• No results found

Provinciaal beleid

In document Gemeente Schouwen-Duiveland (pagina 11-14)

Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (2006)

In het Omgevingsplan Zeeland is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn het faciliteren van de economische dynamiek, het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het versterken van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten. Het Omgevingsplan Zeeland is op 1 oktober 2006 in werking getreden. Het plan is ook met de ingang van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (per 1 juli 2008) nog steeds vigerend.

Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingplan Zeeland. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

• Het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten;

• Het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek;

• Het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei.

Ingegaan wordt op de eerstgenoemde hoofddoelstelling.

Het plangebied (rode cirkel) is gelegen in een gebied waar de strategie “ruimte voor nadere afweging” van toepassing is.

6

Omgevingskwaliteit

Het omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in een tweetal gebiedsgerichte strategieën:

1. De strategie: beschermen;

2. De strategie: ruimte voor een nadere afweging.

De beoogde ontwikkeling valt onder laatst genoemde strategie. Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende aspecten bij deze strategie een rol:

• Gewenste ontwikkeling: De keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn wordt ingegeven op basis van de gewenste economische en sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes;

• Locatiekeuze: De locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Als de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden dan werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit;

• Vormgeving: Nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde én de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven;

• Bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: Uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten;

• Wettelijke eisen: In ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten.

De aanwezige omgevingskwaliteiten zijn bepalend voor de manier waarop de genoemde aspecten nader worden ingevuld bij de afweging van een concreet initiatief. De benadering gaat (met uitzondering van de wettelijke vereisten) uit van een integrale afweging van alle hiervoor genoemde aspecten en de aan de orde zijnde omgevingskwaliteiten. Daarmee wordt bedoeld dat een initiatief bijvoorbeeld niet alleen op grond van een landschappelijke kwaliteitsduiding kan worden verhinderd. Dit aspect zal zwaar meewegen, maar uiteindelijk gaat het om het totaal van plussen en minnen.

Omgekeerd kan alleen het feit dat er sprake is van een gewenste ontwikkeling (bijvoorbeeld vestiging van een landschapscamping) niet leiden tot een positief oordeel over de inpassing.

Locatiekeuze en inrichting moeten op basis van de omgevingskwaliteiten beoordeeld worden en bij de weging worden betrokken. Evenzo zal een goede invulling van verevening alleen niet volstaan. Altijd moet ook de locatiekeuze en de beoordeling of het een gewenste ontwikkeling betreft worden gewogen. Uiteindelijk moet per project of initiatief op basis van alle aspecten en gewogen omgevingskwaliteiten de inpasbaarheid worden beoordeeld. Dit eindoordeel wordt bepaald door de vraag of sprake is van een duurzame ontwikkeling, oftewel wegen de plussen op tegen de minnen.

Toetsing aan beleidsuitgangspunten ‘ruimte voor afweging’

Het permanent bewonen van de zomerhuizen draagt bij aan het in stand houden van de voorzieningen in de kern. Geconcludeerd kan worden dat de wijziging van de recreatiebestemming naar een woonbestemming bijdraagt aan de sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek van Scharendijke. Er is duidelijk sprake van een maatschappelijke meerwaarde van de ontwikkeling.

Menging van deeltijdwonen en permanent wonen

Om de doelstelling van een gematigde bevolkingsgroei waar te kunnen maken moet de woningbouwproductie omhoog. Om de woonmigratie te bevorderen is het nodig dat kwaliteit geleverd wordt, vooral daarmee kunnen (woon)consumenten van buiten Zeeland verleid worden in Zeeland te komen wonen. Daarvoor is het nodig de kwaliteiten van het wonen in Zeeland breed te etaleren (Welkom in Zeeland). De stedelijke gebieden zijn primair aangewezen om deze groei op te vangen. Door het voorgestelde beleid is er in de steden en dorpen voldoende (beleids)ruimte ontstaan om meer woningen te bouwen, inclusief bijzondere projecten gericht op woonconsumenten van buiten de provincie.

