• No results found

Kader 5.1 Toelichting opbrengsten elektriciteit en kosten energie

7 Agrarische sector

7.1 Productiewaarde en kosten

In 2010 daalt het volume van de productie in de akkerbouwsector na twee jaren van groei met ongeveer 3% (tabel 7.1). De recordopbrengsten per hectare in de graansector in 2009 worden in 2010 voor tarwe nog overtroffen. In de andere graanteelten blijft de gemiddelde productie vrij stabiel. De belangrijkste oorzaak voor de 7% kleinere hoeveelheid graan is de daling in de oppervlakte gerst. Die neemt met een kwart af ten opzichte van 2009, toen ook al sprake was van een flinke daling. Ook de oppervlakte suikerbieten daalt, terwijl ook hier de record- opbrengsten van 2009 niet gehaald worden. Een daling van de gemiddelde op- brengst met bijna 10% en een lager suikergehalte zorgt voor een forse daling van de suikerproductie. De productie van aardappelen daalt eveneens in 2010. Wellicht dat de daling nog sterker uit valt door oogstproblemen vanwege de aanhoudende regenval. In de sectorrekening wordt echter gekeken naar de af- zet in het kalenderjaar. Hierdoor blijft het volume van de aardappelproductie vrijwel op hetzelfde niveau. De forse daling van de snijmaisproductie heeft grote invloed op de volumedaling van de voedergewassen.

De prijsvorming in de akkerbouwsector maakt de lagere productie meer dan goed. Gemiddeld nemen de prijzen met ruim een kwart toe. Die stijging is wel ten opzichte van de lage prijzen in de voorgaande jaren. De prijzen voor granen stijgen met 70% gemiddeld. Door de stijging van de prijs voor consumptieaard- appelen komt deze in 2010 weer op het hoge niveau van 2006, na jaren met prijzen lager dan tien eurocent per kilo. Omdat de sectorrekening ook rekening houdt met een deel van de afzet van de vorige oogst in 2010 blijft deze prijs- stijging beperkt tot circa 40%. Samen met de kleinere prijsstijgingen voor poot- en zetmeelaardappelen komt de gemiddelde aardappelprijs ongeveer 25% bo-

152

ven het niveau van 2009 uit. De prijs van uien blijft op het prijspeil van vorig jaar.

Met een groter volume en 9% hogere prijzen stijgt de waarde van de tuin- bouwproductie in 2010 gemiddeld met ruim 11%. Met uitzondering van de bloemen laat de gehele sector een kleine volumegroei zien. De lage prijzen uit 2009 geven een goed herstel in 2010. Zowel van de glasgroenten als van de snijbloemen stijgen de prijzen flink. De prijzen voor bloemen met ruim 10%. Daarmee zijn de prijzen overigens nog niet terug op het niveau van voor de cri- sis in 2008. De goedlopende export van onder meer tomaten naar Duitsland heeft een prijsverhogend effect gehad. De prijzen van glasgroenten herstellen zich in 2010 van het dramatische prijsniveau van 2009, maar de mate waarin was per product verschillend (zie paragraaf 5.1)

Het volume in de opengrondstuinbouw neemt licht toe bij vrijwel gelijkblijven- de oppervlakten. De productie van fruit neemt volgens de CBS-oogstraming in 2010 flink af. De fruitproductie in de sectorrekening neemt minder sterk af dan de oogstraming laat zien. Dat komt omdat hier, net als in de aardappelsector, gerekend wordt met de afzet in een kalenderjaar. Hierdoor speelt voor de ver- gelijking van de kalenderjaren 2009 en 2010 zowel de oogst van 2008, 2009 en 2010 een rol. De grote oogst van 2009 werd deels pas in 2010 afgezet, waardoor de fruitproductie (feitelijk de afzet) op kalenderjaarbasis ondanks lage- re oogsten toch nog een 3% groei laat zien.

