• No results found

2 Onderzoeksvoorstel

2.3 Probleemanalyse

In deze paragraaf zullen een aantal zaken aan bod komen die bepalend zijn voor de probleemstelling binnen dit onderzoek. Na het behandelen van achtergrondinformatie zullen ook trends en literatuur met betrekking tot de circulaire economie en flexibiliteit aan de orde zijn.

2.3.1 WAT ER V OORAF GI NG

Het duurzaamheidsaspect heeft in de huidige bouwindustrie veel aanhang gekregen vanwege de bewustwording van de druk vanuit de bouw jegens de natuur. Gebouwen worden ook daad werkelijk duurzamer en energiezuiniger. Een groot deel van de belasting is echter toe te kennen aan de daadwerkelijke bouwactiviteiten en gebruik van materialen. Hierop heeft duurzaamheid geen wezenlijke veranderingen in gebracht terwijl dit vanuit milieuperspectief van groot belang is.

Daarnaast wijzigen de wensen van de gebruikers van vastgoed, onder meer woningen en kantoorgebouwen, tegenwoordig sneller dan ooit. Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen die bijdragen aan het dynamisch karakter van de vraag vanuit gebruikers. Zo zijn gezinssamenstellingen en nieuwe manieren van werken enkele voorbeelden die invloed hebben op de vraag naar bepaalde eigenschappen van het vastgoed. Om deze dynamische vraag en het relatief statische vastgoed beter op elka ar te kunnen afstemmen heeft men met verschillende ideeën en middelen gepoogd tot oplossingen te komen: van slimme ontwerpoplossingen tot tastbare maatregelen die in de bouw zijn geïmplementeerd om de toekomstige aanpasbaarheid te faciliteren.

Eveneens is men hier niet in geslaagd om wezenlijke resultaten te boeken.

2.3.2 CI RCULAI RE ECONOMI E

Vanwege de hoge druk van de Chinese economie op natuur en milieu is in eerste instantie de aandacht voor de circulaire economie ontstaan. Men heeft zich ger ealiseerd dat handelen jegens de natuur zoals in de huidige economie wordt gedaan niet oneindig door kan gaan. Om uitputting van de grondstoffen en de vervuilding van het milieu een halt toe te roepen heeft de Chinese overheid besloten om het circulaire economie principe te implementeren in de Chinese economie (Yong, 2007). Het concept komt erop neer dat men ernaar streeft de kringloop tussen producten en grondstoffen zoveel mogelijk te sluiten: door toevoeging van energie en arbeid zullen materialen aan het einde van een dienst opnieuw als grondstoffen kunnen worden ingezet v oor de volgende dienst. Er zijn twee kringlopen te onderscheiden binnen de circulaire economie: de biologische kringloop en technische kringloop van materialen zoals in figuur 1 is weergegeven. Behalve een lagere belasting voor het milieu zal hiermee ook d e hoge consumptie van natuurlijke grondstoffen gereduceerd worden. De voordelen van circulaire economie zijn in de literatuur uitvoerig beschreven en algemeen is dat dit concept kan bijdragen tot verbetering van de grondstoffen productiviteit en eco-efficiëntie, hervorming van milieubeheer en het bereiken van duurzame ontwikkeling (Yuan, Bi, & Moriguichi, 2006).

FIG U U R 1.DE K R IN G L O P EN VAN C IR C U L AIR E EC O N O M IE ( EL L EN MACAR TH U R FO U N D ATIO N,2012)

10 2.3.3 TRENDS M.B.T.FLEXI BI LI T EI T

De vraag naar en het belang van flexibiliteit worden door uiteenlopende factoren beïnvloed. Zo zorgen de huidige trends (Geraedts, 2008a) rond flexibiliteit voor toenemende vraag naar toekomstig aanpasbare gebouwen. Een aantal belangrijke trends zullen hier kort toegelicht worden.

Allereerst is de levenscyclus van gebouwen van belang voor de gevraagde flexibiliteit. De levensduur van gebouwen wordt tegenwoordig langer en dit is in strijd met de snel wijzigende eisen van de gebruikers.

Hiermee wordt de vraag naar flexibiliteit juist groter.

