• No results found

Gemeente Schouwen-Duiveland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Schouwen-Duiveland"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

telefoon fax email internet kvk Breda

076 – 5225262 076 – 5213812 info@c5s.nl www.c5s.nl 20083802

Gemeente

Schouwen-Duiveland

Wijzigingsplan

Bestemmingsplan 2 e wijziging

Bebouwde kom Scharendijke

(2)
(3)

Gemeente

Schouwen-Duiveland

Wijzigingsplan

Bestemmingsplan 2 e wijziging Bebouwde kom Scharendijke

Inhoud

1. Toelichting

2. Bestemmingsplanregels 3. Verbeelding

id.nr.: NL.IMRO.1676.00052BpWp00003-vast d.d. : 6 september 2011

gew. : 17 november 2011

Projectleider: dhr. drs. M.C.M. Reijnaars

Projectmedewerker: dhr. ing. T.A.B.M. de Kousemaeker Status: vastgesteld

(4)
(5)
(6)
(7)

INHOUD

1 INLEIDING 3

1.1 Aanleiding ... 3

1.2 Begrenzing plangebied ... 3

1.3 Leeswijzer ... 3

2 BELEIDSKADER 5 2.1 Inleiding ... 5

2.2 Provinciaal beleid ... 5

2.3 Gemeentelijk beleid ... 8

3 INVENTARISATIE EN ANALYSE 11 3.1 Inleiding ... 11

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur ... 11

3.3 Toekomstige situatie ... 12

4 MILIEU EN DUURZAAMHEID 13 4.1 Inleiding ... 13

4.2 Geluidshinder ... 13

4.3 Milieuhinder ... 13

4.4 Externe veiligheid ... 13

4.5 Luchtkwaliteit ... 15

4.6 Bodemverontreiniging ... 15

4.7 Waterhuishoudkundige aspecten ... 15

4.8 Archeologie ... 16

4.9 Flora en fauna ... 17

4.10 Duurzaam bouwen ... 18

5 JURIDISCHE VORMGEVING 19 5.1 Inleiding ... 19

5.2 Bestemmingsplanregels... 19

5.3 Regeling van de afzonderlijke bestemmingen ... 21

6 HANDHAVING 23 6.1 Inleiding ... 23

6.2 Handhavingsbeleid gemeente ... 23

6.3 Ontwikkeling gestructureerd toezicht ... 24

6.4 Uitvoering handhaving ... 24

(8)

2

Het plangebied is gelegen in het noordoosten van Scharendijke, grenzend aan de Jachthaven.

(Bron: Kadaster, Topografische kaart Zeeland, 2005)

Luchtfoto van de bestaande situatie. Omcirkeld zijn de percelen waar het wijzigingsplan betrekking op heeft. (Bron: Google Maps)

(9)

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Een aantal initiatiefnemers wenst graag het gebruik van hun bestaande recreatiewoning op het zomerhuizenterrein in Scharendijke om te zetten naar een permanente woonbestemming. Op grond van het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Scharendijke’, hebben de percelen de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan permanent te wonen. Het bestemmingsplan bevat echter wel een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar ‘Wonen’. Door gebruik te maken van deze bevoegdheid (artikel 10.6 van het bestemmingsplan) kan de gewenste omzetting naar de bestemming ‘Wonen’

mogelijk worden gemaakt, waarna permanente bewoning is toegestaan.

Voor het effectueren van de wijzigingsbevoegdheid is het noodzakelijk een wijzigingsplan op te stellen. Voorliggende rapportage betreft het wijzigingsplan voor de omzetting van de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ naar ‘Wonen’.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de volgende 4 in Scharendijke gelegen percelen:

• Grevelingenlaan 13

• Grevelingenlaan 20;

• Grevelingenlaan 39;

• Grevelingenlaan 45.

Deze percelen zijn weergegeven op de hiernaast weergegeven luchtfoto.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de vigerende ruimtelijke beleidskaders beschreven waarin het plan dient te passen. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie van het plangebied geïnventariseerd en geanalyseerd; vervolgens komt de gewenste nieuwe ontwikkeling aan bod. Hoofdstuk 4 gaat in op de relevante planologische uitvoeringsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft aan hoe de ontwikkeling juridisch wordt vormgegeven In het laatste hoofdstuk wordt tenslotte het beleid ten aanzien van handhaving aangehaald.

(10)

4

(11)

2 BELEIDSKADER

2.1 Inleiding

Onderhavig plan betreft het omzetten van recreatiewoningen naar een permanente woonbestemming door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Scharendijke’ van de gemeente Schouwen-Duiveland.