Uiteindelijk stijgt de productiewaarde van de plantaardige sector (akker- en tuinbouw) met ruim 14%. Het volume stijgt met meer dan 1%, terwijl de prijzen bijna 13% boven het prijspeil van 2009 liggen.

153

Tabel 7.1 Brutoproductiewaarde agrarische sector a)

Waarde in mln. euro Index 2010 in % van 2009 (r) Productgroep

2008 2009 (v) 2010 (r) hoeveelheid prijs waarde Akkerbouwproducten, totaal 2.341 2.331 2.843 97,0 126,0 122,0 wo. granen 289 204 323 93,0 170,0 158,0 aardappelen 1.012 1.020 1.266 99,5 125,0 124,5 suikerbieten 204 275 279 89,5 113,5 101,5 uien 81 89 89 100,0 100,0 100,0 voedergewas b) 523 484 618 96,0 133,0 127,5 Tuinbouw, totaal 9.067 8.515 9.541 102,5 109,0 111,5

wo. verse groenten c) 1.957 1.606 2.169 102,5 130,0 133,5

vers fruit 639 546 579 103,0 103,0 106,0 bloemen 2.211 1.914 2.142 99,5 112,5 112,0 bloembollen 478 446 434 104,5 93,0 97,0 planten en boomkwekerij 2.561 2.594 2.714 103,5 101,0 104,5 Rundveehouderij, totaal d) 5.106 4.136 4.920 101,5 116,5 118,5

wo. rundvee (exclusief kalveren) 652 632 550 93,5 93,0 87,0 melk 4.166 3.227 4.086 103,5 122,5 127,0 Intensieve veehoude- rij, totaal 4.567 4.507 4.399 100,5 97,0 97,5 wo. kalveren 847 866 896 102,5 101,0 103,5 varkens 2.560 2.412 2.328 99,5 97,0 96,5 pluimvee 728 717 728 101,0 100,5 101,5 eieren 413 492 427 102,0 85,0 86,5 Overige landbouw 2.954 2.976 3.072 101,5 102,0 103,5 Totaal generaal 24.035 22.465 24.775 101,5 108,5 110,5

a) Voor aardappelen, appelen en peren wordt niet met volume en prijzen van de productie gerekend, maar met de afzet gedurende het kalenderjaar. Dit heeft invloed op de totale volumemutaties bij de diverse groepen; b) Inclusief snijmais; c) Inclusief champignons; d) Inclusief schapen- en geitenhouderij, enzovoort.

Bron: 2008 en 2009, CBS; 2010, raming LEI.

De waarde van de veehouderij stijgt ook, maar in mindere mate. De produc- tiewaarde in de dierlijke sector neemt met bijna 8% toe. Net als in de plantaar- dige sector is het vooral een prijseffect. Een belangrijk deel hiervan komt voor

154

rekening van de hogere melkprijs. Het volume van de rundveehouderij nam met iets meer dan een procent toe. Een ruim 3% grotere melkproductie wordt deels teniet gedaan door een lagere rundvleesproductie. De melkaanvoer bij zuivelfa- brieken is in 2010 tussen de 2 en 3% groter dan in 2009. Ook het vetgehalte van de melk geeft een stijging van circa 1% te zien. Na de enorme prijsdaling voor melk in 2009 geeft 2010 een herstel te zien met een prijsstijging van bijna een kwart. Dat is echter niet voldoende om op het prijspeil van 2008 terug te komen. De prijzen voor volwassen runderen dalen in 2010 licht in vergelijking met vorig jaar.

In de intensieve veehouderij zijn de prijzen lager dan in 2009. De prijs voor varkens is 3% lager dan vorig jaar, toen de prijzen ook al laag waren. Vooral in het derde kwartaal waren de prijzen verhoudingsgewijs laag. De laatste maan- den lijkt er nog enig herstel door een goede vraag vanuit Duitsland. De prijzen voor eieren dalen weer na de fikse stijging in 2009. De prijzen van vleeskuikens waren in 2010 vrijwel gelijk aan die in 2009, bij een licht toegenomen volume. In de belangrijkste sector, de varkenshouderij, daalt de productie enigszins. In de vleeskalveren- en de pluimveehouderij is er een lichte groei van de productie.

