• No results found

Procedures op grond van specifieke wet- en regelgeving of statuten Een aantal procedures zijn gericht op de interpretatie van en toetsing aan wet- en

regelgeving of statuten op specifieke terreinen. De procedures monden meestal uit in een uitspraak. Meestal is deze niet juridisch bindend. De twee grotere

procedures die we hier bespreken zijn de procedures bij de Reclame Code Commissie en de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). De overige, kleinere procedures staan weergeven in Tabel 2.5.

De Reclame Code Commissie is in 1963 opgericht om zorg te dragen voor een “verantwoorde wijze” van reclame maken. De regels hiervoor liggen vast in de Reclame Code. De Commissie is verantwoordelijk voor de naleving van en toetsing aan de Code. Een ieder die bezwaar heeft tegen een reclame-uiting kan bij de Reclame Code Commissie schriftelijk of door middel van het klachtenformulier per e-mail een klacht indienen (St. Reclame Code, 2006).

Iedereen die zich ongelijk behandeld voelt, kan een verzoek om een

oordeel indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. De CGB beziet dan, of er sprake is van overtreding van gelijkebehandelings-wetgeving (CGB, 2005). Zij toetst daarbij aan de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB).18 Daarnaast traint en adviseert de CGB in het licht van de AWGB.

18 Sinds 1 januari 2005 bestaat ook binnen de CGB de mogelijkheid om door te verwijzen naar een externe mediator (CGB,

Tabel 2.5 Basiskenmerken onderzochte procedures o.g.v. specifieke wet- en regelgeving of

Statuten, 2000-2004*

Procedure IN per jaar UIT per jaar Financiële kosten Tijdsduur Reclame Code

Commissie en het College van Beroep

2.523 998 uitspraken commissie. Ca. 50 uitspraken College van Beroep. Jaarlijks bij Commissie ca. 70 zaken nog in behandeling Kosteloos voor klager.Als klager beroep instelt tegen voorzitterafwijzing € 12-; College van Beroep € 23-;

Commissie 56 dagen; College van Beroep 34 dagen

Commissie Gelijke

Behandeling (CGB) 333 330; jaarlijks gem.75 schikkingen Kosteloos voor partijen maanden; 48% van Gemiddeld 4 respondenten vindt dit redelijk; 37% vindt dit te lang Raad voor de

Journalistiek 72 70 uitspraken. W.v. 15 á 20 hoorzittingen

Kosteloos voor

partijen Gemiddeld 2,5 maanden Stichting Internet

Domeinregistratie (SIDN) en het College van Beroep

17 8; enkele onontvankelijk verklaringen

Klacht indienen kost € 75. Een beroep doen op het College van Beroep kost € 150. Restitutie indien klacht of beroep gegrond

Niet bekend

* Waar mogelijk zijn de gemiddelde aantallen over de periode 2000-2004 weergegeven. Indien sprake is van een

afwijkende periode staat dit steeds in de tabel bij het betreffende aantal vermeld. Bron: Van Erp en Klein Haarhuis (2006)

Aangemelde zaken

Het aantal zaken dat bij de Reclame Code Commissie aanhangig wordt gemaakt bedroeg in 2004 ruim 2.800. Bij het CGB gaat het om jaarlijks 330 zaken.

Kosten en doorlooptijd van de procedures

Met uitzondering van de procedure rondom de registratie van

internet-domeinnamen (SIDN) zijn alle genoemde bijzondere procedures voor de gebruiker kosteloos in eerste aanleg. Een beroep instellen bij het College van Beroep van de Stichting Reclame Code kost €12.

De procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling duurt gemiddeld drie maanden. De procedure bij de Reclame Code Commissie duurt gemiddeld nog geen twee maanden, en beroepen worden in iets meer dan een maand

afgehandeld.

Afdoeningen en resultaten

Door de RCC zijn in 2004 in totaal 863 uitspraken gedaan (t.o.v. 998 uitspraken gemiddeld sinds 2000) (Van Erp en Klein Haarhuis, 2006; pp. 108-109). Het CGB doet jaarlijks ongeveer evenveel zaken af (ruwweg 330) als dat er binnen zijn gekomen.

De uitspraken van de Reclame Code Commissie zijn in principe niet juridisch bindend. Niettemin hebben de bij de Stichting Reclame Code aangesloten media zich ertoe verplicht om bij een herhaalde of ernstige overtreding van de

Nederlandse Reclame Code de veroordeelde reclame-uiting niet meer uit te zenden (St. Reclame Code, 2005). Ook de uitspraken van de Raad voor de Journalistiek

(RvdJ) zijn niet bindend. Deze uitspraken dragen bij aan de meningsvorming over de journalistieke gedragsregels (RvdJ, 2005).