Derhalve wordt enkel getoetst aan de relevant geachte beleidsuitgangspunten / regels. Dit betekent een toetsing aan de provinciale regeling met betrekking tot het permanent bewonen van recreatiewoningen, het gemeentelijke beleidsplan archeologie en het vigerende bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (2006)

In het Omgevingsplan Zeeland is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn het faciliteren van de economische dynamiek, het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het versterken van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten. Het Omgevingsplan Zeeland is op 1 oktober 2006 in werking getreden. Het plan is ook met de ingang van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (per 1 juli 2008) nog steeds vigerend.

Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingplan Zeeland. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

• Het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten;

• Het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek;

• Het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei.

Ingegaan wordt op de eerstgenoemde hoofddoelstelling.

Het plangebied (rode cirkel) is gelegen in een gebied waar de strategie “ruimte voor nadere afweging” van toepassing is.

(12)

6

Omgevingskwaliteit

Het omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in een tweetal gebiedsgerichte strategieën:

1. De strategie: beschermen;

2. De strategie: ruimte voor een nadere afweging.

De beoogde ontwikkeling valt onder laatst genoemde strategie. Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende aspecten bij deze strategie een rol:

• Gewenste ontwikkeling: De keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn wordt ingegeven op basis van de gewenste economische en sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes;

• Locatiekeuze: De locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Als de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden dan werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit;

• Vormgeving: Nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde én de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven;

• Bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: Uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten;

• Wettelijke eisen: In ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten.

De aanwezige omgevingskwaliteiten zijn bepalend voor de manier waarop de genoemde aspecten nader worden ingevuld bij de afweging van een concreet initiatief. De benadering gaat (met uitzondering van de wettelijke vereisten) uit van een integrale afweging van alle hiervoor genoemde aspecten en de aan de orde zijnde omgevingskwaliteiten. Daarmee wordt bedoeld dat een initiatief bijvoorbeeld niet alleen op grond van een landschappelijke kwaliteitsduiding kan worden verhinderd. Dit aspect zal zwaar meewegen, maar uiteindelijk gaat het om het totaal van plussen en minnen.

Omgekeerd kan alleen het feit dat er sprake is van een gewenste ontwikkeling (bijvoorbeeld vestiging van een landschapscamping) niet leiden tot een positief oordeel over de inpassing.

Locatiekeuze en inrichting moeten op basis van de omgevingskwaliteiten beoordeeld worden en bij de weging worden betrokken. Evenzo zal een goede invulling van verevening alleen niet volstaan. Altijd moet ook de locatiekeuze en de beoordeling of het een gewenste ontwikkeling betreft worden gewogen. Uiteindelijk moet per project of initiatief op basis van alle aspecten en gewogen omgevingskwaliteiten de inpasbaarheid worden beoordeeld. Dit eindoordeel wordt bepaald door de vraag of sprake is van een duurzame ontwikkeling, oftewel wegen de plussen op tegen de minnen.

(13)

Toetsing aan beleidsuitgangspunten ‘ruimte voor afweging’

Het permanent bewonen van de zomerhuizen draagt bij aan het in stand houden van de voorzieningen in de kern. Geconcludeerd kan worden dat de wijziging van de recreatiebestemming naar een woonbestemming bijdraagt aan de sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek van Scharendijke. Er is duidelijk sprake van een maatschappelijke meerwaarde van de ontwikkeling.

Menging van deeltijdwonen en permanent wonen

Om de doelstelling van een gematigde bevolkingsgroei waar te kunnen maken moet de woningbouwproductie omhoog. Om de woonmigratie te bevorderen is het nodig dat kwaliteit geleverd wordt, vooral daarmee kunnen (woon)consumenten van buiten Zeeland verleid worden in Zeeland te komen wonen. Daarvoor is het nodig de kwaliteiten van het wonen in Zeeland breed te etaleren (Welkom in Zeeland). De stedelijke gebieden zijn primair aangewezen om deze groei op te vangen. Door het voorgestelde beleid is er in de steden en dorpen voldoende (beleids)ruimte ontstaan om meer woningen te bouwen, inclusief bijzondere projecten gericht op woonconsumenten van buiten de provincie.

Ten einde de woonmigratie van met name vitale ouderen te bevorderen zal een aantal pilotprojecten (Senioren ”buurt”) ondersteund worden. Daarnaast kunnen extra bouwmogelijkheden in het buitengebied woonmigratie bevorderen (zie Wonen in het landelijk gebied). Het gebruik van de zogenaamde tweede woning is aan verandering onderhevig.

