• No results found

Deel I Probleembeschrijving en onderzoeksplan

5. Probleemstelling, doel en vraagstelling

5.1. Probleemstelling

In dit hoofdstuk staat de onderzoeksvraag en de deelvragen centraal. Uit de signalering, probleemverkenning, theoretische verdieping en het algemene vooronderzoek is de volgende probleemstelling voortgekomen.

De MDHG heeft door middel van de ontwikkelingen in verhouding tot maatschappelijke veranderingen zich zodanig aangepast aan de vraag van de leden binnen het sociale kader waar zij zich in bevinden. In de tussentijd heeft de doelgroep een wending gemaakt en maken ‘oude’ agendapunten minder deel uit van de huidige beleidswijze. Voornamelijk belangenbehartiging op medisch-sociaal gebied lijkt, wat tevens een groot onderdeel is van het leven van de leden van de MDHG, als minder ‘noodzakelijk’ gezien. Steeds vaker komen medisch-sociale hulpvragen zoals klachten met betrekking tot verstrekkingen, maar ook lichamelijke of psychische klachten ter sprake.

Daarnaast krijgt de MDHG te maken met een verouderende doelgroep waarbij ook de bijkomende somatische ouderdomsklachten steeds vaker naar voren komen. Verhoogde psychische draaglast die sterk beïnvloed kan worden door verlies en eenzaamheid lijkt een steeds belangrijkere rol te spelen.

De MDHG heeft als doel zich aan te sluiten op de belangen van de leden, door bijvoorbeeld met organisaties zoals de GGD Amsterdam, ziekenhuizen, huisartsen en andere verstrekkende organisaties in gesprek te gaan, signalen van de leden door te geven en aan te sturen op verandering in het Gemeentebeleid.

Druggebruikers zijn vaak afhankelijk van medisch-sociale voorziening. Denk hierbij aan het reguleren van hun druggebruik door methadon- of heroïneverstrekking, aandacht voor lichamelijke problemen, ziekten naar aanleiding van hun druggebruik en/of psychische last door een afnemend netwerk. Wanneer deze mensen zich wegens ontevredenheid weren van de medische zorg, blijft een groot deel van de doelgroep van de radar. Voornamelijk druggebruikers op leeftijd moeten binnenkort steeds vaker een beroep gaan doen op de zorg. Het is belangrijk om als Amsterdam, maar ook als Nederland hier tijdig op aan te sluiten. Welke behoefte heeft de ouder wordende druggebruiker op medisch-sociaal gebied als zijn/haar lichamelijke en geestelijke gezondheid afneemt?

5.2. Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om te kijken welke behoefte er bij de leden van de MDHG heerst met betrekking tot medisch-sociale belangenbehartiging. De MDHG is een belangrijke vereniging voor haar achterban en wil zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeftes van de leden. Toch is het soms lastig om wegens maatschappelijke en sociale veranderingen voortdurend te anticiperen op deze behoeftes.

In dit afstudeeronderzoek wordt ten eerste gekeken naar de belangenbehartiging bij de vijftigplus leden van de MDHG in zijn algemeenheid. Hierbij wordt gekeken naar onder andere de reden dat de respondenten lid zijn bij de MDHG en wat hier de aanleiding voor is geweest. Tevens wordt ook

gekeken naar hoe de cliënten de werkwijze met betrekking tot individuele belangenbehartiging bij de MDHG ervaren.

Ten tweede wordt gekeken naar de ervaringen met de ondersteuning bij medisch-sociale voorzieningen binnen Amsterdam. Tijdens de interviews zal gesproken worden over medisch-sociale voorzieningen zoals gebruiksruimten, methadon- en heroïneverstrekking maar ook naar ervaring met ziekenhuiszorg en de financiële situatie rondom medische zorg van de leden van de MDHG.

Ten derde wordt gekeken naar welke wensen de leden van de MDHG hebben met betrekking tot de werkwijze van de medisch-sociale belangenbehartiging vanuit de MDHG. Hierbij wordt gekeken naar het idee dat de leden eventueel hebben over een ‘ideale werkwijze’ op medisch-sociaal gebied en hoe zij dit eventueel anders zouden willen zien. Dit hoeven niet perse aanpassingen te zijn binnen de MDHG zelf, maar zouden ook agendapunten kunnen zijn die de MDHG door middel van haar netwerk aan zou kunnen geven bij bijvoorbeeld instellingen of de Gemeente Amsterdam.

Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om de eventuele werkwijze, beleidsdoelen en uitvoering van de MDHG aan te passen om zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de doelgroep. Tevens wordt het mogelijk om met behulp van de uitkomsten van dit onderzoek verschillende knelpunten aan te kaarten bij andere betrokken instanties of gemeentes. Door dit onderzoek wordt meer informatie verworven waar de MDHG op kan anticiperen.

5.3. Vraagstelling

Uit het algemene vooronderzoek, de probleemstelling en doelstelling van dit afstudeeronderzoek worden de volgende vraagstellingen geformuleerd. De onderzoeksvraag luidt als volgt:

“Hoe ervaren de vijftigplus leden van de Belangenvereniging Druggebruikers MDHG de belangenbehartiging vanuit de MDHG aangaande medisch-sociale voorzieningen binnen Amsterdam?”

Deelvragen

1. "Hoe ervaren de vijftigplus leden van de MDHG de werkwijze van de belangenbehartiging bij de MDHG op dit moment?

2. "Hoe ervaren de vijftigplus leden van de MDHG de ondersteuning bij medisch-sociale voorzieningen binnen Amsterdam?"

3. "Welke wensen hebben de vijftigplus leden van de MDHG met betrekking tot de werkwijze van de medisch-sociale belangenbehartiging vanuit de MDHG binnen Amsterdam?”

Operationalisering

Vijftigplus leden Leden van de Medisch-sociale Dienst Heroïne Gebruikers van vijftig jaar en ouder.

Belangenbehartiging Het opkomen voor de belangen van mensen die zorg en ondersteuning ontvangen. Het bundelen van die ervaringen en deze doorgeven aan

beleidsmakers bij gemeenten en zorg- en welzijnsorganisaties (Movisie, 2014).

Medisch-sociale ondersteuning

Een vorm van een medische behandeling in samenhang met het werken aan sociale verbetering op verschillende leefgebieden (Brijder, 2012).

Medisch-sociale voorzieningen

Medisch-sociale voorzieningen zijn o.a. gebruiksruimten, methadonverstrekking en heroïneverstrekking

6. Onderzoeksopzet

Aan de hand van de onderzoeksmethode en de dataverzameling zal de betrouwbaarheid, validiteit en de geldigheid behandeld worden.

Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek (Baarda et al., 2013). Dit wil zeggen dat dit onderzoek zich niet zo zeer focust op hoeveel mensen het vraagstuk betreft, maar hoe zij hier over denken. Dit onderzoek is voornamelijk gericht op de belevingswereld, gedachten, ervaringen en betekenissen van de respondenten. De kwantitatieve inzichten, denk hierbij aan hoeveel mensen iets over het vraagstuk vinden, is niet van belang in dit onderzoek. Er is gekozen voor respondenten van vijftig jaar en ouder omdat de doelgroep van de MDHG bijna allemaal deze leeftijd heeft bereikt. Tevens is leeftijd een belangrijke factor in het vraagstuk.

6.1. Dataverzamelingsmethode

De dataverzamelingsmethode die wordt gehanteerd om de onderzoeksvraag en deelvragen te beantwoorden zijn half gestructureerde diepte-interviews (Baarda et al., 2013). In deze interviews zijn open vragen gesteld en wordt er doorgevraagd. Tevens was er ruimte voor interviewvragen die voorafgaand niet zijn opgesteld.

Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van 5 interviews, die allen ongeveer een uur duurden en volledig getranscribeerd zijn. Voor de interviews is een topiclijst gemaakt (zie bijlage 1: Topiclijst) met daarop de deelvragen en sub codes die bij de deelvraag hoorde. Voorafgaand aan het interview is de theorie bestudeerd en gekoppeld aan de sub codes. Een voordeel van het werken met een topiclijst is dat het interview een ‘rode draad’ heeft en doorgevraagd kan worden op relevante onderwerpen. Voor de interviewer worden hierdoor geen belangrijke punten over het hoofd gezien. Dit maakt de interviews betrouwbaar (Baarda et al., 2013) voor dit onderzoek.

De interviews zijn ethisch afgenomen, wat wil zeggen dat zij volledig anoniem zijn uitgevoerd, er vrijwillige medewerking was en er geen nadelige gevolgen voor de respondenten zullen zijn (Baarda et al., 2013). Om dicht bij de ethiek te blijven is voorafgaand aan het onderzoek gesproken met de directeur en beleidsmedewerker van de MDHG. Er is gesproken over het onderwerp en of zij de signalering herkenden. Tevens is er gesproken over de aanpak van het onderzoek.

