• No results found

Alle participanten spreken over alternatieven voor een meer humane hulpverlening en getuigen over positieve ontmoetingen die hen hebben geholpen tijdens een opname. We hebben deze positieve ervaringen kunnen onderverdelen in drie aspecten: communicatie, het singuliere en vertrouwen.

Een eerste belangrijk aspect wat alle participanten aankaarten in verband met een positieve opname en het reduceren van informele dwang is goede, oprechte communicatie. Participant twee getuigt dat het in dialoog kunnen treden positieve effecten had op zijn welzijn en het zou ook bijdragen aan het dichten van de bestaande kloof tussen

55 hulpverlening en patiënt. Vervolgens stipt hij aan dat een gesprek na een dwangmaatregel kan helpen om de gebeurtenissen een plaats te geven en te verwerken. Indien er werd gezwegen tijdens en na een dwangmaatregel, was het moeilijk om het traumatische aspect te verwerken.

“Ja .. ja .. gewoon daar ne keer op terugkomen van kijk ge zijt zo binnengekomen, toen hebben we da geprobeerd, we hebben u die medicatie gegeven euh ... met die en die reden hé want da wordt allemaal ni- da wordt allemaal ni ni gezegd. Euh .. toen hebben we u naar die kamer gebracht . toen zijt ge daar- hebt ge daarop die en die reactie gehad en .. alé ’t is gewoon een proces van het een beetje begrijpbaar te maken eigenlijk.” (Participant 2)

Participant 4 sluit hierbij aan. Het ontbreken aan een dergelijk gesprek maakte dat ze geen vertrouwen had in de hulpverlening en de dwangmaatregelen geen plaats heeft kunnen geven. Een goede communicatie tussen hulpverlener en patiënt is essentieel. Dit impliceert een luisteren aan de kant van de hulpverlener. Door te luisteren naar de patiënt geeft men deze een recht van spreken en erkent men zijn subjectiviteit. Een ideaal scenario voor participant vier omtrent het binnengaan in opname zou zijn geweest dat haar de vraag werd gesteld: “Wat kan ik voor je doen? Hoe kan ik je helpen?” in plaats van een oorverdovende stilte en isolatie. De afdelingen die ze als positief beschrijft zijn net deze waar er naar haar geluisterd werd en waar ze inspraak had. Dit gaf haar een veilig gevoel en veel vertrouwen. “Nee... nee. Het ideale zou zijn gelijk dat (naam medepatiënt) beschrijft dat er iemand naar u komt en.. vraagt.. “wat kan ik voor u doen?” ofzo. Of.. euh.. niet te veel meegaan in die waan maar van iemand op zijn gemak stellen en iemand een beetje empatisch benaderen, denk ik.” (Participant 4)

Participant drie haalt het model van opendialoog aan en pleit voor een humanere behandeling waar de omgeving mee wordt ingeschakeld. Uit haar ervaring heeft het in dialoog kunnen treden met de hulpverlening waarbij ze geïnformeerd werd omtrent de medicatie, regels en structuur een geruststellend effect teweeggebracht. Ze getuigt dat de manier waarop een besluit van de hulpverlening tot stand kwam en of ze hier zeggenschap in had het verschil kon maken tussen dwang of geen dwang. Het in dialoog treden zet de autonomie en keuzevrijheid op de voorgrond in plaats van afhankelijkheid. Een duidelijk voorbeeld geeft ze omtrent medicatie. Participant drie wilde tijdens één van haar opnames stoppen met bepaalde medicatie uit vrees dat dit haar kinderwens in het gedrang bracht. Het eerste antwoord van de verpleging was een verplichte inspuiting met enorme

56 bijwerkingen, een dwanghandeling. Op een ander moment werd haar ongerustheid gehoord en werd er haar uitleg verschaft omtrent de risico’s en bijwerkingen, waardoor ze de medicatie vrijwillig nam.