Vroeger was het gebruik voornamelijk recreatief van aard (in vakanties). Thans is een verschuiving zichtbaar naar een meer intensief gebruik van enkele dagen per week.

Maatschappelijke ontwikkelingen geven aanleiding te veronderstellen dat dit zal toenemen.

Denk bijvoorbeeld aan mensen die 4 dagen werken en wonen in de Randstad en de rest van de week verblijven in Zeeland. Door tegemoet te komen aan deze vraag naar ‘deeltijd wonen’

(hebben van meer dan 1 woning) kunnen de marktkansen voor woningbouwprojecten mogelijk vergroot worden. In principe behoort deeltijd wonen binnen de bestemming ‘Wonen’ of een vergelijkbare bestemming tot de mogelijkheden. De bestemming op zich verplicht niet tot permanente bewoning. Deeltijd wonen kan alleen door een gemeentelijke (huisvesting)verordening worden tegengegaan. Met name kustgemeenten maken, omwille van de leefbaarheid van kernen, gebruik van dit instrument om de permanente bewoning in kernen te bevorderen en het deeltijd wonen te ontmoedigen. In de eerste plaats is het een verantwoordelijkheid van gemeenten om deeltijd wonen al dan niet te bestrijden. Het deeltijd wonen lijkt echter wel kansrijk. Gemeenten kunnen overwegen in (delen van) kernen en het buitengebied daar niet tegen op te treden. Door de menging van permanent en deeltijd wonen te concentreren in (bijzondere/unieke) projecten kan hieraan ook tegemoet gekomen worden.

Dergelijke projecten op aantrekkelijke locaties kunnen vaak liggen op het snijvlak van wonen en recreatie. Het is echter nodig een heldere keuze te maken voor wonen (permanent en/of deeltijd) enerzijds en recreatie anderzijds.

Permanente bewoning recreatiewoningen

In het verlengde van het rijksbeleid, zoals geformuleerd in de Nota Ruimte, leidt permanente bewoning binnen de bestemming “verblijfsrecreatie” tot afbreuk van het recreatieve product en is derhalve niet toegestaan. In situaties waar permanente bewoning reeds lange tijd werd gedoogd zijn persoonsgebonden beschikkingen afgegeven.

(14)

8

Toetsing aan het Omgevingsplan

Het omzetten van de recreatiebestemming naar woonbestemming past binnen het Omgevingsplan, daar wordt gesteld dat permanente bewoning binnen de bestemming recreatie tot aantasting van het recreatieve product leidt. Het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ is daarnaast niet ontworpen zoals andere recreatieterreinen in de regel worden ontworpen. De woningen op het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ zijn naar de weg toegekeerd en het terrein heeft geen begrenzing. Er is geen verschil tussen de bouwblokken van de Kloosternolstraat (permanente bewoning) en de andere (recreatieve) bouwblokken van het gebied. De overgang van de kern Scharendijke naar het betreffende gebied is niet zichtbaar maar loopt zelfs natuurlijk door zodat dit gebied stedenbouwkundig bij de kern lijkt te behoren. Derhalve past het wijzigen van de bestemming naar wonen goed in de huidige ruimtelijke structuur. Het provinciale beleid ten aanzien van permanente bewoning is meer gericht op recreatieterreinen, in welke categorie het onderhavige plangebied niet valt.

2.3 Gemeentelijk beleid

Beleidsplan Archeologie (2008)

De gemeente heeft een beleidsplan Archeologie vastgesteld in de raadsvergadering van 28 februari 2008. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Zo zijn de gekende waarden onderverdeeld in: terrein van zeer hoge archeologische waarde, terrein van hoge archeologische waarde en terrein van archeologische waarde. In de te onderzoeken waarden is een onderscheid gemaakt in onderzoeksgebied A en B. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Hieronder is een uitsnede van deze kaart weergegeven:

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Schouwen-Duiveland

(15)

Relevantie voor het plangebied

Op de Beleidskaart Archeologie zijn voor het plangebied twee gebieden te onderscheiden, namelijk:

• Onderzoeksgebied A

• Onderzoeksgebied B

Op ieder gebied zijn weer andere kwantitatieve normen van toepassing. Voor de AMK-terreinen met betrekking tot de stads- en dorpskernen heeft een uitwerking van het Beleidsplan Archeologie plaatsgevonden, waarbij een inventarisatie is uitgevoerd naar de archeologische waarden. In de raadsvergadering van 18 december 2008 zijn deze archeologische waarden- en verwachtingskaarten vastgesteld. Voor Scharendijke heeft geen verdere uitwerking plaatsgevonden omdat er geen AMK-gebieden aanwezig zijn binnen het plangebied. Voor de normen en de vertaling van het archeologiebeleid naar het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 4.8. Op 29 oktober 2009 heeft de gemeenteraad het facetbestemmingsplan Archeologie vastgesteld, teneinde gemeentebreed een beschermingsregime te bieden voor voorkomende archeologische aspecten en waarden.

