• No results found

HET PROCES-VERBAAL VAN AANGIFTE

64. Het belang van het proces-verbaal bij het doen van een aangifte kan nauwelijks worden overschat. Net daarom is het zo verwonderlijk dat er in de wetgeving relatief weinig aandacht wordt besteed aan de formele aspecten van het opstellen van een proces-verbaal.
Met betrekking tot de aangifte is, op grond van artikel 29, eerste lid Sv, iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar en, voor de sector van de gezinsbijslag, iedere meewerkende instelling in de zin van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde, die in de uitvoering van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of wanbedrijf, verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen. 65. Tevens is de politieambtenaar, op grond van artikel 40 van de Wet op het Politieambt102,

verplicht de bij hem ingediende aangiften en klachten, alsook de verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen op te nemen in een proces-verbaal en toe te zenden aan de gerechtelijke bevoegde overheid.

Afdeling I: Geldigheidsvereisten van het proces-verbaal

A. vormvereisten

66. Een proces-verbaal kan gedefinieerd worden als een officiële akte van een wettelijk bevoegde officier of agent van gerechtelijke politie, die strekt tot het bewijs van een misdrijf, en ofwel de vaststellingen van bepaalde feiten, ofwel de verklaringen van bepaalde personen, met eventueel aanvullende inlichtingen en met inbegrip van de gedane opsporingen inhouden.103 De

principiële verplichting tot het opstellen van een pv is te vinden in artikel 40 van de Wet op het politieambt. Artikel 31 Sv. schrijft dan weer voor dat een aangever of zijn gemachtigde en de PdK het proces-verbaal van een aangifte op elke pagina dienen te ondertekenen, en wat er dient te gebeuren indien men weigert te tekenen.104

67. Bovendien beschikt de rechter over een ruime beoordelingsbevoegdheid wanneer hij de geldigheid van het pv moet beoordelen. De rechter is slechts verplicht het proces-verbaal uit te sluiten wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat de sanctie van nietigheid geldt bij het niet naleven van bepaalde vormvereisten. Dat is evenwel niet het geval bij artikel 31 Sv. (infra nr.73).

Wat wel kan, is dat de rechter besluit tot nietigheid van het pv wanneer blijkt dat de gedane vormfout het recht van verdediging van de beklaagde heeft aangetast of wanneer de geldigheid van het pv wordt betwist omwille van de oorsprong van de erin begrepen informatie (zoals

102 Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.

103 R. VERSTRAETEN, Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2005, nr. 487. 104 Cass. 2 september 1954, Pas. 1954, I, 1023.

bijvoorbeeld bij de anonieme aangifte, de aangifte door een persoon met beroepsgeheim, de aangifte na onrechtmatig verkregen bewijs).105

B. Bewijswaarde

1. Soorten processen-verbaal

a. Het proces-verbaal ten titel van inlichting

68. Wij kennen drie soorten processen-verbaal. De eerste is het proces-verbaal ten titel van inlichting: de vaststellingen die worden opgenomen in het pv dat rechtsgeldig werd opgemaakt, gelden als inlichting. Deze processen-verbaal moeten wel minstens aan een aantal minimale vereisten voldoen, zoals geschreven zijn, opgesteld zijn door de bevoegde personen, de naam, functie, hoedanigheid en standplaats van de opsteller(s) inhouden, gedagtekend zijn, ondertekend zijn door de opsteller(s) en voldoen aan de taalwetgeving (infra nr. 74).106 Er dient niet aan andere

vormvereisten te worden voldaan opdat de in het pv gedane vaststellingen de waarde van een inlichting zouden hebben. De rechter kan zijn overtuiging steunen op het pv, maar hij is niet verplicht dit te doen.

69. De bewijskracht van het proces-verbaal bestaat in de vereiste eerbiediging van hetgeen daarin schriftelijk is vastgelegd; van hetgeen de opsteller of opstellers daarin hebben willen vastleggen. De rechter mag dus geen appreciatie aan de inhoud van het proces-verbaal geven die onverenigbaar zou zijn met de termen ervan.107 Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof

kan trouwens afgeleid worden dat een persoonlijk bij de vastgestelde feiten betrokken verbalisant weliswaar een proces-verbaal mag opstellen, doch enkel als inlichting.108

b. Het proces-verbaal tot bewijs van het tegendeel

70. Het tweede soort proces-verbaal is dat tot bewijs van het tegendeel. De rechter is dan verplicht om de vaststellingen die in dergelijk pv zijn opgenomen, aan te nemen als waar. Hij mag ze niet in vraag stellen, tenzij het tegendeel van die vaststelling bewezen wordt.109 Hieruit volgt

dat de bewijslast gedeeltelijk verschuift naar de beklaagde. Slechts hetgeen een verbalisant zintuigelijk kon vaststellen, geldt tot bewijs van het tegendeel.110 De beklaagde zal dan moeten

aantonen dat deze gedane vaststellingen foutief zijn. Later verstrekt inlichtingen, inlichtingen vernomen buiten het kader van de gedane vaststellingen, persoonlijke gevolgtrekkingen door of vermoedens in hoofde van de verbalisant, strekken daarentegen niet tot bewijs van het tegendeel.111

105 P. TRAEST, Het proces-verbaal van verhoor en/of aangifte, Cahiers Politiestudies, Maklu, jaargang 2011, nr. 21, 35. 106 Adv. Gen. HOLSTERS, D., De bewijswaarde van het proces-verbaal betreffende de vaststelling van misdrijven, RW 1980-81, 1360.