Tegenover de lange levenscyclus van gebouwen staat de steeds korter wordende levenscyclus van functies die in deze gebouwen geaccommodeerd moeten worden. Deze fenomenen complementeren elkaar op het vergroten van de vraag naar flexibiliteit. Verder stelt de huidige leegstaand, onder voornamelijk kantoorgebouwen, de flexibiliteit in bouwwerken ter discussie. Tot slot speelt binnen dit kader het karakteristieke conflict tussen de dynamische vraag en het relatief statisch aanbod een leidende rol in de behoefte naar flexibiliteit. De relevantie van flexibiliteit wordt door Croxton benadrukt in zijn onderstaande citaat. En je kunt je inderdaad afvragen hoe duurzaam een gebouw nog is die niet in staat zich aan de veranderende omstandigheden te kunnen aanpassen.

“If a building doesn’t support change and reuse, you have only an illusion of sustainability. You may have excellent building orienta tion and other en ergy-saving systems, but the building must also be able to be flexible to meet a change in curriculum.” (Croxton, 2003)

Daar komt bij dat vanuit economisch oogpunt korte levensduren van gebouwen helemaal niet gunstig blijken.

Er bestaat simpelweg geen manier om financieel aantrekkelijke gebouwen te maken voor korte duur (Hughes, Ancell, Gruneberg, & Hirst, 2004). Dit betekent dat indien gebouwen niet in staat zijn zich door de tijd heen aan te kunnen passen, deze de huidige en toekomstige korte levensduren van functies op den duur niet kunnen tegemoetkomen.

2.3.4 DE PRI NCI PES V AN CI RCULAI RE ECONOMI E

De circulaire economie kent een aantal basisprincipes die belangrijk zijn en in acht moeten worden genomen bij het implementer en van het concept. Daarbij wordt binnen het systeem een onderscheid gemaakt tussen twee kringlopen: een biologische kringloop waarin grondstoffen na gebruik veilig terugvloeien in de natuur en een technische kringloop, waarvoor product(onderdelen) zo zijn ontworpen en verhandeld dat deze op kwalitatief hoogwaardig niveau opnieuw gebruikt kunnen worden. Hierdoor blijft de economische wa arde zoveel mogelijk behouden. De basisprincipes voor ci rculaire economie zijn (MVO, 2013):

1 Waardebehoud wordt gemaximaliseerd door eerst te kijken naar producthergebruik, vervolgens hergebruik van onderdelen en als laatst hergebruik van grondstoffen.

2 Producten worden zo ontwo rpen en gemaakt dat deze aan het eind van de gebruiksfase makkelijk demontabel zijn en materiaalstromen eenvoudig gescheiden kunnen worden.

3 Tijdens productie, gebruik en ver werking van het product worden geen schadelijke stoffen uitgestoten.

4 De onderdelen en grondstoffen van ‘gebruiksproducten’ (zoals een lamp) worden hergebruikt zonder kwaliteitsverlies (bijvoorbeeld in een nieuwe lamp, maar wellicht wel in een nieuwe laptop, bijvoorbeeld).

5 De grondstoffen van ‘verb ruiksproducten’ (zoals tandpasta) zijn biologisch afbreekbaar en worden (na eventuele onttrekking van nog waardevolle gronds toffen) teruggegeven aan de natuur.

6 Producenten behouden het eig endom van gebruiksproducten, klanten betalen voor het gebruik ervan, niet voor het b ezit. Een andere mogelijkheid is dat de producent het product terugkoopt aan het einde van de levensduur.

7 Omdat de prestatie van het product de waarde bepaalt, wordt het lever en van de juiste kwaliteit extreem belangrijk voor de producent.

11 8 Een van de meest belangrijke succesfactoren is (cross -sectorale) ketensa menwerking gericht op het creëren van meervoudige waarde. Hierbij vermeerdert niet alleen de economische waarde van alle bedrijven in de keten, maar ook de ecologische en sociale waarde.