“Want euh uiteindelijk euh werd er mij gezegd dat er in Amerika .. euh studies gedaan waren naar euh de combinatie van dat neurolepticum met zwangerschap of zwangerschappen. Dus euh men werd mij gezegd dat ik da risico kon nemen. Euh dus da ik een kind kon dragen ondanks da ik da neurolepticum zou nemen. Dus voilà en daar ben ik wel mee gerustgesteld geweest en (ja) ik ben daar dan ook voor gegaan … Euh .. er werd gezegd dat vooral het probleem zou zijn als de baby geboren was dat de baby eigenlijk zou moeten afkicken van dat product maar dat da ni onoverkomelijk was dus ja voilà. Da was wel een opluchting da ik toch nog euh wa ik oorspronkelijk als onmogelijk achtte omdat ik ni op de hoogte was van da Leponex in dit geval medicijn euh da ik da risico kon nemen dus euhm .. dus het was een geruststelling maar ja ..” (Participant 3)

Ook participant vier vertelt over positieve ervaringen betreffende medicatie tijdens een opname op een open afdeling. Ze kreeg medicatie in overleg en er werd geluisterd naar haar ervaringen en geëvalueerd of ze kon afbouwen of niet. De medicatie werd enkel voorgeschreven indien dit echt nodig was en dit gaf haar veel vertrouwen in de hulpverlening. Hoe men als hulpverlener medicatie hanteert en of de patiënt in kwestie hier een zeggenschap in heeft zijn belangrijk.

“en die antidepressiva, ja.. da was ook zo op (naam open afdeling psychiatrie 2) hé ja, ‘k zeg het een goeie afdeling, als ‘k zeg van ja eigenlijk slaap ik goe.. euh, dus ‘k heb geen slaapmedicatie meer nodig dan was dat direct oké en zeggen ze van oké.. dan dan laten we da weg, dus daar kon je wel over babbelen ook. Ze geven daar ook niet zo graag, da’s niet zo een kick om medicatie te geven daar, da’s echt van een kick, ja (lacht), om daar medicatie te geven, da’s echt zo gewoon van goh, als ’t echt nodig is en als iemand te ver weg is. Ik heb ook veel vertrouwen naar die afdeling nu.. maar euh.. ’t is leuk als je daar kan over spreken.” (Participant 4)

“Of dan mag er duidelijk gecommuniceerd worden. Over andere dingen.. zolang er inspraak is.. dan heb ik daar minder problemen mee…" (Participant 4)

Participant vijf spreekt in dezelfde lijn verder. Er moet volgens hem zo min mogelijk met dwang gewerkt worden en gesproken worden met de patiënt in de plaats. Indien men een gesprek probeert te voeren met de patiënt en luisterbereid is kan de hulpverlener proberen

57 te begrijpen waarom iemand op een bepaalde manier reageert of wat er in hem omgaat. Op een behandelafdeling was er ruimte voor gesprekken en dit heeft zijn herstel bevorderd. Het gaf hem perspectieven. Communicatie of gesprekken tussen hulpverlener en patiënt impliceren voor participant vijf dat de hulpverlening luisterbereid is, een empathische houding aanneemt, een poging doet om te begrijpen en zich menselijk opstelt. Dit maakt voor hem het verschil tussen een goede of een slechte hulpverlener. Wanneer de geïnterviewde zich gerespecteerd en gehoord voelde deed dit hem veel deugd.

Een tweede aspect dat alle participanten aankaarten betreffende een positieve opname en wat dwang kan reduceren is ruimte voor het singuliere. Participant twee getuigt dat een bepaalde opname haar haar verlangen heeft doen ontdekken. Er was daar ruimte voor creatie en openheid. Zo heeft ze haar passie voor drummen kunnen exploreren nadat een psycholoog dit stimuleerde, dit vond ze fantastisch. Een ander voorbeeld dat ze aanhaalt is dat bepaalde hulpverleners ateliers opstartten vertrekkende vanuit een interesse bij een patiënt, wat het singuliere ondersteunt. Dit staat in contrast met haar ervaring omtrent een gesloten afdeling waar er veel verveling heerste en er enkel een uniforme dagbesteding aanwezig was. “...ook, er was dan iemand die enorm sportief was, die begon dan start to run te doen. Iemand anders.. da’s ook te zien wat dat je ziet bij een patiënt bijvoorbeeld denk ik. Als ge ziet dat er bijvoorbeeld iemand enorm geïnteresseerd is in datgene.. dan kun je dat gaan simuleren of kun je gaan zeggen van ja da’s niet oké.” (Participant 2) Ruimte voor het singuliere van een patiënt is niet enkel van toepassing op het houden van ateliers maar kan ook belangrijk zijn op het vlak van interventies. Tijdens een opname kampte participant twee met wanen en angsten. De hulpverlening luisterde, gaf aan haar te begrijpen en liet haar spreken met de directeur omtrent haar zorgen, waarna het probleem zich niet meer stelde. Een dergelijke interventie op maat, met aandacht voor de individuele beleving van de patiënt maakte dat een dwangmaatregel vermeden werd.

