• No results found

Prestaties en attitude van leerlingen op voorhoedescholen

In document Peil.Natuur en Techniek (pagina 96-100)

De prestaties en attitude van de leerlingen op voorhoedescholen worden in deze paragraaf vergeleken met die van de leerlingen op de representatieve scholen. Een toetsing van deze verschillen is achterwege gelaten, omdat de twee groepen te ongelijksoortig in aantal zijn en omdat de groep voorhoedescholen in dit onderzoek een niet-representatieve selectie is van alle mogelijke voorhoedescholen. Dit betekent dat de beschreven verschillen tussen de twee groepen scholen niet hoeven te gelden voor alle voorhoedescholen.

Kennistoets – Leerlingen op de voorhoedescholen beheersen gemiddeld 55 procent van de opgaven van de kennistoets voor Natuur en Techniek, en wijken daarmee niet af van de leerlingen op de representatieve scholen. Ook het beheersingsniveau van de laagvaardige, gemiddelde en hoogvaardige leerlingen op de voorhoedescholen is vrijwel gelijk aan dat van deze leerlingen op de representatieve scholen, zie figuur 3.5.

Figuur 3.5 – Gemiddeld beheersingsniveau (%) op de kennistoets op voorhoedescholen en representatieve scholen; gemiddelde, P10-, P50- en P90-leerlingen (n voorhoede-scholen=437, n representatieve scholen=2576)

Praktische opdrachten – Leerlingen op de voorhoedescholen hebben allemaal één praktische opdracht uitgevoerd, net als leerlingen op de representatieve scholen. Omdat er in totaal maar twintig voorhoe-descholen bij het peilingsonderzoek zijn betrokken, is het totale aantal leerlingen op deze scholen per praktische opdracht relatief klein; variërend van 33 leerlingen (bij de individuele opdracht Knikkerbaan) tot 66 leerlingen (bij de groepsopdracht Uilenpost). Dat maakt het gemeten beheersingsniveau van de leerlingen op de voorhoedescholen minder betrouwbaar. Gegeven deze omstandigheden vergelijken we in figuur 3.6 per praktische opdracht het beheersingsniveau van de laagvaardige, gemiddelde en hoogvaardige leerlingen op de voorhoedescholen en de representatieve scholen met elkaar.

0%

gemiddelde voorhoedescholen gemiddelde representatieve scholen O percentielgrenzen R

P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90

3.2

DEEL B

peil.natuur en techniek 2015-2016 de resultaten

98 99

Figuur 3.6 – Gemiddeld beheersingsniveau (%) op de praktische opdrachten van P10-, P50- en P90-leerlingen op voorhoedescholen en representatieve scholen (n voorhoedescholen=33-66, n representatieve scholen=227-397)

Over het algemeen zijn er bij de praktische opdrachten weinig verschillen te zien tussen het prestatieniveau van de gemiddelde leerlingen (P50) op de voorhoedescholen en de representatieve scholen. Het meest opmerkelijke verschil komt naar voren bij de ontwerpopdracht Fietsbel. Deze wordt door de gemiddelde leerlingen op de voorhoedescholen voor 83 procent beheerst, terwijl dit op de representatieve scholen 92 procent betreft. Ook de ontwerpopdracht Brug gaat bij de gemiddelde leerlingen op de voorhoedescholen iets minder goed dan op de representatieve scholen (50 tegenover 56%). Alle andere verschillen tussen de gemiddelde leerlingen van de beide groepen scholen zijn kleiner.

Ook wat betreft de laagvaardige en hoogvaardige leerlingen op beide groepen scholen zijn de verschillen over het algemeen beperkt. Daar waar ze voorkomen, zijn ze vrijwel altijd in het voordeel van de leerlingen op de representatieve scholen. Zo blijkt dat de laagvaardige leerlingen op de representatieve scholen de onderzoeksopdracht Knikkers te koop en de ontwerpopdracht Fietsbel beduidend beter beheersen dan de laagvaardige leerlingen op de voorhoedescholen.

Attitude – Ook de leerlingen op de voorhoedescholen hebben de leerlingvragenlijst ingevuld. Op grond daarvan is bekend hoe belangrijk ze Natuur en Techniek vinden, hoeveel plezier ze hierin hebben, hoe moeilijk ze dit vinden en of ze een toekomst voor zichzelf in Natuur en Techniek overwegen.