Alle principes zijn in zekere mate belangrijk voor de verdere ontwikkeling van circulaire economie met betrekking tot de bouw, echter verdienen een aantal punten in het bijzonder de aandacht omdat deze wezenlijk zijn voor het onderzoek. De voorwaarde van demontabelbaarheid vanuit principe twee is van essentieel belang om circulaire economie te kunnen verwezenlijken binnen de bouwindustrie, terwijl dit fenomeen zich nauwelijks voordoet in de traditionele bouw. Ook het principe betreffende het eigendom van de producten is van groot belang voor de bouw, aangezien dit aangeeft dat de afnemer zal worden vrijgesteld van verantwoordelijkheid en bezit van kostbare producten en slechts betaalt voor de dienst die hij afneemt. Tot slot heeft het laatste principe nog een belangrijke rol bij het goed functioneren van het circulaire economie concept binnen de bouwindustrie. Aangezien bij het vervaardigen van gebouwen verschillende leveranciers aan bod komen dient zeker vanuit dit perspectief meervoudige waarde te worden nagestreefd.

2.3.5 CI RCULAI RE ECONOMI E I N DE BOUW

Behalve de genoemde voordelen voor natuur en milieu zal het circulaire economie principe ook oplossingen bieden voor problemen in de huidige bouwindustrie. Middels flexibiliteit die circulaire economie te bieden heeft kunnen gebouwen beter worden afgestemd op de wensen van de gebruiker. Gebouwen zijn daarmee ook beter in staat zich aan veranderingen te onderwerpen. Naast de voordelen voor de afnemer die op basis van een overeenkomst precies de dienst ontvangt waar hij om vraagt zal het principe voor de aanbiedende partij vanuit financieel oogpunt ook gunstig zijn omdat het hem in staat stelt dezelfde grondstoffen steeds opnieuw in te zetten. Hierbij blijven de elementen in eigendom van de aanbieder. Aangezien het principe in de praktijk nog nauwelijks is toegepast zal men bij de implementatie ervan de nodige problemen onderv inden. De rol van dit onderzoek hierin is bestuderen hoe financiële haalbaarheid kan worden bereikt met betrekking tot het circulaire economie concept. Het concept wordt hierbij beschouwd als middel waarmee blijvende duurzaamheid en flexibiliteit kan worden bereikt waarbij de nadruk ligt op de aanbiedende partij.

2.3.6 CI RCULAI RE ECONOMI E & FLEXI BI LI T EI T

Het circulaire economie concept is in eerste instantie niet ontstaan vanuit een flexibiliteitsgedachte. Echter kunnen gebouwen die gebaseerd zijn op dit concept als flexibel worden opgevat vanwege het voorwaarde scheppend karakter dat dit concept met zich meebrengt: voor succes dient het gebouw in staat te zijn ontleed te kunnen worden in elementen die terug genomen worden door de aanbieders. Deze voorwaarde heeft invloed op een aantal zaken die om nader onderzoek vragen. Zo zal bij deze vorm van bouwen een verschuiving plaatsvinden van levensduren van gebouwen naar levensduren van materialen en grondstoffen. Hierbij is het van belang dat de verschillende levensduren goed op elkaar worden afgestemd. Flexibiliteit wordt voornamelijk verkregen uit het feit dat binnen de circulaire economie gebouwen worden opgevat als een verzameling grondstoffen en materialen die gunstig met elkaar zijn verbonden en zo een dienst leveren. Hierbij kunnen naar wens van de afnemer van de dienst materialen worden toegevoegd, ontnomen en getransformeerd worden om het gebouw aan nieuwe eisen te kunnen laten voldoen. Deze vorm van flexibiliteit is een neveneffect van het circulaire economie principe.

2.3.7 EERDERE FLEXI BI LI T EI T SOPLOSSI NGEN

Al decennia lang tracht men in te spelen op toekomstige veranderingen door flexibiliteitsmaatregelen toe te passen in gebouwen. Deze maatregelen variëren van ontwerpoplossingen tot oplossin gen in de vorm van fysieke elementen die bij de bouw worden geïmplementeerd en stellen karakteristieke eigenschappen aan de bouw die bij circulaire economie ook belang zouden kunnen zijn. De ontkoppelbaarheid van elementen en de vrij indeelbaarheid van de ruimte zijn karakteristieken die van groot belang zijn voor IFD (industrieel, flexibel &

demontabel) bouwprojecten respectievelijk ‘Open Bouwen’ projecten.

