• No results found

Scores

Average-use Individual use

Vormen van use-pattern-informatie zijn in enkele studies al eens getest. Niet altijd werd daar deze definitie aan gekoppeld, maar het idee om consumenten te infor-meren over het gebruik van kredietproducten komt vaker terug. Ik bespreek hierna enkele voorbeelden van empirisch onderzoek. Dit geeft mij een beeld van welke vormen van use-pattern-informatie al onderzocht zijn en welke lessen daaruit ge-trokken kunnen worden.

Hieronder bespreek ik eerst een onderzoek van Bertrand et al. naar het gebruik van een vorm van average-use-informatie bij consumptief krediet. Daarna ga ik nader in op een bestaand voorbeeld van het gebruik van individual-use-informatie bij kre-dietproducten, dat is te vinden in de Amerikaanse CARD Act uit 2009. Op grond van die wet moeten Amerikaanse creditcardbedrijven consumenten (onder andere) op individueel niveau informeren over de tijd en kosten die gepaard gaan met het aflossen van de schuld in geval de consument slechts de minimaal verplichte aflos-sing doet.900In Nederland komen we een dergelijke verplichting nog niet tegen. Bij kredieten met een onbepaalde looptijd wordt in Nederland vooraf niet aangeven hoe lang een consument moet aflossen in geval hij de minimale maandelijkse af-lossing doet.901De CARD Act 2009 is daarom een interessant voorbeeld van use-pattern-informatie in de praktijk. Er zijn namelijk al diverse empirische studies verricht die ons meer leren over de werking van de informatieplichten uit deze wet.

Credit Card Accountability Responsibility and Disclosure Act of 2009, Pub L No 111-24, §149, 123 Stat 1734 (2009), te raadplegen op www.govtrack.us/congress/bills/111/hr627/text, laatst geraadpleegd 900.

op 31 mei 2017. Zie voor een korte toelichting op de totstandkoming en implementatie van deze wet Agarwal, Chomsisengphet, Mahoney & Stroebel, 2013, p. 7-9. Zie ook Ali et al., 2014, p. 316. In productvoorwaarden van diverse kredieten, bijvoorbeeld een doorlopende lening of roodstand-faciliteit, die in Nederland aangeboden worden, staat expliciet aangegeven dat het ex ante niet 901.

duidelijk is hoe lang het krediet loopt. Men spreekt over het voor onbepaalde tijd aangaan van het krediet. Tegelijkertijd kennen deze producten wel een maandelijks minimum aan aflossing. Meestal tussen de 1,5 en 2,5% van het uitstaande krediet.

Voorbeeld 1: Average-use-informatie

In een studie van Bertrand en Morse werd de werking van een vorm van average-use-informatie empirisch getest. Later in deze paragraaf ga ik in detail in op deze studie, er werden namelijk meerdere vormen van informatie getest, maar ik geef hier alvast een toelichting over average-use-informatie. In hun studie gaven Bertrand en Morse Amerikaanse consumenten die een pay-day-lening, een relatief dure lening met een korte looptijd die vaak opnieuw gefinancierd wordt, wilden afsluiten in-formatie over het aantal herfinancieringen dat een gemiddelde consument nodig had om een dergelijke lening volledig af te betalen.902Bertrand en Morse vonden geen significant effect van deze alternatieve informatie op het wel of niet lenen van geld door de deelnemende consumenten. Wel bleek dat de groep consumenten die deze average-use-informatie kreeg een lager bedrag leende dan de controlegroep in de studie die deze informatie niet kreeg.903

Voorbeeld 2: De CARD Act 2009

Agarwal et al. deden onderzoek naar het effect van de toepassing van individual-use-informatie in bestaande wetgeving in de Verenigde Staten. Toen de CARD Act in 2009 ingevoerd werd bevatte zij onder andere een bepaling die nadere regels gaf voor informatieverschaffing aan consumenten met een lopende creditcardlening. Deze regel hield in dat consumenten met een creditcard maandelijks een overzicht kregen met daarop de tijd en kosten die men kwijt zou zijn wanneer zij hun cre-ditcardschuld met het minimale verplichte aflosbedrag zouden terugbetalen. Daarnaast kregen creditcardgebruikers een overzicht van de tijd en kosten die men kwijt zou zijn wanneer men de creditcardschuld in drie jaar zou aflossen.904In dat geval zouden er dus hogere maandelijkse aflossingen gedaan moeten worden. De informatie over de aflossingstermijn wordt in de informatieplicht uit de CARD Act 2009 gecombineerd met een vorm van proper-use-informatie.905In Sec. 201 onder a vinden we de verplichting terug dat een kredietverstrekker bij ieder rekeningover-zicht ook de mededeling moet opnemen dat wanneer het minimale bedrag aan aflossing betaald wordt de looptijd en de te betalen rente van de lening toe zullen nemen. In Sec. 201 onder a staat daarover het volgende:

‘Minimum Payment Warning: Making only the minimum payment will increase the amount of interest you pay and the time it takes to repay your balance’.

Bertrand & Morse, 2011, p. 1873. 902.

Bertrand & Morse, 2011, p. 1884. 903.

CARD Act 2009 Section 201 (a). Payoff timing disclosures. Deze bepaling schrijft een aanpassing (amendement) voor op Section 127(b)(11) van de Truth in Lending Act (15 U.S.C. 1637(b)(11)) te raadplegen 904.

via www.fdic.gov/regulations/laws/rules/6000-300.html#fdic6000127, laatst geraadpleegd op 27 mei 2017.

Ik merk op dat men dit ook als een waarschuwingsplicht zou kunnen kwalificeren. Ondanks dat in de CARD Act 2009 expliciet de term waarschuwing gebruikt wordt, bespreek ik dit voorbeeld in 905.

deze paragraaf en niet in een latere paragraaf over waarschuwingsplichten. De reden is dat Sec. 201 van de CARD Act 2009 mijns inziens conceptueel dichter bij de benadering van alternatieve informatie licht. De scheidslijn tussen proper-use-informatie en waarschuwingen is zoals reeds eerder gezegd soms dun.

Het doel van deze bepaling is dus om consumenten ertoe te verleiden om meer af te lossen op hun krediet en daardoor minder rente te moeten betalen. Agarwal et al. noemen dit zelf overigens een vorm van nudging, maar ik zie zelfs deze vorm van informatieverstrekking niet als een vorm van nudging.906Informatie, als zijnde een vorm van empowerment, legt de verantwoordelijkheid voor de beslissing immers nog steeds voor 100% bij de consument. Nudging is daarentegen een benadering die tracht de keuzeomgeving van consumenten te beïnvloeden. De zojuist besproken informatieplicht uit de CARD Act 2009 beschouw ik daarom als een vorm van in-formatieverschaffing.

Argawal et al. onderzochten in hun empirische studie een dataset met informatie over het aflossingsgedrag van 160 miljoen Amerikaanse consumenten en kleine bedrijfjes voor en na invoering van de CARD Act 2009. Men keek over een periode van twee jaar na invoering van deze wet. De hierboven beschreven nieuwe infor-matieplicht bleek een klein significant effect te hebben op het aflosgedrag van consumenten op hun creditcardschuld. Het aantal consumenten dat een betaling deed waarmee zij binnen drie jaar hun schuld konden aflossen nam na invoering van de wet met 0,5 % toe. Bij consumenten die meer dan 1000 dollar aan uitstaande creditcardschuld hadden was de toename zelfs 0,8%.907Deze percentages zijn op het eerste gezicht erg klein. Agarwal et al. maakten op basis van hun resultaten een schatting van het effect van de nieuwe informatieplicht op de totale rente die alle Amerikaanse consumenten met een creditcard kwijt zouden zijn. Zij denken dat het verstrekken van deze alternatieve informatie leidt tot een daling van de rentekosten met 0,001% voor de gemiddelde uitstaande creditcardbalans. Dit per-centage lijkt nog steeds erg klein, maar het bedrag dat hiermee wordt bespaard is aanzienlijk, namelijk naar verwachting 71 miljoen dollar per jaar.908

