• No results found

Programma Procestheorie van De Vreedzame Wijk

2 Resultaten

2.3 Programma Procestheorie van De Vreedzame Wijk

Inleidend

Gaat het er in de programma impacttheorie (zie hoofdstuk 2.3) om hoe het programma effecten zou kunnen opleveren, in de programma procestheorie gaat het om hoe interventies zijn geïmplementeerd en hoe de interventies de doelgroep bereiken.

De wisselwerking tussen kind/jongere en omgeving is complex. Ondanks dat opvoeding voor een groot deel binnen het kerngezin plaatsvindt en deze dus belangrijk is voor de gezonde ontwikkeling van het kind staat het

kerngezin niet geïsoleerd (Benson et al., 1998). Volgens het ecologisch model van Bronfenbrenner, is een kind ingebed in meerdere systemen en staat het in een voortdurende interactie met zijn sociale omgeving (Bronfenbrenner, 1979).

Een ecologische aanpak waarbij in de beleidsontwikkeling rekening gehouden wordt met ontwikkelingen op al deze‘geneste’ domeinen, wordt geacht meer rendement te geven dan een aanpak gericht op een of enkele van deze systemen. Bronfenbrenner onderscheidt de microsystemen waar het kind interacteert met de meest directe omgeving (thuis, school, etc.). De mesosystemen worden gevormd door interacties tussen mensen uit de diverse

microsystemen. Het exosysteem behandelt de

organisatorische - en de sociale netwerken van opvoeders.

Deze hebben indirect invloed op het microsysteem. Het macrosysteem staat het verst van het kind af, en heeft een indirecte invloed op het leven en de ontwikkeling van het kind via wetgeving, sociale waarden en ideologieën. Het programma De Vreedzame Wijk heeft alle door

Bronfenbrenner genoemde systemen op het oog.

De meeste doelen (p.5) van De Vreedzame Wijk liggen op het gebied van de microsystemen. Dit is aan de orde bij de doelen een en twee (‘Kinderen kunnen hun vaardigheid in het

constructief omgaan met conflicten toepassen in andere contexten’ en ‘Kinderen worden betrokken bij hun omgeving en daarmee wordt participatie en gemeenschapszin bevorderd’.)

Naast de directe invloed die één microsysteem op het kind (Vreedzame School) al heeft, brengt men kinderen in verschillende microsystemen in aanraking met dezelfde Vreedzame methode. Met ‘De opvoedingsverlegenheid bij de betreffende medewerkers wordt verminderd’ uit doel drie wil men de interacties tussen microsystemen ook indirect positief beïnvloeden.

Met betrekking tot het vierde doel (‘Er is een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid bij verschillende opvoeders:

Leerkrachten, andere professionals, vrijwilligers, ouders’) is de verwachting van de ontwikkelaars dat de

handelingsverlegenheid afneemt als men de cursus Vreedzame Wijk volgt. Hier wil men verandering

bewerkstelligen in het mesosysteem. De communicatie over en weer tussen ouders en school is één van de interacties in het mesosysteem. Het betrekken van ouders bij De Vreedzame School staat vanaf de start van het programma steeds op de agenda. En ook in dit project zal het betrekken van de ouders bij de wijk op de agenda staan. Daar waar ouders betrokken worden in structuren/interventies spreken we over het

exosysteem. Het vierde doel van het project geeft al een actie aan: opvoedingsverantwoordelijkheid wordt gedeeld. Het gaat uit van de voorwaarde dat er communicatie over en weer is tussen opvoeders. De stimulering van een ondersteunend netwerk voor ouders die de ontwikkelaars voorstaan past in het mesosysteem. Daar waar het gestructureerd is in een cursus of een andere interventie waar het kind niet direct bij is, spreken we over het exosysteem. Het ondersteunende netwerk,

bestaande uit andere opvoeders en professionals, heeft indirect een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het kind en de relatie tussen ouder en kind. Het zal duidelijk zijn dat het vijfde doel (‘Het pedagogisch beleid van wijkinstellingen wordt versterkt aan de hand van De Vreedzame School methoden’) direct het exosysteem als doel heeft. Kinderen zijn niet de doelgroep. Het zesde doel (In de leefomgeving van de kinderen waar gebruik wordt gemaakt van de methoden van De

Vreedzame Wijk neemt de veiligheidsbeleving toe) heeft betrekking op microsystemen (directe leefwereld van het kind) van ‘de straat’ of de openbare ruimte. Aan de andere kant heeft dit distale doel verbetering van de wijk als geheel tot doel en

daarmee het ‘Vreedzaam’ worden van de wijk (macrosysteem).