12 IFD bouwen kan worden gedefinieerd als: een bouwconcept voor het creër en van flexibele gebouwen, wa arbij de gebruiker vrij is in de keuze voor de omvang, de detaillering en de indeling van de woning in kwestie.

Dergelijke keuzemogelijkheden zouden ook bij het bouwen vanuit circulaire economie essentieel zijn om de afnemer van de dienst de nodige flexibiliteit en keuzemogelijkheid te kunnen aanbieden. Bij IFD gaat men een stap verder door de woningen aanpasbaar te maken ter wijl de gebruikers erin wonen (Geraedts, 2011).

Daarnaast blijkt verkavelbaarheid, de mate die een bouwkundig object in staat stelt te worden omgezet tot een andere indeling, essentieel te zijn voor flexibiliteit. Het r ealiseren van een verkavelbaar gebouw vormt een van de belangrijkste ontwerp- en bouwstrategieën voor flexibiliteit (Geraedts, 1999).

Een andere techniek waarmee men heeft getracht flexibiliteit te bereiken is het open bouwen principe. Een goed voorbeeld van dit bouwprincipe is het idee van Frank Bijdendijk om bestemming-loze gebouwen te ontwikkelen waar alle functies van wonen, werken, winkelen naar keuze van de huurder in principe in terecht kunnen: solids (ArchiNed, 2009). Vanwege hun lange levensduur (uitgangspunt 200 jaar) en de mogelijkheid om tot verschillende functies getransformeerd te kunnen worden, moeten deze gebouwen bouwkundig gezien aan de hoogste eisen voldoen om inderdaad al die functies te accommoderen en blijvend flexibel te zijn . Gedurende deze lange exploitatieperiode is relatief weinig geld nodig voor onderhoud en renovatie omdat materialen hierop zijn geselecteerd en veranderingen eenvoudig uit te voeren zijn door de flexibiliteit, met name de wijze waarop de inbouw kan worden gewijzigd. De gedachte bij deze gebouwen is niet om vanuit optimale efficiëntie te werk te gaan, maar vanuit optimale gebruiksmogelijkheden (Crone, 2011). De genoemde aspecten zouden bij bouwen vanuit circulaire economie als een kwaliteit worden opgevat die mogelijk kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het concept.

2.3.8 VERGELI JKBARE PRAKT I JKV OORBEELDEN

In de praktijk komen reeds voorbeelden voor van leveranciers die opereren op basis van een vergelijkba ar principe als dat van circulaire economie. Twee bekende voorbeelden zullen hier kort worden toegelicht om een voorproefje van het principe te demonsteren: tapijttegels en energievoorziening. Op basis van een overeenkomst kunnen producten in de vorm van e en dienst voor een afgesproken periode geleased worden.

Een belangrijk gegeven betr eft de tapijttegels is dat men werkt vanuit het ‘cradle to cradle’ principe: na het verstrijken van de periode worden de tapijttegels door de leverancier teruggenomen waarna deze na verwerking opnieuw dienst kunnen doen voor een volgend tapijttegel (Bijlsma, 2013). Daarbij komt dat het ontwerp van de tegels goed af te stemmen is op de behoeften van architecten, huizenbezitters en eindgebruikers en zo de nodige flexibiliteit met betrekking tot keuzemogelijkheden verschaft.

Naast tapijttegels wordt tegenwoordig ook energie op basis van een soortgelijk principe geleverd: ESCo. Deze afkorting staat voor Energy Service Company waarmee bedrijven worden aangeduid die zich bezighouden met de ontwikkeling, installatie en financiering van projecten en vervolgens energie leveren aan afnemers op basis van een prestatiecontract van vaak vijf a tien jaar (Vine, 2005). Het betreft vaak een consortium van meerdere partijen, bestaand uit een technisch team en een financier die de ener gievoorziening en de management ervan op zich nemen. Energie wordt in de vorm van een dienst geleverd en de benodigde installaties blijven in het bezit van de ESCo. Beide voorbeelden laten zien dat de afnemer van een dienst wordt vrijgesteld van bouwkundige zaken en deze over laten aan deskundigen. Ook hoeft de afnemer geen aanzienlijke bedragen te betalen voor bezit terwijl hij alleen gebruik wil maken van de dienst.