Bestemmingsplan Bebouwde kom Scharendijke

Het vigerende bestemmingsplan “Bebouwde kom Scharendijke” is door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland vastgesteld in oktober 2010. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Recreatie - Verblijfrecreatie’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 6’ en ‘Waarde – Archeologie 7’. Conform het bestemmingsplan is de realisatie van woningen op de onderhavige gronden niet toegestaan. Derhalve zal gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheid zoals deze is opgenomen in artikel 10.1.6.

Uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan “Bebouwde kom Scharendijke”

(Bron: RO-online)

(16)

10

Wijzigingsbevoegdheid

Het onderhavige gebied ligt buiten de contouren van de gebruiksverordening van de tweede woningen. Dit betekent dat voor de woningen die permanent zijn bestemd het recreatieve gebruik ook is toegestaan. Bestaande tweede woningen kunnen en zullen ook in veel gevallen (o.a. bij pensionering) permanent bewoond raken. De wens is er vanuit het dorp Scharendijke en vanuit planologisch opzicht om de woningen ook voor permanent gebruik toe te staan. Deze verandering van recreatieve naar permanente bewoning is mogelijk gemaakt middels een onomkeerbare wijzigingsbevoegdheid. In de vigerende bestemming ‘Recreatie – Verblijfrecreatie’ is in artikel 10.1.6 de onderstaande wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan deze wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde verbonden de woning aan te passen overeenkomstig de eisen van het Bouwbesluit voor bestaande bouw. Op deze manier verbetert de kwaliteit van de permanent bewoonde woningen hetgeen de leefbaarheid in de woonkern ten goede zal komen.

De wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd:

“Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied 1’, de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de ‘specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 1’ met dien verstande dat de volgende regels in acht worden genomen:

1. de woning dient te voldoen aan (de bouwtechnische eisen voor bestaande woningen uit) het Bouwbesluit;

2. het aanduidingsvlak ‘specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 1’ mag binnen het bouwvlak worden vergroot tot maximaal 150 m2 mits het bestemmingsvlak niet meer dan 50% wordt bebouwd;

3. aangetoond dient te zijn dat aan alle relevante milieuregelgeving wordt voldaan;

4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

5. de regels ten aanzien van de bestemming ‘Wonen’ ‘specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 1’ worden van overeenkomstige toepassing verklaard.’

Toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid

Het plan voor de omzetting van de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsdoeleinden’ naar ‘Wonen’

voldoet aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde eisen. De woningen voldoen aan het Bouwbesluit en de relevante milieuwetgeving. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de aspecten milieu en duurzaamheid. De bestemmingswijziging heeft geen gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden voor de aangrenzende gronden. De regels van de bestemming

‘Wonen’ zijn voor deze gronden van overeenkomstige toepassing.

(17)

3 INVENTARISATIE EN ANALYSE

3.1 Inleiding

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de huidige situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. Hiertoe wordt allereerst de ruimtelijke en functionele context waarin de ontwikkeling plaatsvindt beschreven. In de daarop volgende paragrafen wordt de beoogde wijziging beschreven.

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied bestaat uit 4 percelen die zijn gelegen in een zomerhuizenterrein dat is gelegen tussen de Jachthaven Kloosternol en de kern van Scharendijke.

Zomerhuizenterrein

Ten oosten van de kern Scharendijke is het woon- en recreatiegebied ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ gelegen. Het onderhavige plangebied is gelegen op dit terrein. Dit terrein is midden jaren zestig ontstaan. De voornaamste verbinding van het gebied is de Eb en Vloedstraat. Deze gaat over in de Jachtlaan, deze laan doorkruist ook het gebied. Het totale gebied wordt ontsloten door de Grevelingenlaan en de Kloosternolstraat en een tweetal doodlopende straatjes, aan welke de woningen zijn gelegen. Elk terreintje is door een beplantingsstrook omgeven, zodat een optimale vrijheid wordt verkregen. Het zuiden van het gebied grenst aan het bungalowpark de Achthoek. Deze twee gebieden worden gescheiden door een groene buffer. Het terrein dat een oppervlakte heeft van ± 5.3 ha, biedt plaats aan 62 zomerhuizen en 6 eengezinswoningen. Verder is er één speelterreintje opgenomen. Het terrein is in de jaren zestig ontwikkeld als zijnde recreatieterrein met uitzondering van de Kloosternolstraat. De woningen aan deze straat zijn als permanente woningen bestemd. Het

‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ is niet ontworpen zoals andere recreatieterreinen in de regel worden ontworpen. Standaard recreatieterreinen zijn geïsoleerd opgezet, hiermee wordt bedoeld dat het terrein een afgebakend geheel is ten opzichte van de omgeving. De woningen zijn vaak van de weg af en naar binnen toe georiënteerd. De woningen op het

‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ zijn juist naar de weg toegekeerd en het terrein heeft geen begrenzing. Er zijn geen slagbomen of plattegronden bij de ingang zoals bij een normaal recreatieterrein. De wegen zijn breed en ontsloten/ verbonden met de hoofdwegen van de kern Scharendijke. Het openbaar gebied is dan ook ingericht als een normaal woongebied. De bouwblokken van de woningen zijn gemiddeld genomen groot (ongeveer 100 m²). Er is geen verschil tussen de bouwblokken van de Kloosternolstraat (permanente bewoning) en de andere (recreatieve) bouwblokken van het gebied. De overgang van de kern Scharendijke naar het betreffende gebied is niet zichtbaar maar loopt zelfs natuurlijk door zodat dit gebied stedenbouwkundig bij de kern lijkt te behoren. Ook valt dit gebied binnen de provinciale komgrenzen van Scharendijke. Door deze opzet is het terrein in de loop der jaren meer en meer geïntegreerd bij de kern van Scharendijke. Het gebruik is in de loop der jaren gedeeltelijk veranderd naar permanent gebruik.

(18)

12

Straatbeeld in de omgeving van het plangebied

3.3 Toekomstige situatie

Het onderhavige wijzigingsplan behelst een omzetting van de bestemming ‘Recreatie- Verblijfsrecreatie’ naar de bestemming ‘Wonen’. Het feitelijk gebruik van het plangebied veranderd niet.

(19)

4 MILIEU EN DUURZAAMHEID

4.1 Inleiding

Om aan te tonen dat het onderhavige plan ook uit milieu-oogpunt haalbaar is dient er ingevolge de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.6.1 sub 3 aan alle relevante milieuwetgeving te worden voldaan. Dit hoofdstuk gaat in op de diverse relevante milieu-aspecten.

4.2 Geluidshinder

Om te bepalen of er een ontheffing met betrekking tot wegverkeerslawaai nodig is moet er gekeken worden naar een tweetal mogelijke bronnen van verkeerslawaai;

1. de wegen rondom het plangebied;

2. de aan te leggen wegen binnen het plangebied.

Op grond van artikel 74 eerste lid van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van wegen een zone, waarbinnen een akoestisch onderzoek noodzakelijk is naar de geluidsbelasting op gevels van woningen vanwege de weg.

Artikel 74 tweede lid bepaalt dat wegen die zijn aangeduid als woonerf dan wel waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt, uitgesloten zijn van dit eerste lid. Deze wegen hebben geen onderzoekszone. Ter plaatse van de woningen in het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/uur.

Gelet op het bepaalde in artikel 74, tweede lid is in dit geval een akoestisch onderzoek voor de onder punt 1 en 2 genoemde wegen niet noodzakelijk. Geconcludeerd kan worden dat er voor het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen zijn.

4.3 Milieuhinder

Bij de realisatie van een locatie dient onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid vanuit milieuoogpunt belemmerende functies. Het gaat hierbij zowel om geur-, stof- als geluidhinder.

Enerzijds dient bekeken te worden of de aanwezigheid van nabijgelegen bedrijvigheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen milieugevoelige functies in het plangebied.

Anderzijds moet duidelijk zijn dat de realisatie van de milieugevoelige functies geen nadelige gevolgen heeft voor de activiteiten van de nabijgelegen bestaande bedrijvigheid. In en nabij het plangebied bevinden zich geen bedrijven met activiteiten die belemmeringen opleveren voor de omzetting van de bestemming naar ‘Wonen’.