Via de belevingswereld van het kind hopen de ontwikkelaars indirect de huidige tijdsgeest om te buigen. Een doel op afstand en op macroniveau tegenover de vijf ‘proximale’ doelen

(dichtbij) die eerder zijn genoemd. De projectontwikkelaars hebben de hoop uitgesproken dat het project bijdraagt aan een veilig, positief sociaal klimaat, waarin participatie centraal staat, als alternatief voor de straatcultuur (Verhoeff & Pauw, 2009).

Hiermee willen ze tegenwicht bieden aan het heersende idee dat kinderen opgevoed moeten worden tot zichzelf

verwerkelijkende individuele burgers. Ook het versterken van het pedagogische beleid van wijkinstellingen is te zien als passend in het macrosysteem. Indirect heeft een sterk pedagogisch beleid gericht op de samenleving invloed op een gezonde ontwikkeling van het kind (RMO/RVZ, 2009).

De beschrijving van het exoniveau behandeld hoe het programma op organisatieniveau is vormgegeven en in de beschrijving van het micro- en mesoniveau komt aan de orde hoe de interventies zijn vormgegeven op het belevingsniveau van de doelgroep.

De Vreedzame Wijk op exoniveau (de organisatie)

In Overvecht is een Brede Schoolprogramma gestart dat alle aanbieders van jeugdwerk in de wijk gemeenschappelijke waarden wil meegeven en deze in één set van termen en benadering aan de kinderen in de wijk wil communiceren. Het gaat om de organisaties Cumulus-Welzijn, Ludens

(kinderopvang), het Utrechts Centrum voor de Kunsten en de scholen voor regulier basisonderwijs (Johannes, Marcus, Mattheus (KSU), de Schakel, Opdreef (PCOU), Joannes 23e, Cleophas (SOZKO), vier locaties van de OBO (openbaar onderwijs), samen in Brede School Overvecht. Dat ene waardepatroon binnen de Brede School is de pedagogische notie van De Vreedzame School. Over De Vreedzame Scholen zijn de betrokkenen enthousiast. Door docenten wordt het programma ervaren als een coherente

pedagogische aanpak met een zichtbaar effect op de manier van met elkaar omgaan.

Kinderen plukken de vruchten van een klimaat waarin respect centraal staat en vinden het leuk om een stem te hebben en initiatief te mogen tonen. Er zijn twee redenen waarom het programma van De Vreedzame School in Overvecht verbreed is naar de wijk. In de eerste plaats kwam vanuit de

welzijnsstichting het idee om dit als succesvol ervaren schoolconcept ook te gaan toepassen in andere instellingen waarmee de leerlingen in aanraking komen: het sociaal-cultureel werk, de sportverenigingen, de speeltuinen, de bibliotheek, etc. Door de schoolteams werd al langer een discrepantie waargenomen tussen enerzijds het sociale klimaat en het gedrag van kinderen op school (waar vreedzaam conflicten oplossen een soort tweede natuur is geworden) en anderzijds in het publieke domein en de kindervoorzieningen. Voor veel leerlingen bestaat een

dergelijke discrepantie ook tussen school en thuis. De scholen kwamen tot de conclusie dat het sociale- en gedragsrepertoire dat zij bij hun leerlingen teweeg probeerden te brengen beter zou beklijven wanneer de ‘Vreedzame aanpak’ ook in andere sociale omgevingen zou worden ondersteund. In de tweede plaats wordt het idee van De Vreedzame Wijk gevoed door de jeugdproblematiek zoals die in Overvecht wordt ervaren. De afgelopen jaren zijn er veelvuldig berichten geweest over groepen jongeren (meestal jongens) die overlast

veroorzaakten op straat en in winkelcentra, over

straatcriminaliteit en (seksuele) intimidatie. Dit alles is samen te vatten onder de noemer ‘straatcultuur’ (Anderson, 1999).

Veel instellingen, disciplines en projecten zijn erop gericht deze problematiek terug te dringen, maar tot dusver is daarin weinig samenhang ontstaan. De gedachte is nu dat de systematiek van De Vreedzame School deze inhoudelijke samenhang zou kunnen versterken. Het doel is om zowel de achterliggende filosofie als de concrete aanpak van De Vreedzame School toe te passen in alle activiteiten die met de kinderen in de wijk Overvecht worden gedaan.