De CGB houdt een opvolgingspercentage bij van haar uitspraken. Om te bezien of partijen zich aan de uitspraken houden, wordt alle follow-up geregistreerd. In het verslagjaar 2004 zou 80% van de betrokkenen zich aan de uitspraak (toepassing van gelijke behandelingswetgeving) hebben gehouden. Dit cijfer is relatief hoog, want het gemiddelde tussen 2001 en 2004 bedraagt 62% (CGB, 2005). De waardering van het oordeel door de CGB varieert: zo vindt 87% van verweerders en 81% van

verzoekers het oordeel begrijpelijk. 31% van de gemachtigden van verweerders is het met het oordeel niet eens. Verder blijkt 81% van de respondenten zeer tevreden over de correspondentie met de CGB.

2.8 Totaalbeeld

In dit hoofdstuk is de tot dusverre beschikbare kennis over een aanzienlijk aantal buitengerechtelijke procedures bijeengebracht, en systematisch gepresenteerd. De volgende categorieën zijn daarbij onderscheiden:

– Arbitrage – Mediation – Bindend advies – Klachtprocedures – Bezwaarprocedures

– Procedures op grond van specifieke wet- en regelgeving of statuten

Binnen deze categorieën is de bestaande kennis bijeengebracht, geordend en beschreven. In Tabel 2.6 worden de omvangrijkste geschilprocedures nog eens onder elkaar gezet.

Tabel 2.6 Jaarlijkse instroom en uitstroom van de omvangrijkste buitengerechtelijke

geschilprocedures, 2000-2004*

Procedure Instroom Uitstroom

Bezwaarprocedures Enkele honderdduizenden per jaar

Huurcommissie 65.012 66.477

Stichting Geschillencommissies 11.830 4.270

Consumentenzaken (SGC)

Nationale Ombudsman 9.817 2.857

Stichting Klachteninstituut Verzekeringen

(SKV) 5.063 4.776

Geregistreerde mediation (NMI) 2.810 4.600

Reclame Code Commissie 2.523 678

Raad van Arbitrage (bouw) 1.139 1.075

Garantie Instituut Woningbouw 910 292

* Waar mogelijk zijn de gemiddelde aantallen over de periode 2000-2004 weergegeven. Indien sprake is van een

afwijkende periode staat dit steeds in de tabel bij het betreffende aantal vermeld. Bron: Van Erp en Klein Haarhuis (2006)

Kosten en doorlooptijd van de procedures

Wat zijn partijen kwijt aan buitengerechtelijke geschilprocedures, en hoe lang duren ze gemiddeld? Wat betreft de financiële kosten van procedures zijn vaak

géén eenduidige gemiddelden te geven. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat de kosten van een zaak over het alge meen sterk afhangen van het zaaksbelang. Wel wordt duidelijk dat arbitrage verreweg het kostbaarst is, zowel in financieel opzicht als qua tijdsduur. Arbitrage bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, de KVCG en de NOFOTA kosten tussen €3.000 en €5.000. Arbitrageprocedures duren gemiddeld tussen zes en acht maanden. Bindend advies neemt gemiddeld de helft van de doorlooptijd van arbitrage in beslag: bijna vier maanden. Mediation duurt gemiddeld ruim twee maanden. De procedures bij de Raad voor de Journalistiek en de Commissie Gelijke Behandeling duren gemiddeld drie maanden.

Afdoeningen en resultaten

Hoeveel zaken worden er afgedaan binnen de verschillende procedures? In hoeverre is er sprake van eindvonnissen of -uitspraken, en in hoeverre van intrekkingen, schikkingen of andere tussentijdse afdoeningen?

Tussen buitengerechtelijke geschilprocedures bestaan grote verschillen in de

verslaglegging over de afdoening van zaken. Sommige jaarverslagen bevatten alleen einduitspraken, terwijl van andere procedures ook tussentijdse afdoeningen

worden gepubliceerd.19 Daar komt bij dat er een veelheid van termen wordt gehanteerd voor wat feitelijk dezelfde resultaten kunnen zijn (bijvoorbeeld

“afgedaan” en “uitstroom”). Voor wat betreft de afdoeningen volstaan we met een verwijzing naar de overzichtstabel 2.6 in deze paragraaf en de tabellen 2.1 tot en met 2.5 in de vorige paragrafen.