4.4 Externe veiligheid

Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico’s voor de omgeving met betrekking tot:

1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);

3. het gebruik van luchthavens.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun

(20)

14

leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Ad. 1 Inrichtingen

De externe veiligheid van inrichtingen heeft betrekking op de kans die bestaat om te overlijden buiten een inrichting als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Bij het bepalen van dit risico speelt de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen een belangrijke rol.

Er zijn geen bedrijven in de omgeving van het plangebied aanwezig die in het kader van onderhavig project relevant zijn in het kader van de BEVI. Dit blijkt uit de risicokaart Nederland (zie onderstaande afbeelding).

Uitsnede uit de Risicokaart Nederland met daarin met een rode cirkel aangegeven het plangebied.

Ad. 2 Transport

In 2003 is de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen verschenen. De Risicoatlas levert informatie voor de evaluatie van het externe veiligheidsbeleid en bevat een inventarisatie van de omvang van de risico’s veroorzaakt door het vervoer over de weg van gevaarlijke stoffen.

De risicoatlas kan worden gebruikt om na te gaan waar er aandachtspunten voor de externe veiligheid zijn, die bij lokale planontwikkeling gedetailleerd dienen te worden beoordeeld.

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen wegen gelegen die opgenomen zijn in de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen.

Ad. 3 Luchthavens

Er zijn geen luchthavens in de omgeving gelegen die de onderhavige bestemmingswijziging belemmeren.

(21)

Geconcludeerd kan worden dat er voor dit project geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Tevens zijn in deze wet de Europese richtlijnen Luchtkwaliteit geïmplementeerd. Voor luchtkwaliteit is stikstofdioxide het meest maatgevend, omdat deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof van belang. De grenswaarde voor fijn stof wordt als gevolg van de hoge achtergrondconcentraties in grote delen van Nederland overschreden. De minister is verplicht om voor 15 maart van ieder kalenderjaar de generieke invoergegevens voor rekenmodellen bekend te maken. Bij berekening van de lokale luchtkwaliteit dienen deze gegevens te worden ingevoerd in een model als weergave van de achtergrondconcentraties.

De uitkomsten van de berekeningen kunnen gebruikt worden om te beoordelen of de luchtkwaliteit in overeenstemming is met een grenswaarde of een andere in de Wet luchtkwaliteit opgenomen waarde of om na te gaan of de 3% grens of tijdelijke 1% grens wordt overschreden. De wet regelt daarnaast dat zeezout in de lucht niet meegerekend hoeft te worden bij vaststelling van de concentraties fijn stof. In verband met de zeezout aftrek mogen 6 dagen worden afgetrokken van het aantal overschrijdingsdagen betreffende de concentratie fijn stof.

Bestemmingen kunnen als gevoelig worden aangemerkt als sprake is van een fysiek verblijf van 12 uur of langer per dag, zoals bijvoorbeeld bij woongebieden, als er gevoelige groepen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen, of als er sprake is van het verrichten van inspanningen, zoals bij sportvelden. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden in dit wijzigingsplan niet voorzien. Een luchtkwaliteitberekening is dan ook achterwege gelaten.

4.6 Bodemverontreiniging

Wettelijk is bepaald dat een vergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. In het onderhavige plan worden door het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid geen directe nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve vormt dit aspect geen belemmering voor de wijziging. Voor eventuele nieuwe ontwikkelingen zal bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.7 Waterhuishoudkundige aspecten Waterbeleid

De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht

(22)

16

van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen wordt landelijk ondersteund. In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

Om vanuit het waterbeheer in te kunnen spelen op ruimtelijke ontwikkelingen en bestaande ongewenste situaties bij te sturen, zijn door de provincie Zeeland waterkansenkaarten ontwikkeld. Op basis van hydrologische uitgangspunten zijn voor de verschillende functies en het landgebruik kansen en bedreigingen in beeld gebracht. Resultaat zijn de kansenkaarten voor het landelijk en het stedelijk gebied en een kansenkaart voor het thema wateroverlast. De kaarten geven aan waar deze functies vanuit het watersysteem/beheer optimaal bediend kunnen worden en het waterbeheer in beginsel tegen geringe kosten kan worden uitgevoerd.

Situatie in het plangebied

Het onderhavige plan zorgt niet voor nieuwe ontwikkelingen en is in overeenstemming met het waterbeleid. Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied en is niet aangewezen als aandachtsgebied voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt niet in de buurt van als staatsnatuurmonument en/of beschermd natuurgebied aangemerkte gebieden. Ook komen in het plangebied geen natte ecologische verbindingen voor, noch zijn deze in de toekomst gepland. In de kern Scharendijke is een gemengd rioleringssysteem aanwezig. Op het moment dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden wordt er eerst afgekoppeld. Bij nieuwbouw wordt beoogd alles gescheiden aan te bieden.