Ook Salisbury deed onderzoek naar het effect van de informatieplichten uit de CARD Act 2009. Zij voerde een online experiment uit met Amerikaanse consumen-ten. De deelnemers moesten enkele fictieve beslissingen nemen over het terugbe-talen van een creditcardschuld. Daarbij werd de informatie die zij kregen gemani-puleerd. Salisbury haalde de verschillende aspecten van de informatieplicht van de CARD Act 2009 uit elkaar. Zo kreeg de controlegroep in haar studie, naast infor-matie over de schuld en rente, het maandelijkse bedrag te zien dat een consument kwijt zou zijn wanneer hij alleen de minimale aflossing van 2% van de creditcard-schuld zou doen. De eerste experimentele groep kreeg deze informatie ook, maar kreeg daarnaast ook informatie over de periode die het zou duren om de schuld met de minimale aflossing af te lossen. De tweede experimentele groep in haar studie kreeg naast de hiervoor genoemde informatie ook te zien welk bedrag zij maandelijks zouden moeten aflossen om hun schuld in drie jaar af te kunnen lossen.909De respondenten moesten vervolgens aangeven hoeveel zij maandelijks zouden willen aflossen op hun creditcardschuld.

Agarwal et al., 2013, p. 3 en 19. 906. Agarwal et al., 2013, p. 3 en 21-22. 907. Agarwal et al., 2013, p. 3. 908. Salisbury, 2014, p. 52. 909.

Uit het eerste onderdeel van het experiment van Salisbury bleek dat er een signifi-cant effect uitging van het verschaffen van de informatie over het vereiste aflosbe-drag teneinde de schuld in drie jaar af te lossen op de keuzes van de deelnemers.910 De respondenten die deze informatie kregen kozen vaker een aflosbedrag dat bij het benodigde bedrag om de schuld in drie jaar af te lossen in de buurt komt. Het vereiste bedrag om in drie jaar af te kunnen lossen lijkt dus een soort referentiepunt te zijn voor de respondenten. Op de rol van referentiepunten en ankers ga ik in paragraaf 4.3 verder in; mijns inziens gaat dat eerder richting het concept nudging. Het verschaffen van informatie over de tijd die het kost om met de minimale aflos-sing het krediet af te lossen had geen significant effect op het terugbetaalgedrag van respondenten.911In een vervolgexperiment keek Salisbury naar het effect van het verschaffen van informatie over de totale kosten die een consument kwijt zou zijn bij het doen van een minimale aflossing en de driejaarsaflossing. Ook werd informatie over de tijd en de kosten uitgesplitst in diverse experimentele groepen.912 Het bleek dat wanneer er informatie over het aflossen van de schuld in drie jaar verschaft werd, de kans sterk toenam dat respondenten ervoor kozen om het aflos-bedrag dat bij een aflosperiode van drie jaar hoort te kiezen. Dit geldt zowel voor informatie over de benodigde maandelijkse aflossing alsmede de totale kosten die horen bij een aflossing in drie jaar.913Ook in dit tweede experiment komt er dus een effect naar voren van het verschaffen van informatie over de mogelijkheid om de schuld van een consument in drie jaar af te lossen.914Informatie die consumenten kregen over de tijd en kosten die gepaard gaan met het doen van de minimale maandelijkse aflossing had overigens geen significant effect op het gekozen aflos-bedrag.

De hierboven beschreven informatieplicht uit de CARD Act 2009 is ook getest in een experimentele studie van Elizondo en Seira.915Een deel van de respondenten in het experiment kreeg informatie over de aflostermijn bij minimale aflossing. Een ander deel kreeg informatie waarin het rentetarief van de creditcard nadruk-kelijk naar voren kwam. Elizondo en Seira hebben daarnaast nog enkele andere soorten informatie getest. Het betreft vormen van individual-use-informatie, al ge-bruiken de auteurs deze term niet expliciet. Een groep in het experiment kreeg informatie over de hoogte van hun schuld in vergelijking met andere consumenten. De consument werd verteld dat zijn schuld hoger (of lager) was dan die van een vergelijkbare groep consumenten. Dit is dus een variant van social comparison-infor-matie. In een andere onderzoeksconditie werd aan deze informatie nog een alge-meen advies toegevoegd.916Weer een andere groep consumenten kreeg informatie over de hoogte van het risico dat zij liepen tot het niet kunnen af betalen van hun

Salisbury, 2014, p. 55. 910. Salisbury, 2014, p. 56. 911. Salisbury, 2014, p. 57. 912. Salisbury, 2014, p. 61. 913. Salisbury, 2014, p. 62. 914.

Elizondo & Seira, 2014, p. 17. 915.