De validiteit van dit onderzoek is lastig te definiëren wegens de half gestructureerde interviews. Er is zoveel mogelijk gezocht naar antwoord op de vragen, maar wegens het zoeken naar ervaringen zijn antwoorden heel divers. Om de validiteit (Baarda et al., 2013) zo hoog mogelijk te houden zijn de respondenten geïnterviewd in hun eigen omgeving, waar nodig op de plek waar zij dat prettig vonden. Tevens zijn alle interviews afgenomen aan de hand van de topiclijst, waarbij subtopics opgesteld zijn, om zo dicht mogelijk op dezelfde rode draad in de verschillende interviews te blijven. Hierdoor is de validiteit zo gewaarborgd mogelijk gebleven.

6.2.1. Onderzoeksgroep en steekproef

Voorafgaand aan het uitvoeren van het onderzoek is willekeurig een lijst opgesteld met eventuele respondenten. Deze lijst is opgesteld uit de actieve leden van 2016/2017. Vervolgens zijn de eventuele respondenten van de lijst gevraagd of zij voor een interview openstaan en beschikbaar zijn om ongeveer een uur te zitten. Tevens heb ik gevraagd of zij ervaringen wilden delen en of zij in staat waren om ook persoonlijke informatie te delen. Tevens is het onderwerp kort geïntroduceerd en is de anonimiteit uitgelegd. Naar aanleiding hiervan zijn een aantal mogelijke respondenten overgebleven. Er is gekeken naar hun beschikbaarheid en er zijn een aantal afspraken gemaakt. Op deze wijze zijn er vijf respondenten die medewerking verleend hebben aan dit onderzoek uitgekomen.

De respondenten zijn geworven door middel van een gerichte steekproef (Baarda et al., 2013). Dit wil zeggen dat vanuit de lijst van eventuele respondenten gericht gelet is op waarnemingseenheden zoals ervaringen met belangenbehartiging bij de MDHG en medisch-sociale zorg zoals methadon- en/of heroïneverstrekking.

Door te kiezen voor een gerichte steekproef is het mogelijk om binnen de beperkte periode van een paar maanden de juiste informatie te verkrijgen voor dit onderzoek.

De populatie (Baarda et al., 2013) van het onderzoek zijn gebruikers van harddrugs (te vinden op lijst 1 in de Opiumwet) (Opiumwet, 2015). Het betreft voornamelijk de drugs heroïne en basecoke, andere drugs worden door sommigen recreatief bij gebruikt. De leeftijd van de gebruikers die geïnterviewd zijn is tussen de 50 en 61 jaar oud. De respondenten komen allemaal uit de omgeving of zijn allemaal verblijvende in de omgeving van Amsterdam. Alle respondenten zijn leden van de MDHG.

6.2. Data analyse

De verkregen data uit de interviews is door middel van de kwalitatieve inhoudsanalyse geanalyseerd. Tevens is er met kleurcodering gewerkt (zie bijlage 1: Topiclijst en bijlage 3: Interviews). Door deze kleurcodering werd duidelijk zichtbaar gemaakt worden welke tekst attenderende onderwerpen aan het licht bracht. Tevens is gewerkt met de kwalitatieve inhoudsanalyse, waarbij gewerkt wordt met twee reductiefases. Bij de eerste reductiefase wordt de uitgewerkte tekst gekoppeld aan een label die kernmatig de tekst samenvat. Tijdens de tweede reductiefase worden alle labels gekoppeld aan ‘kernlabels’ en wordt de tekst (samengevat) weergegeven.

Met een kwalitatief onderzoek is het lastig om aan de replicatie-eis (Baarda et al., 2013) te voldoen. Als een andere onderzoeker hetzelfde onderzoek zal uitvoeren vloeien er hoogstwaarschijnlijk andere resultaten uit voort. Om zo veel mogelijk aan deze eis te voldoen wordt de opzet zo transparant mogelijk uitgelegd en is een voorbeeld van de data analyse te vinden in bijlage 2.

Deel II

7. Resultaten

Om de juiste resultaten te kunnen verzamelen voor dit onderzoek zijn de respondenten beperkt gebleven tot de vijftigplus leden van de MDHG. Onder de leden van de MDHG worden mensen gezien die dagelijks harddrugs gebruiken. De leden maken aanspraak op de MDHG voor belangenbehartiging, kortdurende ondersteuning en/of maken gebruik van andere faciliteiten van de MDHG. Vijf respondenten zijn geïnterviewd.

