-45%).

b) Er is overeenkomstige toepassing gegeven aan artikel 4.6 lid 2 (uitbreiding bedrijven in kern in landelijk gebied) indien vestiging van het bedrijf vanwege de aard van de activiteiten op een bedrijventerrein in de rede ligt.

Deze voorwaarde is bij het thema ‘agrarische ontwikkeling en windturbines’ reeds aan de orde gekomen.

c) De ontwikkeling gaat onder toepassing van artikel 6.1 lid 1 (bescherming groen-blauwe mantel) gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwik-keling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

Er is een inpassingsplan opgesteld ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij het bedrijfsperceel aan meerdere kanten landschappelijk wordt ingepast. Binnen de groenblauwe mantel is de uitbreiding van het bedrijf beperkt. In deze uitbreidings-zone worden containers geplaatst. Deze worden door de te realiseren aarden wal met struweel (5 meter breed en 4 meter hoog) landschappelijk ingepast. Deze zone zorgt daarnaast voor landschappelijke verfraaiing. Zie uitgebreider hieronder bij

‘ruimtelijke kwaliteit’ voor een beschrijving van het inpassingsplan.

d) De beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 3.1 vereiste zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit.

Ook deze voorwaarde is bij het thema ‘agrarische ontwikkeling en windturbines aan de orde gekomen. Geconcludeerd wordt dat de uitbreiding in redelijke verhouding tot de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit staat. De wijze waarop de ruimtelijke kwa-liteitsverbetering plaatsvindt wordt hieronder beschreven.

De projectlocatie ligt op ruime afstand van de Ecologische Hoofdstructuur rondom het ge-bied Wijboschbroek ten noorden van de locatie. De uitbreiding tast de wezenlijke kenmer-ken en waarden van dit gebied dan ook niet aan.

Ruimtelijke kwaliteit

Een belangrijk onderdeel van de verordening is hoofdstuk 2, dat algemene regels bevat over de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Artikel 3.1 bevat een algemene zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, terwijl artikel 3.2 regels bevat voor kwaliteitsverbetering van het landschap. De regeling houdt in grote lijnen het volgende in. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de be-vordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied en de naaste omgeving.

Onder ruimtelijke ontwikkeling worden verstaan bouwactiviteiten en planologische gebruiks-activiteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is of op grond van de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning is vereist. Zie artikel 1.72 van de verordening. In de toelichting bij een bestemmingsplan of in een ruimtelijke onderbouwing moet worden aangegeven op welke wijze aan dit uitgangspunt wordt vol-daan.

Artikel 3.2 bepaalt dat een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten be-staand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat een ruimtelijke ontwikkeling die op grond van dat plan mogelijk is, gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, land-schap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft. De toelichting bij dit bestemmingsplan dient een verantwoording te bevatten van de wijze waarop deze kwaliteitsverbetering feitelijk en

juridisch gewaarborgd is. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand ste-delijk gebied, zodat het project aan artikel 3.2 moet voldoen.

Uitbreiding van een niet-agrarische bestemming behoort tot categorie 3 zoals vastgelegd in de regionale handreiking ‘Toepassingsbereik artikel 2.2 Verordening ruimte’3 (ontwikkelin-gen met een grote impact op de omgeving). De gemeente Schijndel sluit zich bij de in deze handreiking aangehouden indeling aan. Dit volgt uit de Nota Kwaliteitsverbetering, die hierna nog in par. 3.3.3. aan de orde komt. Dit betekent dat er een bijdrage aan de ruimte-lijke kwaliteitsverbetering dient te worden geleverd. Hiertoe is een inpassingsplan opgesteld (bijlage 1), dat goedkeuring van de gemeente Schijndel heeft gekregen. Een schets van het inpassingsplan volgt verder hieronder.

