• No results found

Protocollen Movement Scan / 4 SS’en test

De volledige beschrijving is te vinden in het boek ‘Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen’ van Wim van Gelder en Hans Stroes.

NB: 1x het startniveau laten oefenen voordat de test wordt afgenomen (dit geldt voor alle vier de testen)

Protocol Stuiten (groep 6/7)

Doel: Meten van oog-lichaamscoördinatie

Materiaal: Drie verschillende ballen: basketbal (kleinste maat), volleybal (kleinste maat), molton bal. Pionnen voor 8-baan.

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Probeer zo vaak als je kunt de bal te stuiten. Kun je het ook met je andere hand?’ ‘Je mag kiezen welke met welke bal je dat wil doen (basketbal/volleybal/molton bal).

Instructie testleider: Start de test op niveau III: Stuit 15x achter elkaar met de voorkeurshand. Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

Eventueel hardop meetellen.

De volgende niveaus zijn:

IV: stuit 15x met achter elkaar met de niet-voorkeurshand VI: kan dribbelen (stuiten en looppas)

VIII: kan meer dan 10 sec (of 15x) stuiten zonder naar de bal te kijken (split-vision), zowel links als rechts. Kijken naar een lijn 3-5m voor zich.

X: kan snel dribbelen in 8-baan: 12z rond paal in 30 sec. (Pionnen op 3 m afstand van elkaar)

Let erop dat het kind: De bal goed stuit

Een bal kiest die past bij het de grootte van de hand

Zo min mogelijk last heeft van omgevingsruis en andere activiteiten die in de buurt wordt uitgevoerd

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 1-3x voor beide handen, het hoogste aantal telt.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Noteer het aantal bij opmerkingen.

33

Protocol Stilstaan (groep 6/7)

Doel: Meten van balans (statisch evenwicht)

Materiaal: Stopwatch

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Probeer zo lang als je kunt op 1 been stil te staan. Je mag je voet niet verplaatsen. Je staat niet meer stil als:

- je met je andere voet de grond raakt - je een hupje maakt

- je je voet verschuift’.

Als de test is uitgevoerd op het rechterbeen, wordt daaran de test uitgevoerd op het linkerbeen.

Instructie testleider: Start de test op niveau IV: Staat 30 sec op 1 been, wiebelen mag (L&R). Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

Na niveau IV volgen de volgende niveaus: VI: Staat 30 sec stabiel op 1 been (L & R) VIII: Staat 60 sec stabiel op 1 been (L&R)

X: Staat 10 sec met ogen dicht op 1 been, wiebelen mag (L&R)

NB Met stabiel wordt bedoeld: stilstaan zonder corrigerende bewegingen van armen, romp en/of hoofd. Een licht correctie is normaal.

Let erop dat het kind:

Zich focused op een muur (afstand tot de muur 2m)

Zo min mogelijk last heeft van omgevingsruis en andere activiteiten die in de buurt wordt uitgevoerd

Start op het rechterbeen (ivm registratie)

Niet met het andere been ‘klemt’, vraag het kind of hij net zo lang kan staan met de benen ‘los’ van elkaar, die score telt

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 1 tot 3x op beide benen, de beste poging telt.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan het aantal seconden worden genoteerd.

Opmerkingen: Als er meerdere kinderen tegelijk getest worden, zorg dan voor voldoende afstand van elkaar. Test eerst niveau X (10 sec met ogen dicht op 1 been). De kinderen die het niet halen worden gevraagd zo lang mogelijk op 1 been te staan, waarbij de testleider het aantal seconden noteert en wie de wiebelaars zijn.

34

Protocol Springen kracht-hinkelen (groep 6/7)

Doel: Meten van balans (dynamisch evenwicht)

Materiaal: Stopwatch, pionnen om een 9 meter parcours te maken (tape een start- en finishlijn als er geen lijnen in de zaal beschikbaar zijn) Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Ga op 2 voeten naast elkaar bij de startlijn staan en hinkel in zo weinig mogelijk hinkels naar de finishlijn’.

Instructie testleider: De test wordt gestart op niveau IV (hinken over 9m) Tel het aantal voetcontacten tussen de lijnen. Als het laatste voetcontact op de finishlijn is, wordt deze meegeteld. Laat het kind 2 keer op beide benen de test uitvoeren.

Niveaus

IV: 11 hinkels sterkste been, 12 hinkels andere been VI: 9 hinkels sterkste been, 10 hinkels andere been VIII: 7 hinkels sterkste been, 8 hinkels andere been

X: 6 hinkels sterkste been, 7 hinkels andere been (voor meisjes en kleinere jongens)

X: 5 hinkels sterkste been, 6 hinkels andere been

Let erop dat het kind:

Start vanuit stilstand op twee voeten

Een kaatsende beweging maakt (kort contact met de grond) Start op het rechterbeen (ivm registratie)

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 2-3x op beide benen, de beste poging telt.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan het aantal hinkels worden genoteerd.

Opmerkingen: Negen meter is de breedte van het volleybalveld of de helft van de lengte van het veld. De (gele) lijnen van het volleybalveld vormen meestal de buitenlijnen in de gymzaal.

Een (groot) verschil tussen linker- en rechterbeen komt regelmatig voor en is een indicatie voor asymmetrische ontwikkeling en een opvallende looppas.

35

Protocol Springen coördinatie (groep 6/7)

Doel: Meten van coördinatie

Materiaal: Lijn (in de zaal)

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Kun je een wisselsprong maken? Een been voor de lijn en een been erachter, maak een sprongetje en wissel je benen’. Eventueel: ‘Kun je ook op je plaats blijven?’ En: ‘Kun je ook sneller?’

NB Ook vragenderwijs en positief de andere niveaus testen Instructie testleider: Geef een voorbeeld!

Start de test op niveau IV: Maakt snelle wisselsprongen (20 in 10 sec). Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

De wisselsprong lukt niet als het kind:

a. een stappende en geen springende beweging maakt of een soort loopbeweging (de voeten gaan dan na elkaar over de lijn en weer terug)

b. meedraait (45 graden) met de heupen c. niet op de plaats kan blijven

De volgende /andere niveaus zijn:

VI: kan in ritme huppelen en in de handen klappen (kind mag zelf het klapritme bepalen, eventueel vocale ondersteuning geven) VIII: kan 10x in ritme kruis-spreid-kruis springen en in de handen klappen: met de klap op ‘kruis’

X: kan 10x in ritme spreid-sluit-spreid springen en in de handen klappen: met de klap op ‘spreid’.

Bij deze test dien je ‘door te testen’: er is geen lineair verloop van deze vaardigheid, wat betekent dat een kind een wisselsprong wel kan beheersen, maar het huppelen niet.

Let erop dat het kind:

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer of het ‘lukt of niet lukt’.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan genoteerd worden als een kind veel corrigerende (arm)bewegingen maakt of moeite heeft met kaatsen/doorspringen.

36

Bijlage 4: Protocollen lichaamslengte en gewicht meten