Het advies kwam er (samengevat) op neer dat de consument het beste zijn maandelijkse aflossing kon verdubbelen en zorg moet dragen dat zijn schuld onder zijn kredietlimiet blijft (Elizondo & Seira, 2014, p. 32).

schuld in vergelijking met het risico van andere consumenten.917Een versie hiervan was positief geformuleerd voor consumenten met een laag relatief risico en een versie hiervan was negatief geformuleerd voor consumenten met een relatief hoog risico.918Ook hierbij werd in sommige condities een algemeen advies meegegeven.919 Ten slotte was er nog een groep in het onderzoeksdesign die een expliciete waar-schuwing kreeg. De effecten van deze waarwaar-schuwing bespreek ik in paragraaf 5.5.3. Elizondo en Seira deden hun onderzoek met een sample klanten die een creditcard-schuld hadden bij een Mexicaanse bank. Het ging om een specifieke groep klanten die een hoog risico op betalingsproblemen hadden.920De consumenten werden via gestratificeerde sampling willekeurig over de diverse groepen in het experimentele onderzoeksdesign verdeeld. De auteurs waren benieuwd naar het effect van deze interventies op de volgende variabelen: het vrijwillig beëindigen van de account van de consument,921bedrag aan rentedragende schuld en betalingsachterstanden. Elizondo en Seira vonden enkele interessante effecten. Deze waren echter wel van korte duur, na maximaal twee maanden verdwenen de effecten weer.922Het ver-schaffen van informatie over de looptijd van de lening bij het doen van een mini-mumaflossing leidde opvallend genoeg tot minder aflossingen (minus 10%) en tot langere betalingsachterstanden (plus 8,6%) voor een groep consumenten met een hoge schuld.923Een mogelijke verklaring is volgens Elizondo en Seira dat consu-menten schrikken van de tijd die het hen nog kost om de lening af te betalen en daardoor besluiten zij om minder (of helemaal niet meer) af te gaan lossen.924 Het verschaffen van social comparison-informatie bleek ook diverse effecten te hebben. Bij consumenten die te horen kregen dat hun schuld hoger was dan die van verge-lijkbare consumenten daalde de schuld lichtelijk met 0,6%. Er werd geen effect gevonden op het hebben van betalingsachterstanden.925Wanneer consumenten te horen kregen dat zij relatief risicovol waren in verhouding tot andere consumen-ten leidde dit tot een lichte daling van hun schuld en tot minder achterstanden (minus 6%), maar wanneer consumenten te horen kregen dat zij relatief weinig risico liepen dan leidde dit tot een stijging van achterstanden met 65%.926Tevens vonden de auteurs een effect op het beëindigen van de accounts door consumenten. Bij consumenten die te horen kregen dat zij een hoog risico hadden in verhouding

De auteurs gaven aan dat het lastig was om dit relatief moeilijke concept te vertalen naar de klant. In overleg met de bank waarbij zij het onderzoek deden, werd besloten om met een af beelding van 917.

een thermometer te werken. Bij een hoog risico gaf de thermometer een hoge temperatuur en rode kleur aan. Bij de groep met weinig risico gaf de thermometer een lage temperatuur en een groene kleur aan (Elizondo & Seira, 2014, p. 20).

Elizondo & Seira, 2014, p. 10. 918.

Dit advies was hetzelfde als het advies in de boodschap waarin de hoogte van de schuld naar voren kwam (Elizondo & Seira, 2014, p. 33).

919.

Elizondo & Seira, 2014, p. 6 e.v. 920.

Meestal impliceert dit dat de consument overstapt naar een andere aanbieder, aldus Elizondo en Siera.

921.

Elizondo & Seira, 2014, p. 4. 922.

Elizondo & Seira, 2014, p. 17. 923.

Elizondo & Seira, 2014, p. 18. 924.

Elizondo & Seira, 2014, p. 19. 925.

