• No results found

Voorbereidingen

Voorafgaand aan het afnemen van de vragenlijsten dienen de volgende punten besproken te worden met de schoolleiding:

 Het informeren van ouders, leerkrachten en jongeren over de afname van de vragenlijst

 Een geschikte ruimte

 Het al dan niet geven van een beloning na afloop

 Logistieke aspecten (haalt de onderzoeker de jongere op uit de klas of komt de jongere zelfstandig naar de vragenlijst-ruimte?)

 Nazorg

Introductie

Bij binnenkomst van de jongere stelt de onderzoeker zich voor. De jongere wordt uitgenodigd plaats te nemen aan de tafel en gaat in een hoek van 90 graden ten opzichte van de

onderzoeker zitten. Om de jongere aan het begin van de afname van de vragenlijst op

zijn/haar gemak te kunnen stellen kan op een informele manier een praatje worden gemaakt. Indien de jongere zich op zijn gemak lijkt te voelen, wordt de bedoeling van de vragenlijst kort uitgelegd en wordt het toestemmingsformulier doorgenomen. De jongere dient deze te ondertekenen (naam is voldoende) voordat de afname van de vragenlijst gestart wordt. Daarna wordt er gestart met de afname. De onderzoeker introduceert de vragenlijst en

toestemmingsformulier als volgt:

“Dit onderzoek gaat over jongeren en gepest worden. Ik heb een paar vragen die ik graag aan jou wil stellen. Dit duurt ongeveer een half uur. Een aantal vragen gaan over jou en je gedrag, maar de meeste vragen gaan over pesten. Wij gaan samen deze vragen doornemen. Ik lees iedere vraag voor en jij mag antwoord geven op de vraag. Ik zal jouw antwoorden dan opschrijven. Er is geen goed of fout antwoord. Het gaat erom wat jij vindt. Soms wil ik iets meer weten over jouw antwoord en dan zal ik nog een vraag stellen. Alleen ik kom te weten wat voor antwoorden jij geeft, verder komt niemand dit te weten. Ik neem een deel van ons gesprek op, zodat ik ons gesprek nog eens na kan luisteren. Zodra ik die opname

niet meer nodig heb, zal ik de opname wissen. Ik hoop natuurlijk dat je mee wil doen aan het onderzoek, maar je mag altijd zeggen dat je niet meer mee wilt doen. Ik ga jouw

antwoorden dan niet gebruiken voor het onderzoek. Als jij tijdens de vragenlijst zelf vragen hebt, mag je die ook altijd aan mij stellen. Heb je nu nog vragen? Als je mee doet aan het onderzoek mag je hier je naam zetten (zie toestemmingsformulier jongere). Dan gaan we nu beginnen.”

Als de jongere vragen heeft over het doel van het onderzoek kun je als volgt antwoorden: “Ik doe dit onderzoek, omdat ik een vragenlijst wil maken die pesten probeert op te sporen. Dit wil ik graag weten om jongeren zo goed mogelijk te kunnen helpen als zij gepest worden.”

Deel 1: Algemeen

“Eerst heb ik een paar vragen die over jou gaan. Hier mag je antwoord op geven.”

Pesten algemeen

“Nu wil ik verder gaan met vragen die gaan over je gedrag en het pesten. Pesten is: als één iemand of meerdere mensen iemand anders telkens weer proberen pijn te doen. Pesten kan op verschillende manieren gebeuren, zoals:

1. Iemand uitschelden, bedreigen of gemene grapjes tegen iemand maken. 2. Iemand slaan of schoppen.

3. Roddelen over iemand of iemand zijn spullen kapot maken.

4. Door hele onaardige dingen naar iemand te sturen via internet (email, Facebook, Twitter of Skype) of door hele onaardige dingen te sturen via de sms of Whatsapp.

Wij gaan zo verschillende manieren van pesten bespreken. Daarom vind ik het belangrijk dat je snapt wat ik bedoel. Ik wil aan je vragen of je in je eigen woorden kan vertellen wat volgens jou pesten is?”

 Als de jongere een uitleg geeft waarin de elementen ‘vaker’ (of ‘telkens’, ‘veel’ of ‘steeds’), ‘gedrag’ (of ‘gepest) en ‘niet leuk’ (of ‘vervelend’ of ‘verdrietig’)

voorkomen, geef je aan dat je die uitleg begrijpt en herhaal je zijn antwoord. Als de jongere twee voorbeelden van pesten kan geven die eerder zijn genoemd, geef je aan dat je die uitleg begrijpt en herhaal je zijn antwoord.

 Als de jongere een uitleg geeft waarin niet alle elementen zitten, geef je aan dat het nog iets anders zit en geef je nogmaals de uitleg over pesten en benadruk je daarna welke elementen er in die uitleg zitten. Als de jongere minder dan twee voorbeelden

van pesten kan geven, geef je aan dat het nog iets anders zit en geef je nogmaals de uitleg over pesten en benadruk je welke elementen in die uitleg zitten.

 Daarna vraag je of hij/zij het begrepen heeft.  Ten slotte vraag je: “Heb je nu nog vragen?”

Deel 2: Pesten op school

“We gaan beginnen met vragen over je gedrag en of je gepest wordt op school. De vragen over pesten gaan allemaal over de afgelopen twee weken. Zou je kunnen uitleggen wat ik met de afgelopen twee weken bedoel?” Als de jongere geen juiste uitleg geeft, kan heel concreet worden uitgelegd wat de afgelopen twee weken is.