Het project De Vreedzame Wijk in de Utrechtse wijk Overvecht heeft een geschiedenis waaruit blijkt dat ze als pilot in geen andere gemeente en in geen andere wijk had kunnen ontstaan. Een belangrijke stimulans voor de pilot is dat tussen de ontwikkelaars van de programma’s De Vreedzame School (Eduniek) en de ontwikkellocatie het

Openbaar Basisonderwijs Overvecht (OBO) een intensieve samenwerkingsrelatie bestaat. Hierdoor kunnen de

communicatielijnen en de route van conceptualiseren naar concretiseren van nieuwe/gewijzigde ideeën kort blijven.

Al ver voor de start van het huidige programma De

Vreedzame Wijk was De Vreedzame School opgevallen bij de wijkorganisaties, waaronder Wijkwelzijnsorganisatie Cumulus Welzijn. Zonder dat dit leidde tot verdere implementatie binnen Cumulus Welzijn werden

kinderwerkers getraind in de Vreedzame methode. In 2008 ontstond een momentum doordat er vanuit de Vereniging Sportbelangen Utrecht (VSU) een plan werd ontwikkeld om in Overvecht wijkbreed met één pedagogisch programma te starten waarin De Vreedzame Scholen een centrale plaats innamen. Dit momentum deed sluimerende ideeën en synergie ontwaken en puzzelstukjes op hun plaats vallen waardoor er uiteindelijk een programma ontstond dat groter, breder gedragen en ambitieuzer werd dan het

oorspronkelijke plan. Het een en ander culmineerde in de organisatie van de Brede School Overvecht waarin De Vreedzame Wijk de pedagogische notie werd. Het doel is om de domeinen school, openbare ruimte/vrije tijd en thuis

‘aan elkaar te knopen’. Dat wil zeggen dat men één set van positieve pedagogische principes met het bijbehorende vocabulaire in alle drie de domeinen leidend wil maken (Brede School, 2008).

Implementatie in het licht van de literatuur

Er is een overvloed aan literatuur die het belang van een goede implementatie van interventies onderschrijft (Stals, 2008;

Durlak, 2008; Barry, 2007) omdat er te vaak wordt

geconstateerd dat projecten met goede basisideeën sneuvelen, omdat er van alles fout loopt in het implementatieproces.

Implementeren blijkt minder met techniek te maken te hebben maar alles met ‘menselijke’ voorwaarden. Het is zoals Pawson

& Tilley (2008, blz. 36) erkennen "het zijn niet programma’s zijn die werken, maar mensen die samenwerken en kiezen om ze te laten werken'. In de literatuur wordt een aantal criteria voor

een succesvolle implementatie genoemd en we willen de implementatie van De Vreedzame Wijk aan deze criteria toetsen.

 Een positieve attitude ofwel dat de in te voeren interventie als voordelig wordt ervaren door betrokkenen is een essentieel onderdeel van een implementatie. De baten moeten voor betrokkenen groter zijn dan de kosten. Dit kan een ethisch voordeel zijn: bv. het voorgestelde beleid bevordert de democratische deelname van burgers. Het kan ook voordelig zijn in termen van efficiëntie: we bereiken de doelen met minder inzet of kosten. Stals et al. beschrijven dit uitgebreider: Een nieuwe activiteit schept voordelen; het verwachte werkzame mechanisme klinkt logisch;

beantwoordt aan een gevoel van urgentie; is congruent met de waarden van de doelgroep; is bij voorkeur eenvoudig en heeft een korte implementatietijd (Stals et al. 2008, p.15).

 Naast een positieve houding is een gunstige sociale context essentieel voor een nieuwe ontwikkeling. Zo blijken binnen organisaties houding en het gedrag van collega's en

superieuren een belangrijke invloed te hebben (Stals, 2008).

Vooral wanneer onzekerheid over nieuwe ontwikkelingen.

spelen zijn mensen sterk geneigd zich aan te passen aan de sociale norm: Wat vinden belangrijke anderen (Klucharev 2009, Ajzen, 1991). Dit is de reden waarom er aandacht moet worden besteed aan ontwikkeling van attitude van volledige teams of alle belanghebbenden in een wijk.

 Verder blijken community interventies meer op te leveren als deelnemers participeren in de besluitvorming (Barry, 2007). Het project wordt eigendom van de community en heeft een positief effect op eigenwaarde. Daarbij moeten professionals de politieke intuïtie en flexibiliteit hebben om te reageren op lokale behoeften en mogelijkheden; uitgaan van principes van

gezamenlijk werken; het faciliteren van realistische participatie en het verbeteren van de ‘kracht van de buurt’ (Barry, 2007, p18). Sampson et al, (1999) spreken in dit verband over

‘collective efficacy for children’.