Participant vijf sluit hierbij aan en beschrijft dat hij zich pas beter is beginnen voelen wanneer hij zelf initiatieven kon ontwikkelen. Een belangrijke factor in zijn herstel was zijn eigen unieke noden ontdekken en dit kunnen exploreren. Zo is hij in opname geweest op een afdeling die hem deze ruimte gaf en hem vrijwilligerswerk liet opstarten. Dit was veel zinvoller voor hem dan therapieën waar hij zich totaal niet in interesseerde te volgen. Hetzelfde geldt voor structuur. Zoals eerder aangegeven heeft de geïnterviewde een structuur moeten uitvinden voor zichzelf en deelt hij zijn dagen thuis in op basis van wat hij

58 graag doet en waar zijn interesses liggen. Dit staat in contrast met de van buitenaf opgelegde structuur binnen een afdeling waar hij geen baat bij had.

“Dus euhm, terwijl bij mij is ‘t eigenlijk beginnen beter gaan als ik zelf initiatieven ben beginnen ontwikkelen. En da vin ik zeer belangrijk, dus.” (Participant 5)

Participant zes houdt een pleidooi om te kijken naar de mens die voor je zit en wat die wil in plaats van een eenheidsworst te hanteren die geldt voor iedereen. In de vele voorbeelden die ze hanteert wordt immers duidelijk dat niet alle therapieën, structuur of maatregelen helpen voor iedereen. Wat een oplossing is voor de ene kan frustrerend zijn voor de ander en omgekeerd. In sommige opnames werd er wel ingegaan op het singuliere van de geïnterviewde en dit ervaarde ze als heel aangenaam. Zo mocht ze op een afdeling die de structuur losser hanteerde wel kiezen welke therapieën ze volgde en welke niets voor haar waren. Er is tijdens een opname haar ook de vraag gesteld hoe men als hulpverlening het best kon reageren indien ze in crisis ging. Het is van groot belang dat er zorg op maat geboden wordt en dat er ruimte wordt gegeven aan het unieke van iedere patiënt. Niet iedereen heeft baat bij hetzelfde en zeker niet algemene vooropgestelde protocollaire oplossingen.

“Voor mij wel.. en ik vond dat de therapeuten soms daar ook heel goe mee omgingen.. euh.. de creatieve therapeut die was dan ook sporttherapeut, allé wel een beetje alles. Die ging bijvoorbeeld dan ook alleen met mij zwemmen, als ik daar nu bij stilsta denk ik van allé ge moet het maar doen, maar hij wist dat ik graag ging zwemmen en ja, die deed er dan ook moeite voor.” (Participant 6)

Als laatste komt in elk interview het belang van vertrouwen of de nefaste effecten van het gebrek aan vertrouwen aan bod. Participant drie geeft aan dat hulpverleners waar ze vertrouwen in heeft belangrijk waren voor haar herstel. Zo heeft ze al een geruime tijd een vaste psychiater en psycholoog waar ze een goede band mee heeft. Ze vindt het cruciaal dat de hulpverlening zich bewust is van de ongelijke machtsverhouding en dat er op een humane manier wordt getracht een vertrouwensband te installeren om de kloof tussen hulpverlening en patiënt te dichten. Participant vier getuigt dat indien er menselijk, empathisch, luisterend gecommuniceerd wordt met respect voor de patiënt er vertrouwen kan zijn. Indien men als hulpverlener een dergelijke houding aannam, ervaarde ze haar opname en de verpleging als positief. Deze participant onderstreept ook het belang van ethiek vanuit de hulpverlening. Voor de geïnterviewde houdt dit in dat men de ander moet behandelen zoals men zelf behandeld zou willen worden. Aangezien er een ongelijke