Het plan voorziet in landschapselementen aan de west- en zuidzijde van het perceel als buf-fer tussen de bedrijfslocatie en het omliggende agrarische gebied. Ook in de noordwest- en de zuidoosthoek van het perceel wordt een groenstrook gerealiseerd. Hieronder volgt een korte beschrijving van het plan en de daarmee beoogde doelen.

 Westzijde (profiel 1). Dit gedeelte bestaat, van west naar oost gezien, uit een sloot (4 meter breed), beplanting met elzen, een aarden wal met struweel (6 meter breed) en een keerwand (2,5 meter hoogte). Het bedrijfsterrein wordt effectief afgeschermd vanaf de openbare weg en er ontstaat een natuurlijke buffer tussen het agrarisch ge-bied en het bedrijfsterrein.

 Zuidzijde (profiel 2). Dit gedeelte bestaat, van zuid naar noord gezien, uit een zone met zomereiken, een aarden wal met struweel (5 meter breed) en een keerwand (2,5 meter hoogte). Het bedrijfsterrein wordt effectief op een natuurlijke wijze afge-schermd vanaf de openbare weg.

 Noordwesthoek (profiel 3). Dit gedeelte bestaat uit een aarden wal met struweel (5 meter breed) en aan de buitenkant een hek op de erfgrens. De hoogte van de zone is minimaal 4 meter. Deze zone onttrekt de containers op het noordelijke terrein aan het zicht vanaf de openbare weg.

Het inpassingsplan dient een drieledig doel: natuurlijke afscherming van het bedrijfsperceel (zicht op het perceel ontnemen), algehele verfraaiing en versterking van het landschap rondom het bedrijfsperceel en het combineren van waterberging met natuur.

In artikel 3.5.2 van de regels bij dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die waarborgt dat de vereiste en overeengekomen landschappelijke inpassing daadwerkelijk wordt gerealiseerd en onderhouden. Voor het beheer/onderhoud worden richtlijnen opgesteld.

3 Artikel 2.2 is inmiddels artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. De genoemde handreiking is in het Regionaal

Afbeelding 10: Schets landschappelijk inpassingsplan

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg heeft de provincie Noord-Brabant bij brief van 26 februari 2015 met kenmerk C2164654/3783525 gereageerd op het voorontwerp van het bestem-mingsplan ‘Hoeves 7’. Op basis van de destijds beschikbaar gestelde gegevens werd gecon-cludeerd dat het plan in strijd met de Verordening ruimte 2014 was. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie zijn de toelichting, de verbeelding en de regels aangepast cq. verduide-lijkt. Het betreft de volgende aspecten:

 Artikel 3.2 van de verordening. De zuidoosthoek van het reeds bestaande bedrijfs-perceel heeft de bestemming ‘Groen’ verkregen ten behoeve van de vereiste land-schappelijke inpassing. De verbeelding is hierop aangepast.

 Artikel 3.2 van de verordening. De aanleg en duurzame instandhouding van de ver-eiste landschappelijke inpassing dient in de regels geborgd te zijn. Hiertoe is in arti-kel 3.5.2 van de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

 Artikel 6.10, 7.10 en/of 7.11 van de verordening. In hoofdstuk 2 van deze toelichting zijn de bedrijfsactiviteiten beschreven. Verduidelijkt is dat de bedrijfsactiviteiten zich in hoofdzaak richten op de agrarische, cultuurtechnische sector en er derhalve van een agrarisch technisch hulpbedrijf sprake is. In par. 3.2 is dit eveneens verduide-lijkt. De benaming van de bestemming ‘Bedrijf – Agrarisch verwant’ werkt mogelijk verwarrend, maar in de regels is uitdrukkelijk vastgelegd dat slechts een agrarisch technisch hulpbedrijf in de vorm van een loonwerkbedrijf op deze locatie is toege-staan.

Middels deze aanpassingen is aangetoond en onderbouwd dat het bestemmingsplan in over-eenstemming met de Verordening ruimte 2014 is.