Aan de hand van een voorafgaande opgestelde topiclijst (zie bijlage 1.1. Topiclijst) is het onderzoek half gestructureerd verlopen. Zo is ieder interview uniek, maar bevat eenzelfde rode draad. Aan de hand van de uitgesproken thema’s tijdens het interview worden de deelvragen besproken. Vervolgens zal per deelvraag de interpretatie van deze data weergegeven worden. Citaten van respondenten worden aangeduid met R1 t/m R5, met vervolgens de regelnummers. De interviews zijn in de bijlage 3 te vinden. Zie tabel 2 voor een kenmerkentabel van de respondenten.

Tabel 2: kenmerken respondenten

Respondent Geslacht Leeftijd Huisvesting Middelengebruik op dit moment 1. Vrouw

2. Vrouw

3. Man

4. Vrouw

5. Man

7.1. Deelvraag 1: "Hoe ervaren de vijftigplus leden van de MDHG de werkwijze van de belangenbehartiging bij de MDHG, op dit moment?

Deelvraag 1 kan niet beantwoord worden aan de hand van literatuur. Er is in het verleden niet een soort gelijk onderzoek gedaan door de MDHG naar ervaringen van hun leden en daardoor kan geen vergelijking worden gemaakt met ervaringen toen en nu. De thema’s die uit de interviews naar voren kwamen waren; laagdrempeligheid, erkenning en huidige werkzaamheden.

Laagdrempeligheid en erkenning

Naar aanleiding van de verkregen interviews blijkt dat alle respondenten de MDHG hebben leren kennen via lotgenoten en/of ‘mond-tot-mond reclame’. Enkele respondenten kennen de MDHG al tientallen jaren, sommige zijn pas later bekend geraakt met de MDHG.

Een reden voor de leden om de MDHG te bezoeken is de laagdrempeligheid en erkenning. Respondent één noemt de woorden respectvol, begripvol, gemoedelijker en geeft aan het prettig te vinden eindelijk bij een plek te komen waar niet meteen met de vinger gewezen wordt. “Waar het2

voor staat, daar sta ik voor. Ze denken hier veel meer met je mee. Heel veel instanties hebben toch in hun achterhoofd ‘we moeten dit doen uit een sociaal oogpunt’. Hier is gewoon, we willen dit doen omdat we dit zelf willen. En vaak mensen die zelf ook wel is een jointje opsteken. Dat denken is heel anders. Dat is veel relaxter, zeker omdat je weet dat er geen veroordeling achter zit of het nou geuit wordt of niet, je voelt het wel.” (R1: 78-82).

Respondenten kunnen zich vinden in bijvoorbeeld de doelstelling van de MDHG ‘drugs uit het strafrecht’. Zo benoemt respondent drie een voorbeeld waarom hij denkt dat drugs inderdaad uit het strafrecht zou moeten, ondanks dat hij zelf het streeft naar abstinentie: “Ik ben er absoluut voor dat

drugs uit het strafrecht gaan natuurlijk ehm, want heel veel problemen ontstaan omdat het illegaal is. Dus daar ben ik het helemaal mee eens. Ja eh ik ben twee keer betrapt op winkeldiefstal van biertjes maar ja dat is eh, gewoon het risico van alcohol stelen. En als ik dan uitleg dat als ik een brood had gestolen dat ze het waarschijnlijk wel hadden begrepen, maar als ik een biertje steel, ze het niet begrijpen. Terwijl ik liever drie dagen niet eet, dan een dag niet drink als ik verslaafd ben, dat ben ik. En eh daar wordt over het algemeen verassend begripvol op gereageerd.”(R3: 178-183).

Respondent drie gaf tevens aan de solidariteit met de gebruiker ook als een valkuil te zien. Hij gaf aan het idee te hebben dat de verslavingszorg en een vereniging als de MDHG tegenover elkaar lijken te staan: “Ik heb wel is het idee omdat eh, de MDHG zozeer is gestart inderdaad als ‘verslaafde moeten

gewoon verslaafd kunnen zijn, en het zijn gewone mensen’ dat er eigenlijk relatief weinig contact is geweest met de verslavingszorg zeg maar. (…) En ik vind dat dat niet zou moeten, want ik vind dat je best wel is tegen mensen moet kunnen zeggen van ‘heb je wel is overwogen om ervan af te komen?’”(R3: 188-194).

Belangenbehartiging MDHG

Meerdere respondenten geven aan gebruik te maken van de ondersteuning bij de MDHG omdat het ‘gelijk ondernemen’ een belangrijke meerwaarde geeft. Ook het onderlinge respect en de manier van omgang speelt hierin mee.