107 Cass. 28 maart 1960, Pas., 1960, I, 877; Cass. 7 jan. 1974, Arr. Cass. 1974, 498. 108 Arbitragehof 14 juli 1997, RW 1997-98, 974.

109 Cass. 24 januari 2007, Arr. Cass. 2007, nr. 43. 110 Cass. 30 januari 2001, Arr. Cass. 2001, 189. 111 Cass. 12 maart 1986, Arr. Cass. 1985-86, 962.

71. Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof blijkt dat een proces-verbaal tot bewijs van het tegendeel niet mag worden opgesteld door een persoonlijk bij de zaak betrokken verbalisant.112 Dit wil evenwel niet zeggen dat er geen enkele mogelijkheid bestaat dat een pv

wordt opgesteld door een verbalisant die betrokken partij is; alleen zal het pv dan slechts gelden ten titel van inlichting.

c. Het proces-verbaal tot bewijs van valsheid

72. De laatste soort is het proces-verbaal tot bewijs van valsheid.113 Zulks komt echter vrij

weinig voor en verdient dan ook geen nadere bespreking.

2. Het proces-verbaal van aangifte

73. Om te weten of een proces-verbaal al dan niet behoort tot de categorie van processen- verbaal met een bijzondere bewijswaarde dient men te gaan kijken naar de toepasselijke wetgeving. In beginsel is de bewijswaarde van het proces-verbaal van aangifte deze van een gewone inlichting voor de rechter. Ten eerste zijn de vormvoorwaarden uit artikel 31 Sv. niet voorgeschreven op straffe van nietigheid. Daarnaast worden de regels uit dit artikel trouwens nog zelden toegepast: men acht het voldoende dat de aangever op klare wijze, bij geschrift of bij een daartoe bevoegd ambtenaar geacteerde verklaring, zijn inzicht te kennen geeft.114

C. Taal

74. Het proces-verbaal moet voldoen aan de voorschriften van de taalwetgeving. Artikel 11 van de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken bepaalt dat het proces- verbaal wordt opgesteld in de taal van de streek, en volgens artikel 34 van diezelfde wet wordt in de processen-verbaal de taal vermeld waarin klagers, verdachten en getuigen hun verklaringen afleggen. De processen-verbaal gesteld in een andere taal dan die door de wet voorgeschreven, zijn nietig: het gaat hierbij om een absolute nietigheid die ambtshalve door de rechter dient te worden uitgesproken.115 De nietigheid wegens niet-naleven van de taalwetgeving beperkt zich

evenwel tot de aangevochten verklaring; deze nietigheid strekt zich niet uit tot de andere bestanddelen van het proces-verbaal.

D. Bevoegdheid van de opstellers

75. Om geldig te zijn, moeten de processen-verbaal worden opgesteld door personen die daartoe de nodige hoedanigheid hebben en bevoegd zijn ratione loci en ratione materiae.116

112 Arbitragehof 14 juli 1997, RW 1997-98, 974.

113 R. DECLERCQ, Beginselen van de strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2014, 931, nr. 2090.

114 M. BOCKSTAELE, Verhoren in Comm.Straf., Mechelen, Kluwer Rechtswetenschappen, 2003, losbl., afl. 42, 238. 115 Artikel 40 van de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

76. Inzake het opstellen van processen-verbaal is er geen onderscheid tussen officieren en agenten van gerechtelijke politie, maar zelfs een vormelijk regelmatig en met inachtneming van de taalwetgeving opgesteld proces-verbaal kan nietig verklaard worden wanneer het opgesteld werd ingevolge een onrechtmatig optreden aan de hand van vaststellingen, die op onwettelijke of met de algemene rechtsbeginselen onverenigbare wijze zijn gedaan.117





77. Wanneer het proces-verbaal opgesteld werd ingevolge een in se onregelmatige vaststelling, is het proces-verbaal volstrekt nietig en kan het ook niet als verslag of aangifte gebruikt worden.
Daarentegen, wanneer de vaststelling in se niet onregelmatig is, zal de onbevoegdheid van de opsteller aan het geschrift van vaststelling weliswaar het karakter van proces-verbaal ontnemen, doch zal het kunnen gelden als verslag of schriftelijke aangifte, uiteraard zonder wettelijke bewijswaarde.118

E. Inhoud

78. De informatie in het proces-verbaal moet zo duidelijk mogelijk weergegeven worden, teneinde de magistraat - die zelf niet aanwezig was bij de vaststellingen - in staat te stellen deze te beoordelen. De opstellers moeten met de nodige precisie en zo exhaustief mogelijk alle feiten die zij hebben kunnen waarnemen, correct weergeven en alle omstandigheden die eigen zijn aan de zaak dienen door hen vermeld te worden zodat de latere appreciatie naar behoren kan gebeuren.119

117 Cass. 9 december 1974, Arr.Cass. 1975, 411

118 J. HOEFFLER en C. VAN REEPINGHEN, Traite de l’instruction preparatoire en matière penale, Courtrai, U.G.A., 1956, p. 74, nr. 72.

119 G. BOURDOUX en M. GUILLEMIN, Het verhoor en het proces-verbaal van verhoor na de wet van 12 maart 1998,

HOOFDSTUK IV: HOOFDONDERSCHEID: AMBTELIJKE AANGIFTE