59 machtsverhouding speelt tussen hulpverlening en patiënt, is het belangrijk dat de hulpverlening zich hiervan bewust is en deze positie in vraag stelt. Vragen als ‘waarom handel ik op deze manier naar deze patiënt?’ zijn essentieel voor haar. Dit vertaalt zich voor haar naar dat de hulpverlener mee moet helpen werken aan een beleid waar hij of zij zelf achterstaat, bijvoorbeeld omtrent het gebruik van isolaties. “Wil je als hulpverlener op een gesloten afdeling staan? Heb je het lef om te zeggen ik sta niet achter die behandeling dus ik ga ook niet in zo’n afdeling werken? Werk mee aan een beleid gelijk da jij doet om bepaalde dingen te veranderen in psychiatrie en vooral kijken naar het subjectieve van een mens. Het subjectieve van een mens en.. ontmoeting laten zijn zonder dat er euh... ja, macht is een vuil beestje (lacht) en altijd kijken waarom handel ik nu zo, ten opzichte van die patiënt? Waarom? Is dat iets van mezelf of is dat eigenlijk iets, ja, iets dat de instelling nie voor staat ofzo of.. waarom handel ik? Altijd dat bevragen als hulpverlener. Dat vind ik belangrijk. ‘k Heb dat ook, zou ik nu hulpverlener terug zijn, zou ik denk ik een heel.. een betere kijk hebben op.. hoe ik er moet zijn voor een patiënt ofzo ...” (Participant 4)

Voor participant zes heeft het tien jaar geduurd voor ze opnieuw vertrouwen had in de hulpverlening, terwijl vertrouwen belangrijk is voor herstel.

“Ja, ‘k geloof dat toch (lacht), ‘k vertrouw daar toch op ... ’t Gaat heel veel om vertrouwen eh. Vertrouwen niet breken denk ik euh... dat is bij mij eigenlijk.. dat heeft tien jaar geduurd voor da ‘k weer vertrouwen kreeg in de hulpverlening.” (Participant 6)

“En da’s eigenlijk pas na mijn derde opname veranderd, omdak nu mensen rond mij heb die ik vertrouw en omdak de regie in eigen handen màg nemen, dat ik een crisisplan heb opgesteld waar dat echt wel dingen in staan die ik wil en dat ik ook weet dat ze dat gaan doen.” (Participant 6)

Bijkomend kaart participant vier het belang aan van een positieve ervaring omtrent een opname. De afdeling waar ze goed geholpen is geweest, is nog steeds een vorm van steun in haar herstel. De geïnterviewde kan er nog steeds terecht voor een gesprek met de psycholoog en ze vertelt dat een nieuwe opname veel makkelijker zou verlopen omdat ze al vertrouwen heeft in de hulpverlening en de werking. Er is een grote verbondenheid met deze afdeling waar iedereen welkom blijft om te passeren en er is ruimte voor nabehandeling. Een ander belangrijk aspect hieromtrent is dat het aangenaam is om vertrouwen te hebben in bepaalde vaste hulpverlening zodat je niet telkens opnieuw met veel verschillende hulpverlening in contact dient te komen, ze kan steeds terugkeren naar