 Niet ieder individu zal even makkelijk ‘nieuwigheden’

omarmen, maar de vrijheid om te kunnen experimenteren met de nieuwe methode blijkt bevorderend voor het ontwikkelen van eigenaarschap van een nieuwe activiteit (Stals et al. 2008,

p.15). Rogers (2002, p.990) beschrijft hoe verschillen in

persoonlijkheid van deelnemers die implementatie beïnvloeden.

Hij onderscheidt innovatoren, vroege aanpassers, vroege meerderheid, late meerderheid en achterblijvers, langs een ontwikkelingsschema van Prochaska & DiClemente (1984, 1986), waarbij de inspirerende innovatoren vaak de snelle beslissers zijn. In een proces van implementatie van een nieuw programma kunnen zij snel inspelen op omstandigheden en onvoorziene situaties. Dit geldt te meer als het om een programma zoals De Vreedzame Wijk gaat dat niet eerder is ingevoerd. Succesvolle ondernemingen of sociale bewegingen zijn volgens Fukuyama (1999) niet simpel te verklaren vanuit de optelsom van haar voorwaarden. Ze zijn vaak een gevolg van (persoonlijk) charisma en geloofwaardigheid. Er is dan sprake van een van pioniersmentaliteit bij de organisatoren (Greiner, 1972).

Als we de ontwikkeling van De Vreedzame Wijk in Overvecht aan deze criteria toetsen dan zien we het volgende:

Attitude factoren

• De methode is in overeenstemming met een gevoel van urgentie. Zoals aangegeven in hoofdstuk 2.1 was er in Overvecht een grote urgentie gevoeld om aan de vele problemen van de wijk te werken. De min of meer toevallige aanwezigheid van het Vreedzame gedachtegoed maakte dat men liever geen repressief beleid wilde maar deze positieve benadering van kinderen. Vooralsnog is nog geen sprake van een afname van het gevoel van urgentie.

• De methode is in overeenstemming met de waarden van de doelgroep. De meer-‘waarde’ van De Vreedzame Wijk is dat het niet alleen over het oplossen van een negatieve situatie gaat, maar om een visie over hoe een gemeenschap zich in een positieve richting zou kunnen ontwikkelen. Bij het

wegwerken van achterstanden kan men volstaan met een doel van normalisering (van -1 naar 0), maar dat kan niet meer als men verdere ontwikkeling in het positieve wil stimuleren (van 0 naar +1). Dan zijn normatieve keuzen of het formuleren van een ideaal noodzakelijk. De Vreedzame Wijk wil een antwoord zijn op de behoefte aan meer burgerschap, sociale cohesie en ontwikkeling van een democratische manier van leven in de

samenleving als geheel (Brede school, 2008). In de recente historie van het programma is gebleken dat juist dit appel op burgerschap en democratische vorming als een meerwaarde wordt ervaren boven gedragsveranderingmodellen die men vanuit opportunistische of beheersmatige motieven zou kunnen kiezen. Deze democratische noties sluiten aan bij de waarden van de betrokken instanties waardoor er een opmerkelijk commitment en enthousiasme ontstaat 21. Meerdere

respondenten geven aan dat het niet gaat om een project, dat je uitvoert, maar om een attitude. Dit inhoudelijke appel zorgde er voor dat allerlei instanties De Vreedzame Wijk omarmen en dat de gemeente Utrecht en ook ZonMW heeft besloten het programma subsidie te verstrekken voor verdere ontwikkeling en uitrol over andere wijken en gemeenten in Nederland vòòr er ‘indicaties van effect’ vanuit onderzoeksgegevens waren.

Ook onder ouders en kinderen is er enthousiasme en in ieder geval nauwelijks tegenstand. Hier speelt een interessant fenomeen, namelijk dat de democratische uitgangspunten op sommige aspecten strijdig zijn met de islamitische traditie. Het gaat om emancipatie van kinderen en dus ook meisjes. Daar staat tegenover dat er ook veel gemeenschappelijke waarden zijn met de Islamitische traditie zoals gemeenschapszin, goed doen, het stimuleren van een goede opvoeding, het werken aan een goede toekomst. Door te focussen op de urgentie om op te voeden in een andere cultuur blijkt dat verschillen in visie overwonnen kunnen worden. De Haan (2011) beschrijft hoe migranten een nieuwe ‘hybride’ opvoedingsstijl ontwikkelen die een mix zijn van de oude en nieuwe opvoedingsstrategieën en die in de eerste plaats bedoeld zijn om praktische problemen het hoofd te bieden.

