• No results found

Naast wantrouwen, woede en frustratie, spelen er natuurlijk ook ‘positieve emoties’ mee in de totstandkoming van protesten en de motivatie die nodig is om te blijven ‘vechten’ voor je overtuigingen, ondanks de tegenslagen. Deze volhardende houding was met name goed te horen tijdens de protestwandeling onder leiding van Arend Wakker (kernlid van de actiegroep).

Bij aanvang van de protestwandeling vond er een interessante dialoog plaats tussen Wakker en een vrouw die meeliep met de wandeling (overigens ook lid van de actiegroep):

Vraag van vrouw die deelneemt aan de wandeling: “Met welke bedoeling moeten we onze mening

nog ventileren want dat heeft toch eigenlijk geen zin meer?”

Wakker: “We lopen achter de feiten aan, maar dat is niet aan ons te verwijten. Want de gemeente behandelt ons alsof wij uitsluitend een lastig groepje tegen de overheid schoppers zijn. Wat we helemaal niet zijn”.

32 De vraag die de vrouw stelt lijkt terecht: wat is het nut nog van de wandeling, als het project al zo goed als af is? Wakker ontkent niet dat ze als actiegroep ‘achter de feiten aanlopen’. Toch laat hij zich niet uit het veld slaan en staat achter de wandeling en de voortzetting van het protest:

Wakker: “Hier is al een hotel, hier een school, hier komt een nieuw hotel, nog een school, nóg een hotel. Maar dat is nog niet integraal in de gemeenteraad gesproken is. Dat is nog helemaal niet goedgekeurd.

De boel wordt wel als voldongen feit ingericht. Dat moet nog onder de aandacht van de Amsterdammers komen. 90% is al klaar, maar wij blijven onze mond open doen!”.

Ondanks dat het leeuwendeel van het project al is uitgevoerd, is Wakker niet van plan zich hierbij neer te leggen. Hij zet zijn frustratie en woede om in frisse moed, om in ieder geval de zaken waar hij boos over is onder de aandacht te brengen bij Amsterdammers (emotional reflexivity en emotional sustainability) (Brown & Pickerill 2011: 25-28)

Ook Sonneveldt verliest zijn overtuiging niet. Sonneveldt vertelt ook dat hij naast frustratie, ook veel plezier beleeft aan deze hele zaak. En dat terwijl hij al ruim 70.000 euro eigen geld geïnvesteerd heeft in het protest (strafrechtelijke processen etc.).

Over het geld zegt hij: “Dat interesseert me geen reet. Ik betaal gewoon door. Ook omdat ik smoking

guns heb…”

“Je kunt je er vast, na alles wat ik verteld heb, wel voorstellen dat we dit nóóit zullen pikken. Nooit”. Liefde voor het park, het groen, de dieren enzovoorts zijn belangrijke motivaties bij de actiegroep, en tevens bij de Vereniging (alhoewel zij zich minder volhardend opstellen ten aanzien van deze

onderwerpen). Actiegroep:

Wakker: “Er valt nu niks meer te ontdekken, je ziet ogenblikkelijk alles. Je kunt niet meer wandelend met een illusie, een spel met jezelf op pad gaan”.

Sonneveldt: “Bomen, groen, wekt ook emotie op. Gezondheid. Allemaal elementen waar emotie een rol bij speelt. Een deel van waar je woont is geamputeerd”.

Tijdens de hoorzitting over de kap van een aantal bomen waarin vermoedelijk (beschermde) vleermuizen huishouden: “Veel vleermuizen zitten in de kapel (bij het Oosterpark) en eten uit de bomen. Het verzoek is dus om in ieder geval 1 of 2 bomen te laten staan zodat de vleermuizen niet opeens geen eten meer hebben”.

33

7

Conclusies

In het complexe conflict rondom de renovatie van het Oosterpark is in dit onderzoek een verkenning gedaan naar de rol van emotie.

We hebben gezien in de literatuur hoe het belang van emotie in protesten sinds een aantal jaar steeds meer wordt erkend. Niet alleen speelt emotie een grote rol als ‘trigger’ voor mensen om tot protest over te gaan (wantrouwen, boosheid, (com)passie, gerechtigheid etc.). Emotie zorgt ook voor doorzettingsvermogen en motivatie om je te blijven inzetten om de gestelde doelen te bereiken (ook wanneer er tegenslagen zijn).