60 diegenen die ze al kent. De psychiatrie zou een ankerpunt moeten zijn waar men kan terugkeren indien dit nodig is, stelt ze. “Maar ik ben ervan overtuigd da je.. ja.. da je als je een goeie opname hebt een eerste keer, da je rapper gaat terug keren als t echt nodig is...” (Participant 4) “Terwijl dat da belangrijk is omdat je, als je nog een keer terugkeert.. allé, dat je dan toch wel een vertrouwen moet hebben om ergens een.. een ankerpunt moet da zijn. Zeker als je een aandoening of wat dan ook hebt, dat het kan zijn dat je ooit nog een keer terugkeert, wel dan moet dat een ankerpunt zijn.” (Participant 4) Om dit thema af te sluiten kunnen we stellen dat oprechte communicatie, vertrouwen in de hulpverlening en aandacht voor het singuliere ingrediënten zijn die informele dwang kunnen tegengaan. Om optimale zorg te garanderen voor mensen is het belangrijk dat de kloof tussen hulpverlening en patiënt beperkt wordt. Een dergelijke kloof kan namelijk het gebruik van formele en informele dwang in de hand werken, aangezien het de ongelijke machtsverhouding ondersteunt. Indien de hulpverlening zich luisterbereid opstelt, in dialoog treedt met de patiënt en hierbij de singuliere dimensie op de voorgrond stelt, kan er een band van vertrouwen geïnstalleerd worden en zorgen voor een betere opname. Overigens heeft een dergelijke houding ook effect op de ervaring rond een maatregel die wordt opgelegd, het kan het statuut van informele dwang veranderen.

Bespreking en Conclusie Discussie

In het literatuuronderzoek hebben we vooreerst een beeld proberen schetsen van theorieën en onderzoek over de relationele dynamiek en de contextuele factoren die betrekking zouden hebben op informele dwang. Zo beschouwden we de historiek van machtsvertogen in de psychiatrie en aan de hand van de discourstheorie van de psychoanalytische auteur Jacques Lacan en de historische maatschappijkritiek van de filosoof Michel Foucault, hebben we via het universitaire discours en de theorievorming van disciplinaire macht, de koppeling tussen kennis en macht bestudeerd. Dit deed ons concluderen dat indien kennis als een totalitaire waarheid wordt toegepast op patiënten, dit reducerende en objectiverende effecten heeft en afbreuk doet aan de eigenheid van ieders persoonlijk psychisch lijden. Daarnaast beschouwden we de contextuele factoren van de

61 psychiatrie die kunnen bijdragen aan informele dwang verder aan de hand van Foucault. Daaruit blijkt dat er verschillende mechanismen worden gehanteerd om disciplinaire macht te laten functioneren die we hebben toegepast op de hedendaagse psychiatrische werking. Vervolgens hebben we de huidige beschikbare wetenschappelijke evidentie omtrent het onderwerp in rekening gebracht. Deze onderzoeken concludeerden dat informele dwang een beduidend onderdeel is van het complexe fenomeen dwang en dat er te weinig aandacht is voor het perspectief en de beleving van de patiënt.

Op basis van voorgaande bedenkingen zijn we tot de conclusie gekomen dat het belangrijk is om blijvend onderzoek te doen naar de persoonlijke ervaringen van psychiatrische patiënten betreffende informele dwang en zijn we tot drie onderzoeksvragen gekomen. Enerzijds wat de ervaringen zijn van ex-psychiatrische patiënten betreffende informele dwang in een psychiatrische context, verder de effecten van deze ervaringen op hun mentale welzijn en tot slot alternatieven die worden aangebracht om op een andere manier aan hulpverlening te doen en informele dwang te reduceren. In wat volgt zullen we onze bevindingen bespreken in het licht van onze onderzoeksvragen.

Dat er rijke beschrijvingen naar voren kwam in de interviews kunnen we moeilijk betwijfelen. De participanten hebben elk op hun manier een beeld geschetst van hun ervaringen met informele dwang tijdens hun opnames die steeds een particulier karakter met zich meedroeg. We erkennen dan ook dat we deze getuigenissen niet zomaar kunnen generaliseren. Zoals we hier en daar bij de beschrijvingen van de thema’s hebben vermeld, zijn er verschillen tussen de belevingen van de participanten waarbij sommigen een bepaalde situatie als dwang hadden ervaren, terwijl anderen op dezelfde situatie een andere kijk hadden. Met dit in het achterhoofd gaan we in wat volgt de verworven thema’s dieper bespreken, kijken hoe deze gerelateerd staan aan elkaar en hierbij de terugkoppeling maken naar de bestaande literatuur. Daarna staan we nog even stil bij wat onze bevindingen kunnen betekenen in termen van hun klinische implicaties, om uiteindelijk af te sluiten met een aantal vragen en voorstellen die grond kunnen bieden voor verder