Elizondo & Seira, 2014, p. 20. 926.

tot andere consumenten steeg het aantal beëindigingen met 26%. Mogelijk vonden de consumenten het bericht van de bank onbeleefd.927 Wanneer consumenten naast de sociale informatie nog een algemeen advies kregen om actie te ondernemen (wat ook weer parallellen vertoont met proper-use-informatie), dan leidde dit overi-gens tot geen enkel effect op hun aflosgedrag.928

Resumerend

De hiervoor beschreven voorbeelden laten zien dat diverse vormen van use-pattern-in-formatie een effect kunnen hebben op de beslissingen van consumenten. Zo lijkt op basis van de studie van Agarwal et al. en het onderzoek van Salisbury het ver-schaffen van informatie over de benodigde aflossing om een creditcardschuld in drie jaar af te lossen een effect te hebben op de keuzes die een consument maakt. Daarbij gaat het om een combinatie van proper-use- en individual-use-informatie. Wat opvalt aan het beschikbare onderzoek naar de werking van use-pattern-informatie is dat de focus vooral op consumenten ligt die al een krediet hebben en daarmee op de contractuele fase. De focus in mijn onderzoek ligt op informatieverstrekking in de precontractuele fase. De studie van Bertrand en Morse is, bij mijn weten, de enige studie die de werking van average-use-informatie in de precontractuele fase getest heeft. Zij vonden een effect van deze informatie op het gedrag van de deel-nemers aan hun studie. Aanvullend onderzoek naar de werking van use-pattern-in-formatie in de precontractuele fase zou daarom interessant zijn. In mijn empirische studie onderzoek ik daarom het effect van average-use-informatie op de leenbeslis-singen van Nederlandse consumenten in de precontractuele fase. Aan het einde van dit hoofdstuk en in hoofdstuk 5 licht ik dit nader toe.

4.2.1.2 Innovatie in productinformatie

Naast use-pattern-informatie zien we in het debat andere ideeën naar voren komen, die zich juist richten op het verbeteren van het verschaffen van productinforma-tie.929In een rapport uit november 2016 heeft de AFM enkele suggesties gedaan om de informatievoorziening en communicatie aan consumenten van consumptief krediet te verbeteren. Het gaat hier om vrij algemene ideeën. Zo stelt de AFM voor om te werken met referentiepunten (ankers), het prominent opnemen van de totale kosten van krediet in communicatie-uitingen, het werken met absolute getallen in plaats van onafgeronde getallen en het bewuster bezig zijn met de terminologie die gebruikt wordt door de kredietverstrekker. Bij dit laatste punt geeft de AFM aan dat consumenten termen als saldo en beschikbare ruimte als positief ervaren, maar termen als schuld en lening als negatief. Kredietverstrekkers moeten van de AFM daarom evenwichtig communiceren en daar met hun taalgebruik rekening mee houden.930De suggesties van de AFM lijken mij prima ideeën, maar tegelijker-tijd zijn zij ietwat gefragmenteerd en nog vrij algemeen.

Ibid.

927.

Elizondo & Seira, 2014, p. 4. 928.

Zie bijvoorbeeld Muller et al., 2014, p. 99. 929.

AFM, 2016b, p. 4 e.v. 930.

Een concreet voorbeeld van het verbeteren van productinformatie is het in verge-lijkend perspectief verschaffen van informatie over belangrijke producteigenschap-pen. De studie van Bertrand en Morse die ik eerder noemde in paragraaf 4.2.1.1 heeft een vorm van vergelijkende productinformatie onderzocht.931Ik licht de be-vindingen uit dit onderzoek hieronder toe.

Voorbeeld 1: Experimenteren met productinformatie

Een van de benaderingen, die Bertrand en Morse in hun empirische studie getest hebben, was het verschaffen van informatie over de rentetarieven van andere, vergelijkbare, kredietproducten wanneer een consument een pay-day-lening wilde afsluiten. Zo liet men de deelnemers aan de studie zien dat de pay-day-lening in kwestie een rente kent van 443% per jaar terwijl het lenen van geld via een credit-card slechts 16% rente per jaar met zich mee zou brengen.932Het doel van deze vergelijkende informatie was om consumenten bewust te maken van het grote verschil in rente dat gevraagd kan worden tussen verschillende producten. Een tweede type informatie dat getest werd in hun onderzoek was het informeren van consumenten over het verschil in dollarkosten tussen diverse leenproducten.933 Uit de studie van Bertrand en Morse bleek dat informatie over de dollarkosten van de diverse leenproducten het grootste effect had op het gedrag van consumenten die een pay-day-lening wilde afsluiten. Wanneer deze informatie verschaft werd, nam het aantal personen dat gedurende het experiment krediet gebruikte af.934 Ook voor wat betreft het bedrag dat geleend werd vond men het grootste effect bij het verschaffen van de dollarkosten voor de pay-day-lening en andere leningen.935