155

Tabel 7.2 Raming toegevoegde waarde agrarische sector

Waarde in mln. euro Index 2010 in % van 2009 (r) Productgroep

2008 2009 (v) 2010 (r) hoeveelheid prijs waarde Totale brutoproductie 24.035 22.465 24.775 101,5 108.5 110,5 Aangekochte goede- ren en diensten 15.963 15.220 15.883 101,5 103,0 104,5 wo. zaaizaad en pootgoed 1.230 1.291 1.343 101,5 102,5 104,0 veevoeder 4.841 4.181 4.580 101,0 108,5 109,5 energie 2.382 2.067 2.045 107,5 92,0 99,0 kunstmest 522 398 361 101,5 89,5 91,0 goederen en diensten 5.271 5.351 5.481 101,5 101,0 102,5 Bruto toegevoegde waarde tegen basis- prijzen

8.071 7.245 8.892 101,0 121,5 122,5

Af: afschrijvingen 2.910 2.947 2.947 99,5 100,5 100,0 Af: niet productgebon-

den heffingen

436 436 442 101,5

Bij: niet productgebon- den subsidies

644 837 960 114,5

Netto toegevoegde waarde

5.370 4.700 6.463 137,5

Bron: 2008 en 2009, CBS; 2010, raming LEI.

Uiteindelijk leidt de ontwikkeling in de diverse sectoren tot een toename van het volume van de agrarische productie met bijna 2% bij flink hogere prijzen. De waarde van de totale productie neemt met ruim 10% toe tot ruim 24,5 mld. eu- ro. Van deze productiewaarde moeten alle kosten betaald worden en ook moet de agrarische ondernemer hier zijn inkomen uit halen. De waarde van alle aan- gekochte goederen en diensten neemt in 2010 minder toe dan die van de pro- ductie. Tegenover een stijging van de productiewaarde met ruim 2,3 mld. euro staat een groei van de waarde van alle aangekochte goederen van slechts 600 mln. euro. Dit wordt vooral veroorzaakt door een betere ruilvoet. De prijzen van de kosten stijgen aanzienlijk minder dan die van de producten.

Naast de prijsstijging voor de verschillende geleverde goederen en diensten, die gelijke tred houdt met de inflatie zijn er ook een aantal belangrijke kosten- posten waar de prijsontwikkeling van jaar op jaar sterk fluctueert. Bij de veevoe-

156

ders is er sprake van een stijging van de prijzen voor mengvoeders met circa 5%. Omdat ook de prijzen voor de ruwvoeders van belang zijn, stijgen de prijzen voor veevoeders gemiddeld met ruim 8% door de forse stijging va de prijs voor snijmais. De prijsontwikkeling van energie is ook dit jaar lastig te bepalen van- wege de grote verscheidenheid aan contracten en afspraken voor met name het gebruik van gas door de glastuinbouw. Ook de teruglevering van elektriciteit aan het net door het gebruik van warmtekrachtkoppeling (wkk) is van invloed op de prijs- en volumemutatie van het energieverbruik. De opbrengsten van wkk zijn vanaf 2007 opgenomen in de productiewaarde van de landbouw. Naar verwach- ting zal de gemiddelde prijs van energie voor de gehele land- en tuinbouw circa 8% lager zijn. Door het koude voorjaar laat de hoeveelheid verbruikte energie over het gehele jaar 2010 een toename zien. Ook het extra verbruik voor de omzetting naar elektriciteit via wkk is hier debet aan. De prijzen van kunstmest zullen onder invloed van de lagere energieprijs ook dalen ten opzichte van 2009. De gemiddelde prijsstijging van de reguliere kosten zal circa 3% zijn, zo- dat de waarde van de aangekochte goederen en diensten met 4,5% toeneemt.