Respondent één geeft aan voornamelijk belangenbehartiging te hebben ontvangen op gebied van opvang en huisvesting in de tijd dat zij op straat is komen te staan. Als respondent één wordt gevraagd wat zij denkt dat tegenwoordig voornamelijk de agendapunten zijn op het gebied van belangenbehartiging zegt zij het volgende: “Meer, denk ik, een maatschappelijke kant. Wat we op dit

moment aan het doen zijn is niet echt een ‘drugs idee’ behartigen. Het zijn wel mensen met drugsproblemen die hier komen maar het wordt steeds minder druggerelateerd. Ze doen heel weinig met de GGD samen en dat soort dingen en dat er af en toe zo’n pillenprik langs komt dat is het dan. Dat was vroeger eigenlijk het hoofd issue. Nu is het niet meer per se op gezondheid maar meer op onderdak en sociale dingen. En ik denk dat dat komt omdat we dichter bij de mens staat dan andere instanties denk ik. (…) Omdat wij dichter bij de mens staan, en dat er hier meer begrip wordt getoond.

Bijvoorbeeld als je hier je pijp uit je zak laat vallen krijg je te horen ‘doe je pijp even in je zak’ en bij andere is het ‘wát loop je met zo’n gebruiksvoorwerp!?’. En dat is gewoon al een heel groot verschil.”(R1: 98-107).

Het bovenstaande citaat laat eigenlijk een ervaring zien die de signalering van dit onderzoek kenmerkt. Ook bij leden blijkt dus deze signalering te heersen.

Een ander punt wat vaker terugkomt tijdens de interviews met de verschillende respondenten is dat zij de werkwijze van de MDHG als prettig ervaren. Zij geven aan dat de MDHG op korte termijn ondersteuning verleent: “Die helpen je op korte termijn. Als ik bijvoorbeeld hier binnen kom en ik heb

vanavond een bed nodig ga jij als een gek bellen. Wilt niet zeggen dat je het gelijk krijgt, maar er wordt wel gelijk wat aan gedaan. Toen ter tijd was het toch heel anders, dan was het op de lange baan en afspraken maken voordat mensen wat gingen doen. En dat was het fijne van de MDHG hier, nu, now.”(R1: 148-151). Zo geeft respondent twee aan dat er eigenlijk nooit op een bepaald gebied

intensieve belangenbehartiging werd verleend maar dat het vooral in de kleine dingen voor haar zat:

“De MDHG heeft altijd eigenlijk al dingen gedaan. Of en ook altijd als ik moest bellen daarnaartoe of dan vroeg ik wat. Het is eigenlijk nooit echt dat officiële, maar het werd toch altijd al gedaan voor me. Vroeger werd er al heel veel voor me gedaan.” (R2: 116-119).

Respondent vijf is een langere tijd afwezig geweest bij de MDHG, maar is sinds een aantal maanden weer in beeld: “Sinds een paar maanden ja, ik was eh, gewoon kantje boord he. Ik zat met

mijn rug tegen de muur. Anders was ik niet gekomen” (R5: 89-90). Respondent vijf geeft aan “Uiteindelijk moet je het toch zelf doen” (R5: 92).

Respondent twee geeft tijdens het gesprek aan dat zij wel het gevoel heeft dat de MDHG in vergelijking met vroeger, op dit moment niet alleen de doelgroep ondersteunt voor wie het eigenlijk is ontstaan: “Uh, soms zie je alcoholisten of zwervers, maar soms komen ook mensen binnen waarbij ik

denk ‘wat komen die hier nu doen’. Ik bedoel, weetje, die voor de rest helemaal geen binding hebben of wat dan ook en dan heb ik zoiets van na.” (R2: 125-127). Later in het gesprek geeft respondent aan

dat zij voornamelijk doelt op mensen die illegaal in Nederland zijn. Zij vertelt dat inloophuizen in Amsterdam hier op dit moment erg mee kampen. “Of mensen die hier komen voor een hulpvraag maar

overal hulp hebben en denken van ik kom daar even om te zitten of whatever” (R2: 146-147). Dit

worden de zogenaamde ‘shoppers’ genoemd. Mensen die bij verschillende instanties hulp krijgen, zonder dit per definitie bij de ander aan te geven.

Een positief verschil, volgens respondent twee, met de belangenbehartiging van nu in vergelijking met vroeger is dat: “(…) er wordt nu meer werk van gemaakt en er wordt doorverwezen.” (R2: 152). Interpretatie van deelvraag 1

GERELATEERDE DOCUMENTEN