Ten einde de woonmigratie van met name vitale ouderen te bevorderen zal een aantal pilotprojecten (Senioren ”buurt”) ondersteund worden. Daarnaast kunnen extra bouwmogelijkheden in het buitengebied woonmigratie bevorderen (zie Wonen in het landelijk gebied). Het gebruik van de zogenaamde tweede woning is aan verandering onderhevig.

Vroeger was het gebruik voornamelijk recreatief van aard (in vakanties). Thans is een verschuiving zichtbaar naar een meer intensief gebruik van enkele dagen per week.

Maatschappelijke ontwikkelingen geven aanleiding te veronderstellen dat dit zal toenemen.

Denk bijvoorbeeld aan mensen die 4 dagen werken en wonen in de Randstad en de rest van de week verblijven in Zeeland. Door tegemoet te komen aan deze vraag naar ‘deeltijd wonen’

(hebben van meer dan 1 woning) kunnen de marktkansen voor woningbouwprojecten mogelijk vergroot worden. In principe behoort deeltijd wonen binnen de bestemming ‘Wonen’ of een vergelijkbare bestemming tot de mogelijkheden. De bestemming op zich verplicht niet tot permanente bewoning. Deeltijd wonen kan alleen door een gemeentelijke (huisvesting)verordening worden tegengegaan. Met name kustgemeenten maken, omwille van de leefbaarheid van kernen, gebruik van dit instrument om de permanente bewoning in kernen te bevorderen en het deeltijd wonen te ontmoedigen. In de eerste plaats is het een verantwoordelijkheid van gemeenten om deeltijd wonen al dan niet te bestrijden. Het deeltijd wonen lijkt echter wel kansrijk. Gemeenten kunnen overwegen in (delen van) kernen en het buitengebied daar niet tegen op te treden. Door de menging van permanent en deeltijd wonen te concentreren in (bijzondere/unieke) projecten kan hieraan ook tegemoet gekomen worden.

Dergelijke projecten op aantrekkelijke locaties kunnen vaak liggen op het snijvlak van wonen en recreatie. Het is echter nodig een heldere keuze te maken voor wonen (permanent en/of deeltijd) enerzijds en recreatie anderzijds.

Permanente bewoning recreatiewoningen

In het verlengde van het rijksbeleid, zoals geformuleerd in de Nota Ruimte, leidt permanente bewoning binnen de bestemming “verblijfsrecreatie” tot afbreuk van het recreatieve product en is derhalve niet toegestaan. In situaties waar permanente bewoning reeds lange tijd werd gedoogd zijn persoonsgebonden beschikkingen afgegeven.

8

Toetsing aan het Omgevingsplan

Het omzetten van de recreatiebestemming naar woonbestemming past binnen het Omgevingsplan, daar wordt gesteld dat permanente bewoning binnen de bestemming recreatie tot aantasting van het recreatieve product leidt. Het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ is daarnaast niet ontworpen zoals andere recreatieterreinen in de regel worden ontworpen. De woningen op het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ zijn naar de weg toegekeerd en het terrein heeft geen begrenzing. Er is geen verschil tussen de bouwblokken van de Kloosternolstraat (permanente bewoning) en de andere (recreatieve) bouwblokken van het gebied. De overgang van de kern Scharendijke naar het betreffende gebied is niet zichtbaar maar loopt zelfs natuurlijk door zodat dit gebied stedenbouwkundig bij de kern lijkt te behoren. Derhalve past het wijzigen van de bestemming naar wonen goed in de huidige ruimtelijke structuur. Het provinciale beleid ten aanzien van permanente bewoning is meer gericht op recreatieterreinen, in welke categorie het onderhavige plangebied niet valt.

In document Gemeente Schouwen-Duiveland (pagina 11-14)

GERELATEERDE DOCUMENTEN