Het onderhavige plan betreft slechts een kleine wijziging, er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden geboden. In een dergelijk plan ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaande gebruik van gronden en opstallen. Het bestemmingsplan is daarmee consoliderend van aard en laat slechts beperkt ruimte voor nieuwe potentiële ontwikkelingen. Door de aanwezige bebouwing leent het plangebied zich niet voor de aanleg van extra waterberging.

4.8 Archeologie

In Europees verband is het zogenaamde ‘Verdrag van Malta’ tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

(23)

Aan de beleidskaart van het Beleidsplan Archeologie (behandeld in hoofdstuk 2 Beleidskader) zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen als input voor de voorwaarden bij op te stellen gemeentelijke bestemmingsplannen. Ten aanzien van de vergunningverlening wordt een aantal gebieden onderscheiden, waarvoor verschillende drempelwaarden en voorwaarden gelden. Dit is in onderstaand schema terug te vinden:

De archeologische onderzoeksgebieden A en B zijn in dit bestemmingsplan dan ook planologisch beschermd in de vorm van twee dubbelbestemmingen (Waarde – Archeologie 6 en Waarde – Archeologie 7). Binnen deze dubbelbestemmingen is op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid een onderscheid aan te brengen in archeologisch onderzoeksgebied A en archeologisch onderzoeksgebied B. Vertaald naar het bestemmingsplan kent archeologisch onderzoeksgebied A een zwaardere bescherming van de aanwezige waarden dan archeologisch onderzoeksgebied B, waarbij (aanleg)regels zijn opgenomen die zijn gebaseerd op de eisen en randvoorwaarden die in bovenstaand schema zijn opgenomen.

4.9 Flora en fauna

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voorbestaan van de gevonden soorten. Het plangebied is nabij het Vogel- en Habitatrichtlijngebied de Grevelingen gelegen. De Habitatrichtlijn en Flora- en faunawet heeft evenwel ook betrekking op beschermde planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden.

Aangezien voorliggend plan met name de bestaande situatie conserveert zal in het kader van dit plan geen nader onderzoek worden uitgevoerd.

(24)

18

4.10 Duurzaam bouwen

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft het convenant ‘Integrale woningkwaliteit’

ondertekend. Zij heeft zich daarmee verplicht bij nieuwbouw te voldoen aan de zogenaamde vaste maatregelen van het ‘Nationaal pakket duurzaam bouwen’. Deze maatregelen zijn erop gericht de gezondheids- en milieuschade in alle bestaansfasen van een woning of utiliteitsgebouw, vanaf winning van de grondstof, het ontwerp, de bouw tot en met de sloop, te beperken. De gemeente zal het maatregelenpakket actief onder ogen brengen bij diegenen die betrokken zijn bij de realisering van nieuwbouw binnen het plangebied.

(25)

5 JURIDISCHE VORMGEVING

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestemmingswijziging in het bestemmingsplan is vertaald. Van belang is dat het bestemmingsplan zowel het ontwikkelingskader geeft voor het plangebied, als het kader voor beheer en handhaving van het plangebied.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en bestemmingsplanregels, die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de bestemmingsplanregels zijn juridisch bindend.

De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de bestemmingsplanregels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.

5.2 Bestemmingsplanregels

De bestemmingsplanregels en de verbeelding bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bebouwing. De bestemmingsplanregels zijn onderverdeeld in hoofdstukken, die hierna kort worden toegelicht.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels Dit hoofdstuk omvat twee artikelen:

- Artikel 1 Begrippen;

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

- Artikel 2 Wijze van meten.

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Beide artikelen hoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2: Bestemmingregels

Het stramien voor de bestemmingsplanregels is vastgelegd in de SVBP 2008. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

- Bestemmingsomschrijving - Bouwregels

- Nadere eisen

- Afwijken van de bouwregels - Specifieke gebruiksregels - Afwijken van de gebruiksregels

- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk - Wijzigingsbevoegdheid

(26)

20

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. In paragraaf 5.3 wordt nader op de afzonderlijke bestemmingen ingegaan.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk omvat de artikelen inzake:

- anti-dubbeltelregel;

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in artikel 6 bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

- algemene gebruiksregels;

In artikel 7 zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik.

- algemene aanduidingsregels;

In artikel 8 stelt eisen aan het uitvoeren van werken zonder omgevingsvergunning.