Figuur 3.7 laat de gemiddelde attitude van de leerlingen op de voorhoedescholen en representatieve scholen zien. Zichtbaar wordt dat de gemiddelde attitudes van de leerlingen op de voorhoedescholen slechts beperkt afwijken van die op de representatieve scholen.

Prestaties en attitude van leerlingen op voorhoedescholen

De prestaties en attitude van de leerlingen op voorhoedescholen worden in deze paragraaf vergeleken met die van de leerlingen op de representatieve scholen. Een toetsing van deze verschillen is achterwege gelaten, omdat de twee groepen te ongelijksoortig in aantal zijn en omdat de groep voorhoedescholen in dit onderzoek een niet-representatieve selectie is van alle mogelijke voorhoedescholen. Dit betekent dat de beschreven verschillen tussen de twee groepen scholen niet hoeven te gelden voor alle voorhoedescholen.

Kennistoets – Leerlingen op de voorhoedescholen beheersen gemiddeld 55 procent van de opgaven van de kennistoets voor Natuur en Techniek, en wijken daarmee niet af van de leerlingen op de representatieve scholen. Ook het beheersingsniveau van de laagvaardige, gemiddelde en hoogvaardige leerlingen op de voorhoedescholen is vrijwel gelijk aan dat van deze leerlingen op de representatieve scholen, zie figuur 3.5.

Figuur 3.5 – Gemiddeld beheersingsniveau (%) op de kennistoets op voorhoedescholen en representatieve scholen; gemiddelde, P10-, P50- en P90-leerlingen (n voorhoede-scholen=437, n representatieve scholen=2576)

Praktische opdrachten – Leerlingen op de voorhoedescholen hebben allemaal één praktische opdracht uitgevoerd, net als leerlingen op de representatieve scholen. Omdat er in totaal maar twintig voorhoe-descholen bij het peilingsonderzoek zijn betrokken, is het totale aantal leerlingen op deze scholen per praktische opdracht relatief klein; variërend van 33 leerlingen (bij de individuele opdracht Knikkerbaan) tot 66 leerlingen (bij de groepsopdracht Uilenpost). Dat maakt het gemeten beheersingsniveau van de leerlingen op de voorhoedescholen minder betrouwbaar. Gegeven deze omstandigheden vergelijken we in figuur 3.6 per praktische opdracht het beheersingsniveau van de laagvaardige, gemiddelde en hoogvaardige leerlingen op de voorhoedescholen en de representatieve scholen met elkaar.

0%

gemiddelde voorhoedescholen gemiddelde representatieve scholen O percentielgrenzen R

P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90 P10 P50 P90

3.2

DEEL B

peil.natuur en techniek 2015-2016 de resultaten

100 101

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

O attitudeschaal R

N&T belang N&T plezier N&T moeilijk N&T toekomst

O gemiddelde score R

voorhoedescholen representatieve scholen

Als we de prestaties van leerlingen op de voorhoedescholen vergelijken met die van leerlingen op de representatieve scholen, blijken de verschillen op de kennistoets voor Natuur en Techniek verwaarloosbaar klein. Ook bij de scores op de praktische opdrachten en de attitudes tegenover Natuur en Techniek zijn de verschillen tussen beide groepen beperkt en licht in het nadeel van de leerlingen op de voorhoedescholen. Het maakt voor de prestaties en attitude van de leerlingen dus nauwelijks uit of ze op een van de (voor dit onderzoek geselecteerde) voorhoedescholen zitten of op een representatieve school, ondanks het geconstateerde grote verschil in onderwijsaanbod tussen de voorhoedescholen en de representatieve scholen. Mogelijk zijn andere schoolkenmerken dan het onderwijsaanbod in Natuur en Techniek meer van invloed op het niveau van de leerlingen (zie paragraaf 2.6). Ook kan het zijn dat het aantal onderzochte voorhoedescholen te gering is om prestatie- of attitudeverschillen te kunnen aantonen.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

O attitudeschaal R

N&T belang N&T plezier N&T moeilijk N&T toekomst

O gemiddelde score R

voorhoedescholen jongens voorhoedescholen meisjes

Figuur 3.8 – Attitude van jongens en meisjes ten aanzien van Natuur en Techniek (N&T belang, N&T plezier, N&T moeilijk, N&T toekomst; gemiddelde op schaal 1-4) op voorhoedescholen (n voorhoedescholen=383-408)

