• No results found

BIJLAGE III HISTORISCHE KUSTONTWIKKELING ZUIDKUST TEXEL

4. PROCESSEN 1. Inleiding

In dit hoofdstuk geven we een kwantitatieve analyse met betrekking tot de processen die ten grondslag liggen aan het te verwachten sedimenttransport ter hoogte van de Prins Hendrikpolder. Hierbij gaan we er dan ook vanuit dat de zandige oplossing aanwezig is. Zolang er geen zand aanwezig is, is er immers ook geen sedimenttransport mogelijk. De hier gegeven beschrijving is gebaseerd op ‘expert judgement’.

Sedimenttransport vindt op een aantal wijzen plaats:

- transport als gevolg van wind;

- transport als gevolg van golven;

- transport als gevolg van stroming.

Na aanleg van de zandige oplossing zal sedimenttransport plaatsvinden onder invloed van alle bovengenoemde transporten.

Bij het sedimenttransport kan onderscheid gemaakt worden tussen het transport boven de waterspiegel (windtransport), in de brekerzone (voornamelijk golven) en op dieper water (golven en stroming).

We geven hier allereerst een korte beschrijving van de hydraulische processen die ten grondslag liggen aan het sedimenttransport op het plateau. Vervolgens geven we een kwantitatieve analyse van het sedimenttransport zelf. Tot slot beschrijven we de conclusies die uit deze analyse volgen.

4.2. Beschrijving hydraulische processen 4.2.1. Getijgedreven stroming

In afbeeldingen 4.1 en 4.2 zijn een karakteristieke vloed en eb situatie gepresenteerd voor springtij condities. Dit is nog zonder zandige oplossing.

Afbeelding 4.1. Stroomsnelheden tijdens vloed (springtij condities)

In de afbeeldingen is te zien dat de voornaamste stroming plaatsvindt in de diepe geul. Op het plateau zijn de stroomsnelhedensignificant lager en zijn maximaal circa 0,5-0,6 m/s. Nabij de kustlijn zijn de stroomsnelheden verder afgenomen. Hier is tijdens vloed echter wel een duidelijke toename in langsrichting te zien.

Stroming zal zorgen voor extra transport van sediment in langsrichting, sediment aanvoe-ren en afvoeaanvoe-ren naar en van het gebied. Gezien de huidige morfologische ontwikkeling (zie hoofdstuk 3) zal het om kleine hoeveelheden gaan die netto in of uit het gebied getranspor-teerd worden. Om de onzekerheid hierover mee te nemen in de voorspelling zal een extra bandbreedte gehanteerd worden.

4.2.2. Golven

In afbeelding 4.3 zijn golfhoogten en richtingen gepresenteerd voor 1/1 jaar-1

stormcondi-ties. Golven vanuit het noordoosten tot het zuiden worden vanwege de ligging van het pla-teau lokaal opgewekt in de westelijke Waddenzee. Door de aanwezigheid van platen in de Waddenzee is de lokale golfgroei beperkt.

Vanuit het zuiden tot het zuidwesten dringen golven vanaf de Noordzee door het Marsdiep naar binnen. Deze golven kunnen als gevolg van diffractie en refractie de zandige oplos-sing bereiken echter wel onder vrij grote hoek van inval.

4.3. Sedimenttransport

4.3.1. Wind: sedimenttransport boven de waterspiegel

Boven de waterspiegel vindt voornamelijk transport plaats door wind (eolisch transport). Dit zorgt voor langstransport en transport over de dijk, en in de toekomst het duin.

Eolisch transport is te verdelen in langstransport en dwarstransport.

We verwachten niet dat er door eolisch langstransport zand verloren zal gaan. Gezien de geïsoleerde ligging van het gebied verwachten we dat het zand in het beschouwde gebied zal blijven.

Door eolisch dwarstransport zal zand over de dijk waaien en verdwijnt het uit het be-schouwde gebied. Dit dwarstransport vindt met name plaats bij laag water (met zuidelijke en oostelijke wind) wanneer een groot gedeelte van het strand en duin onder invloed van eolisch transport is. Het eolische transport zal flink gereduceerd worden door aanplant van helmgras.

Literatuurstudie zal moeten uitwijzen hoeveel verlies er is als gevolg van eolisch transport.

4.3.2. Golven: sedimenttransport in de brekerzone op het plateau

De ligging van de brekerzone wordt bepaald door de golfhoogte en ligt tussen waterdiepte tussen 0,7 en 0,5 keer de golfhoogte, het is de zone waar de golven breken. Dit is op het plateau globaal de zone tussen NAP - 1,0 m en NAP + 1,5 m (afhankelijk van de water-stand).

We verwachten dat de golven beperkt van grootte zijn vanwege het voorland dat op

NAP - 1,5 m tot NAP - 2,0 m ligt. Bij een waterstand van NAP + 1 m zal dit maximaal Hm0 =

1,5 m zijn in het middenstuk (vanwege het diepere voorland) en aan noord en zuidzijde zal

het maximaal Hm0 = 1,0 m zijn (omdat de bodemligging hier orde NAP - 1 m is). Tevens

zul-len de golven een kleine periode hebben omdat ze veelal lokaal opgewekt worden.

De golven vanuit het zuidwesten hebben waarschijnlijk grotere perioden maar vallen onder een grotere hoek in en moeten daarmee verder diffracteren en refracteren.

Dwarstransport zal waarschijnlijk tot weinig verlies leiden. Zolang het sediment niet voorbij de ‘closure depth’ wordt gebracht (nabij de rand van het plateau) zal dit sediment op het plateau blijven en weer onder invloed van golven en wind richting duin getransporteerd worden. Wel kan het sediment in diepere gedeelten door stroming getransporteerd worden (zie paragraaf 4.3.3).

Langstransport zal waarschijnlijk wel tot lokaal verlies leiden omdat hierdoor zand ver-plaatst wordt in zuidelijke en noordelijke richting. Mogelijk kan door ophoping van zand aan de noordelijke en zuidelijke begrenzing van het duin, zand verdwijnen in de Texelstroom.

van sediment. Gezien de circulatiecel ter hoogte van het plateau (uitsluitend stroming in noordelijke richting) is het aannemelijk dat een deel van het sedimenttransport aan de noordzijde in de Texelstroom zal verdwijnen. Waarschijnlijk kan het geleidelijk verlies van sediment (zie hoofdstuk 3) op het plateau toegeschreven worden aan dit transport.

4.3.4. Stroming: sedimenttransport vanuit de Waddenzee (import van sediment)

Tot nu toe is alleen gesproken over mogelijke verliezen van sediment. Verwacht mag wor-den dat er (behalve door suppleties) weinig import is van sediment. De stroming over het plateau is redelijk constant en in de afgelopen 20 jaar is er weinig netto sedimentatie in het gebied geweest. Bovendien erodeert de voorliggende geul (de Texelstroom).

De sedimentimport zou misschien kunnen toenemen als door bijvoorbeeld harde construc-ties (zoals dwarsdammen) meer luwte op het plateau gecreëerd kan worden. Dit ligt echter buiten de scope van het onderzoek.

4.4. Conclusies

Transport van sediment zal plaatsvinden onder invloed van wind, golven en stroming. We verwachten niet dat deze transporten groot zullen zijn. Wel verwachten we een netto ver-lies van sediment als gevolg van een combinatie van windtransport over het duin en trans-port van sediment op het plateau onder invloed van golven en stroming. Er is waarschijnlijk geen natuurlijke bron voor aanvoer van sediment aanwezig.