“Ik ga zo vragen hoe vaak iets voorkomt. Je hoeft niet heel precies te tellen maar je mag schatten, nul keer, of nul tot twee keer etc. Maar dat leg ik dadelijk steeds bij iedere vraag uit”.

Als jongeren aangeven dat ze gepest zijn. Altijd de volgende vragen stellen:

- “Wil je uitleggen wat er gebeurd is?” (Op het formulier opschrijven wat er gebeurd. Als het duidelijk wordt dat het niet gaat om pesten, herhaal dan de uitleg over het begrip pesten nog een keer met de jongere.)

- “Wanneer is het gebeurd?” (Als hieruit blijkt dat het niet de afgelopen maand is gebeurd, geef dan aan dat deze vragenlijst alleen over de afgelopen maand gaat en herhaal vervolgens de vraag nog een keer.)

- “Voelde het als pesten?” (Als het niet voelde als pesten, geef dit dan duidelijk aan op de vragenlijst. Als het wel aanvoelde als pesten en het kind had eerder aangegeven niet gepest te zijn, stel dan nogmaals vraag 8.)

Deel 3: Pesten buiten school

(bijvoorbeeld op straat, in het winkelcentrum, bij de sportclub of thuis)

“Nu gaan we verder met vragen over pesten buiten schooltijd. Deze vragen gaan over of je gepest bent buiten school, bijvoorbeeld op straat, in het winkelcentrum, bij de sportclub of thuis. Ze gaan weer allemaal over de afgelopen twee weken.”

Als jongeren aangeven dat ze gepest zijn. Altijd de volgende vragen stellen:

- “Wil je uitleggen wat er gebeurd is?” (Op het formulier opschrijven wat er gebeurd. Als het duidelijk wordt dat het niet gaat om pesten, herhaal dan de uitleg over het begrip pesten nog een keer met de jongere.)

- “Wanneer is het gebeurd?” (Als hieruit blijkt dat het niet de afgelopen maand is gebeurd, geef dan aan dat deze vragenlijst alleen over de afgelopen maand gaat en herhaal vervolgens de vraag nog een keer.)

- “Voelde het als pesten?” (Als het niet voelde als pesten, geef dit dan duidelijk aan op de vragenlijst. Als het wel aanvoelde als pesten en het kind had eerder aangegeven niet gepest te zijn, stel dan nogmaals vraag 8.)

Deel 4: Pesten via computer/mobiel

“Nu gaan we verder met vragen die gaan of je de afgelopen maand gepest bent via je computer, je tablet of mobiel.”

Als jongeren aangeven dat ze gepest zijn. Altijd de volgende vragen stellen:

- “Wil je uitleggen wat er gebeurd is?” (Op het formulier opschrijven wat er gebeurd. Als het duidelijk wordt dat het niet gaat om pesten, herhaal dan de uitleg over het begrip pesten nog een keer met de jongere.)

- “Wanneer is het gebeurd?” (Als hieruit blijkt dat het niet de afgelopen maand is gebeurd, geef dan aan dat deze vragenlijst alleen over de afgelopen maand gaat en herhaal vervolgens de vraag nog een keer.)

- “Voelde het als pesten?” (Als het niet voelde als pesten, geef dit dan duidelijk aan op de vragenlijst. Als het wel aanvoelde als pesten en het kind had eerder aangegeven niet gepest te zijn, stel dan nogmaals vraag 8.)

Deel 5: Stellingen gedrag

“We zijn bijna klaar. Ik heb nog vijf dingen die ik graag wil weten. Bij deze dingen mag je ook weer aangeven hoe vaak het voorkomt.”

“Dit was het einde van de vragenlijst. Op het moment dat iemand gepest wordt: Je hebt veel verteld over het pesten. Als je wilt, dan kunnen we dit samen aan jouw juf of meester vertellen, zodat hij/zij iets aan het pesten kan doen. Als je dit niet wil, dan hoeft het niet. Op

het moment dat er geen vervelende ervaringen met pesten zijn genoemd: Ik wil je

bedanken dat je mij zo goed hebt geholpen met de vragen. Als dit is afgesproken met de

schoolleiding: Ik heb nog een kleinigheidje voor je. Alsjeblieft!”

Kinderen en jongeren die gepest worden, zijn slachtoffer van een stelselmatige vorm van agressie. Een of meer personen proberen hen op fysieke, verbale of schriftelijke wijze psychologische (en eventueel lichamelijke) schade toe te brengen. De macht is hierbij ongelijk verdeeld. Gedragingen of activiteiten die te karakteriseren zijn als pesten, geweld of incident overlappen elkaar; pesten is – per definitie – geen incident, maar een reeks incidenten kan wel pesten impliceren. Anders dan bij lichamelijke agressie zijn de uiterlijke sporen van pesten veel minder zichtbaar. Typisch voor pesten is dat er een machtsverschil bestaat tussen de pester(s) en het slachtoffer of de zondebok. Pesten is wat anders dan elkaar plagen of een ruzie of vechtpartij tussen twee (ongeveer) even sterke personen. Plagen is niet stelselmatig en daarbij is het machtsverschil minder van toepassing.

GERELATEERDE DOCUMENTEN