Figuur 3.7 – Attitude van leerlingen ten aanzien van Natuur en Techniek (N&T belang, N&T plezier, N&T moeilijk, N&T toekomst; gemiddelde op schaal 1-4) op voorhoedescholen en representatieve scholen (n voorhoedescholen=383-408, n representatieve scholen=2332-2473)

Kijken we naar de verschillen tussen jongens en meisjes op voorhoedescholen (zie figuur 3.8) dan wordt duidelijk dat – net als op de representatieve scholen – er een significant verschil is bij ‘toekomst’: meisjes overwegen minder vaak een opleiding en beroep in Natuur en Techniek dan jongens. Op de overige attitu-deschalen (belang, plezier, moeilijk) zijn de verschillen tussen jongens en meisjes op voorhoedescholen niet significant. Op de representatieve scholen is dat anders. Daar rapporteerden jongens significant meer plezier in Natuur en Techniek dan meisjes en vonden jongens Natuur en Techniek ook significant makkelijker dan meisjes. Dat jongens en meisjes op de voorhoedescholen op deze attitudeschalen niet significant verschillen, komt overigens doordat jongens op de voorhoedescholen gemiddeld iets minder plezier hebben in Natuur en Techniek en dit iets moeilijker vinden dan jongens op de representatieve scholen (Mommers, e.a., 2016).

DEEL B

peil.natuur en techniek 2015-2016 de resultaten

100 101

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

O attitudeschaal R

N&T belang N&T plezier N&T moeilijk N&T toekomst

O gemiddelde score R

voorhoedescholen representatieve scholen

Als we de prestaties van leerlingen op de voorhoedescholen vergelijken met die van leerlingen op de representatieve scholen, blijken de verschillen op de kennistoets voor Natuur en Techniek verwaarloosbaar klein. Ook bij de scores op de praktische opdrachten en de attitudes tegenover Natuur en Techniek zijn de verschillen tussen beide groepen beperkt en licht in het nadeel van de leerlingen op de voorhoedescholen. Het maakt voor de prestaties en attitude van de leerlingen dus nauwelijks uit of ze op een van de (voor dit onderzoek geselecteerde) voorhoedescholen zitten of op een representatieve school, ondanks het geconstateerde grote verschil in onderwijsaanbod tussen de voorhoedescholen en de representatieve scholen. Mogelijk zijn andere schoolkenmerken dan het onderwijsaanbod in Natuur en Techniek meer van invloed op het niveau van de leerlingen (zie paragraaf 2.6). Ook kan het zijn dat het aantal onderzochte voorhoedescholen te gering is om prestatie- of attitudeverschillen te kunnen aantonen.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

O attitudeschaal R

N&T belang N&T plezier N&T moeilijk N&T toekomst

O gemiddelde score R

voorhoedescholen jongens voorhoedescholen meisjes

Figuur 3.8 – Attitude van jongens en meisjes ten aanzien van Natuur en Techniek (N&T belang, N&T plezier, N&T moeilijk, N&T toekomst; gemiddelde op schaal 1-4) op voorhoedescholen (n voorhoedescholen=383-408)

Figuur 3.7 – Attitude van leerlingen ten aanzien van Natuur en Techniek (N&T belang, N&T plezier, N&T moeilijk, N&T toekomst; gemiddelde op schaal 1-4) op voorhoedescholen en representatieve scholen (n voorhoedescholen=383-408, n representatieve scholen=2332-2473)

Kijken we naar de verschillen tussen jongens en meisjes op voorhoedescholen (zie figuur 3.8) dan wordt duidelijk dat – net als op de representatieve scholen – er een significant verschil is bij ‘toekomst’: meisjes overwegen minder vaak een opleiding en beroep in Natuur en Techniek dan jongens. Op de overige attitu-deschalen (belang, plezier, moeilijk) zijn de verschillen tussen jongens en meisjes op voorhoedescholen niet significant. Op de representatieve scholen is dat anders. Daar rapporteerden jongens significant meer plezier in Natuur en Techniek dan meisjes en vonden jongens Natuur en Techniek ook significant makkelijker dan meisjes. Dat jongens en meisjes op de voorhoedescholen op deze attitudeschalen niet significant verschillen, komt overigens doordat jongens op de voorhoedescholen gemiddeld iets minder plezier hebben in Natuur en Techniek en dit iets moeilijker vinden dan jongens op de representatieve scholen (Mommers, e.a., 2016).

DEEL B

Achtergrond

In document Peil.Natuur en Techniek (pagina 96-100)