• De methode heeft merkbare relevante voordelen: de Vreedzame methode had al resultaten laten zien in de speeltuinen van Cumulus Welzijn, waar de medewerkers enthousiast zijn en waren over de positieve veranderingen

21 Er klinkt commentaar dat er een wijkbrede keuze wordt gedaan voor één (normatief) opvoedingsmodel: de democratische opvoeding. Men geeft aan dat het in Overvecht nauwelijks mogelijk zich hieraan te onttrekken.

Democratische vorming is dus geen keuze meer, maar impliciet opgelegd.

Dit wordt wel de democratische paradox genoemd. (Gutmann, 1993; de Winter, 2004, Mouffe, 2000).

die ze bij kinderen zien. Daarbij realiseert ieder zich dat het onder één noemer brengen van het jeugdbeleid gunstig uit kan werken op de communicatie tussen professionals en de eenduidige benadering van kinderen. Minder realistisch lijkt dat sommigen verwachten dat er effecten zijn op allerlei overlastgevend, gewelddadig en crimineel gedrag in de wijk.

• De methode is begrijpelijk en bij voorkeur eenvoudig.

Hoewel de methode uitgaat van verrassende perspectieven zoals kinderen laten participeren in de wijk waardoor ze een bijdrage leveren aan het jeugdbeleid, zijn de logica en de werkzame mechanismen zoals de eenduidigheid in de pedagogische benadering en de transfer van het gedrag van de school naar de wijk betrekkelijk eenvoudig.

• De implementatie is goed en kostenefficiënt (inzet en financiën) georganiseerd. De Brede school Overvecht was de meest voor de hand liggende organisatorische structuur waarmee De Vreedzame Wijk wijkbreed kan worden uitgezet. Dit hangt samen met het feit dat de Brede School al een degelijk fundament had in een goede samenwerking tussen de scholen. Veel van de goodwill van het programma wordt ook toegeschreven aan de programmaleiding in Overvecht die men kan typeren met persoonlijk charisma en een pioniersmentaliteit zoals de literatuur als voorwaarden aangeeft.

Ook de Brede schoolpartner wijkwelzijnsorganisatie Cumulus heeft zich met veel initiatieven niet onbetuigd gelaten in de implementatie. Samenwerking met de derde en kleinste partner binnen de Brede school, kinderopvang Ludens, is niet echt op gang gekomen. In Overvecht zijn er ook Vreedzame activiteiten die geen organisatorische binding hebben aan de Brede School. We denken hier aan activiteiten van kinderactiviteiten van the Mall en de Vreedzame sportverenigingen. Ook is, in het geval van De Vreedzame Wijk, voorzien in een aantal inspirerende trekkers van de ontwikkeling die gemandateerd zijn door de gemeente. Ze zien kansen en kunnen en willen desnoods weinig conventionele paden betreden.

Naar de financiële implicaties is geen analyse verricht, maar feit is dat er tot dusver steeds financiën voor zijn gevonden.

In de nabije toekomst zal de inzet gefinancierd moeten worden uit reguliere budgetten.

Sociale context factoren

• Er is een gunstige sociale context. Voorafgaand aan de start van De Vreedzame Wijk was het merendeel van de condities al aanwezig. O.a. Er is een flink aantal Vreedzame Scholen en dus Vreedzaam getrainde kinderen, er is een goede samenwerking tussen scholen, een positieve attitude van welzijnsorganisatie Cumulus Welzijn, UCK en

wijkmanagers en betrokkenheid van de Universiteit van Utrecht. Het aantal deelnames van kinderen op jaarbasis is gegroeid van +/- 1300 IN 2009 naar 2500 in 2010-2011. Het aantal ouderdeelnames in een aanbod van De Vreedzame Wijk groeide van 125 tot 500

Een complicerende factor is dat deelname van het

thuismilieu te weinig en betrekkelijk laat op gang komt. De Vreedzame Wijk is tot op heden vooral een professionele aangelegenheid. Ouders zijn moeilijker te bereiken met een boodschap dan professionals, die met opdrachten van de overheid en management zijn aan te sturen. Dit maakt het programma kwetsbaar voor veranderende politieke wind, bezuinigingen en onrust binnen de organisaties. Zonder betrokkenheid van het thuismilieu raakt het programma oppervlakkiger geworteld. Met een betrokkenheid van ouders/burgers is het waarschijnlijker dat ook op het publieke domein voldoende kritieke massa ontstaat om een andere sociale norm te kunnen neerzetten.

• Collega's, managers binnen de organisaties zijn

• Collega's, managers binnen de organisaties zijn