In sommige rapportages worden nalevingspercentages en tevredenheidscijfers gepresenteerd. Van de meerderheid van de buitengerechtelijke procedures is dit echter niet onderzocht. Niettemin geven de incidentele cijfers blijk van een grote tot zeer grote tevredenheid onder gebruikers.

19 De procedures met de meest complete en specifieke informatie over de wijze van zaaksafhandeling (meestal in

jaarverslagen, soms opgesteld of aangevuld door contactpersoon) zijn: de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Arbitrage Instituut voor de Bouwkunst (AiBK), Bedrijfscommissie Overheid, FENEX, GIW, het Klachteninstituut Verzekeringen (SKV), de KNVB, de Nationale Ombudsman, Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA), Raad voor de Journalistiek (RvJ), de Reclame Code Commissie en de geschilprocedure voor consumenten bij de SGC (Van Erp en

3 Civiele rechtspraak

J. van Erp en W. van der Heide

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de civiele procedure en biedt op hoofdlijnen een overzicht van de omvang van de civiele rechtspraak en de doorlooptijden. We beschrijven de twee procedures in het civiele recht, de dagvaardingsprocedure en verzoekschriftprocedure, de rechtscolleges waarin civiele zaken worden behandeld, en de aard van de zaken waarmee de civiele rechter te maken kan krijgen.

Wat de omvang betreft, presenteren we gegevens over de instroom en uitstroom van zaken bij de gerechten. De instroomgegevens zijn een indicator voor de vraag naar civiele rechtspraak. Naast het totaalbeeld maken we, voor zover mogelijk, onderscheid tussen instroom per type gerecht, type zaak en type procedure, bijvoorbeeld de reguliere procedure en het kort geding. De uitstroomgegevens bieden zicht op de kwantitatieve prestaties van de gerechten. Onder uitstroom verstaan we: het totaal aan afgedane “producten” van de gerechten, dat zowel rechterlijke eindbeslissingen, als royementen bevat. Soms wordt alleen het aantal rechterlijke vonnissen als indicator gehanteerd, zonder de royementen — zaken die zonder eindbeslissing van de rechter worden afgedaan, veelal omdat een schikking is getroffen.20 Ook royementen vormen echter een belangrijk onderdeel van de prestaties van de gerechten. Het bevorderen van een schikking is immers een van de taken van de rechter in het nieuwe burgerlijk procesrecht.21 In dit hoofdstuk presenteren we daarom de totale uitstroom (zie ook bijlage IV voor een nadere uitwerking van de hier gemaakte keuzes). In toekomstige rapportages zou het wenselijk zijn om in de uitstroom onderscheid te maken tussen verschillende typen uitkomsten. Omdat daarvoor een bewerking nodig is van de beschikbare gegevens, was dat hier nog niet mogelijk.

De doorlooptijd geeft informatie over de snelheid van afdoening van zaken. Dit is de tijd tussen het moment dat een zaak bij de rechter wordt aangebracht, en de afdoening in eerste aanleg. Een andere indicator voor de snelheid is de

werkvoorraad (Eshuis, 2005). Deze valt af te lezen uit het verschil tussen instroom en uitstroom van zaken.

In paragraaf 3.1 beschrijven we in het kort de civiele rechtspraak: de civiele procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, de rechtscolleges die civiele zaken behandelen en de aard van civiele zaken (verschillende soorten handels- en

familiezaken, huurzaken en arbeidszaken).22 In paragraaf 3.2 en 3.3 presenteren we allereerst een totaalbeeld van de ontwikkeling in de in- en uitstroom. In paragraaf 3.2 komen de gegevens over de rechtbanken aan de orde, waarbij we onderscheid maken tussen de sector kanton en de sector civiel van de rechtbank. In paragraaf 3.3 komen de ontwikkelingen bij de gerechtshoven en de Hoge Raad aan bod. We maken in dit totaalbeeld onderscheid tussen de twee procedures in het civiele

20 Dat gebeurt bijvoorbeeld in de CBS-publicaties “Rechtspraak in Nederland”.

21 Zie onder andere Reiling, 2005.

recht, de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure. We achten dit onderscheid relevant omdat de twee typen procedures binnen de rechtscolleges een verschillend traject doorlopen. Vaak wordt ook onderscheid gemaakt tussen handels- en familiezaken. Dit meer inhoudelijke onderscheid is een geschikt uitgangspunt voor paragraaf 3.4, waar we de aard van de civiele zaken bij de rechtbanken in beeld brengen. Paragraaf 3.5, ten slotte, behandelt de

doorlooptijden van civiele zaken. Een verantwoording over de gepresenteerde gegevens en daarbij gemaakte keuzen staat in bijlage IV.