- algemene afwijkingsregels;

In artikel 9 is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze ontheffingen betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen, het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte

- algemene wijzigingsregels;

In artikel 10 zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte mogelijk te maken.

- algemene procedureregels;

In artikel 11 zijn algemene procedureregels opgenomen die van toepassing zijn bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid en bij het afwijken van gebruik. In de artikelen waarin deze flexibiliteitregels zijn opgenomen, wordt verwezen naar artikel 11.

- overige regels.

In de overige regels (artikel 12) is de strafbepaling opgenomen ten behoeve van de opgenomen omgevingsvergunningen.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Dit laatste hoofdstuk omvat de artikelen inzake:

- overgangsrecht;

Artikel 13 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden

(27)

vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig ontheffing worden verleend tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouw

- slotregel.

De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan ‘2e wijziging Bebouwde kom Scharendijke’.

5.3 Regeling van de afzonderlijke bestemmingen

Hieronder worden de bestemmingen besproken die in het plangebied voorkomen.

Artikel 3 ‘Wonen’

Alle onderhavige percelen zijn bestemd tot ‘Wonen’. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen (woningen), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er wordt, door middel van bouwaanduidingen, binnen de bestemming ‘Wonen’ de mogelijkheid geboden voor woningen met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand 1’ (de voormalige recreatiewoningen) het bouwvlak te vergroten tot maximaal 150 m², met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd.

Artikel 4 ‘Waarde - Archeologie 6’

Naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) zijn de gronden primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Er gelden specifieke regels voor het bouwen en er is een vergunningsstelsel opgenomen voor bebouwing met een grotere oppervlakte dan 2500 m² en een diepte van meer dan 0,50 meter. Ook is er een vergunningsstelsel voor slopen opgenomen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te creëren om een archeologische waarde, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

Artikel 5 ‘Waarde - Archeologie 7’

Voor de gronden met deze bestemming gelden dezelfde regels als voor de voorgaande bestemming met dien verstande dat het hierbij gaat om andere maatvoeringen.

(28)

22

(29)

6 HANDHAVING

6.1 Inleiding

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde ontheffingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

6.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland bestaat de uitdrukkelijke wens om concreet werk te maken van de handhaving en te komen tot een beleidsmatige aanpak. Tot nu toe wordt handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar wordt er veelal ingespeeld op incidenten en excessen en wordt er gereageerd naar aanleiding van klachten. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden.

Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is en het optreden daar waar sprake is van grove afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het

(30)

24

ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.

Het actualiseren en wijzigen van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Zoals hiervoor al is aangegeven is handhaving namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en het inzicht daarin verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden. Bijzonder aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde 'oude' gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen dient nagegaan te worden welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan, zal daarom uitdrukkelijk hierbij stil gestaan moeten worden en zal zo nodig wraking van de illegale situatie plaats moeten vinden, zodat in principe handhaving mogelijk blijft.

6.3 Ontwikkeling gestructureerd toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het piepsysteem en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Schouwen-Duiveland is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Een plan van aanpak daartoe is opgesteld.

6.4 Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving wordt vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. In die zin biedt de aankondiging dat een overtreding van het bestemmingsplan tevens een overtreding is op grond van de Wet Economische Delicten, perspectief. De uitvoering en voortgang van de handhaving kan jaarlijks vastgelegd worden in een verslag, dat bestuurlijk dient te worden vastgesteld.

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Voor de boring van de aanvoerleiding wordt onder andere rekening gehouden met de restricties vanwege Natura 2000 gebieden en de richtlijnen voor gestuurde boringen..

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toeganke- lijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat

Verder zijn het relatief veel Duitse bezoekers die speciaal voor een evenement naar het strand zouden komen, zij waren vooral afkomstig uit strandvak 6.. De meerderheid van de

Niet zo vreemd, want mensen hebben kunst en cultuur hard nodig: het inspireert en draagt bij aan wie we zijn. Het zou daarom mooi zijn als zoveel mogelijk mensen op ons eiland in

Ten aanzien van de uit te breiden woning geldt de bestemming Wonen-1 als bedoeld in artikel 40 van de regels, waarbij de aanwijzing `sba-eengezinswoning’ van toepassing is,

Zij memoreerde de Zeeuwse samenwerking om de klimaatverandering het hoofd te bieden en hoopte dat deze dag naast de inventarisatie van problemen ook mogelijk oplossingen zou bieden op

Een vergunning als bedoeld in lid 41.7.1 is slechts toelaatbaar, als aan de hand van een onderbouwing wordt aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden de natuur-