De twee burgerinitiatieven die in dit onderzoek aan bod kwamen, werden op veel punten door emotie aangestuurd, voor en tijdens het protest. Voor de mensen in de Vereniging Vrienden van het

Oosterpark en Actiegroep Omsingeling Oosterpark dient het Oosterpark hoofdzakelijk een groene oase te zijn. Derhalve verzetten zij zich sterk tegen de bomenkap en de gevreesde ‘evenementisering’ van het park.

Niet alleen inhoudelijk wordt het project Verdubbeling Oosterpark bekritiseerd. Een groot thema in dit onderzoek, dat overigens zeker niet uniek is aan deze casus, is de relatie tussen bestuurders en burgers. Uit staatsrapporten blijkt keer op keer dat er een groot wantrouwen bestaat tussen deze groepen onderling. Enerzijds streeft de overheid ernaar burgers meer te betrekking bij politieke besluitvorming en ‘zelfredzamer’ te zijn. Tegelijkertijd bestaat er een soort huivering onder veel bestuursleden om burgers daadwerkelijk ‘toe te laten’ (mede door de hiërarchisch ingerichte Nederlandse bestuurscultuur). Dan zie je vaak, zoals ook bij het Oosterpark zichtbaar wordt, dat burgers formeel gezien de mogelijkheid wordt geboden om te participeren en inspraak te hebben op gemeentelijke besluitvormingen. In de praktijk wordt participatie door burgers vaak ervaren als ‘schijn-participatie’, omdat men het gevoel heeft dat er niet geluisterd wordt naar burgers, dat ‘het toch geen zin heeft’ of dat er wel geluisterd wordt maar vervolgens niks mee gedaan wordt. Kortom, veel mensen hebben teleurstellende ervaringen of ideeën over burgerparticipatie.

Voor Ernst Sonneveldt en Frank Köhler gaf de aankondiging en het ontwerpplan van het project Verdubbeling Oosterpark op enkele punten genoeg aanleiding om bezwaarschriften in te dienen. Het is vervolgens tot een conflict gekomen, toen beide partijen bemerkten dat stadsdeel Oost over bepaalde zaken onvolledige of onjuiste informatie had verstrekt aan burgers, evenals

onaangekondigde wijzigingen aanbracht in het vastgelegde ontwerp. Dit wekte bij beide partijen wantrouwen op wat uitmondde in een steeds complexer wordend issue dan (op moment van schrijven) nog steeds gaande is.

34 De twee burgerinitiatieven hebben beide een eigen handelingsstrategie ter hand genomen.

De Vereniging Vrienden van het Oosterpark, onder leiding van Frank Köhler, is ten behoeven van het behoud van het Oosterpark als groene oase opgericht, al voordat er feiten bekend waren over het herstructureringsplan. De oprichting diende een doel: het beperken van grote evenementen in het Oosterpark. De Vereniging geeft aan niet principieel tegen het project te zijn en juicht een

herstructurering juist toe. Wel zien ze erop toe dat het groen (zo veel mogelijk) behouden blijft en dat het park niet dient als evenemententerrein. Onduidelijkheden, het buitengesloten worden op punten waar ze inspraak op hadden willen en mogen hebben en de aankondiging van het kappen van 450 bomen heeft wantrouwen en frustratie aangewakkerd bij de Vereniging. In het conflict stellen zij zich dan ook op als tegenstanders van project Verdubbeling Oosterpark. Köhler lijkt zich als voorzitter van de Vereniging niet teveel te laten leiden door emoties en te kiezen voor een meer zakelijke instelling. Dit wil echter niet zeggen dat er geen sterk rechtvaardigheidsgevoel blijkt uit de woorden van Köhler. Hij wil erkenning van gemaakte fouten. De Vereniging houdt zich vast aan hun gestelde doelen, zij het wat minder “krampachtig” dan de actiegroep. Zolang er geluisterd wordt naar de wensen van de Vereniging en zolang er handreikingen worden gedaan door de, is de Vereniging bereid concessies te doen. De ‘deal’ die er uiteindelijk gesloten is over de iepen (die van de kaplijst zijn verwijderd op aanvraag van de Vereniging) en het schrappen van een brug uit het ontwerp, is bereikt vanwege de dreigende rechtszaak die het project enorme vertraging zou laten oplopen. Het aanspannen van deze rechtszaak is dus een strategische zet geweest waarmee ze een deel van hun belangen hebben kunnen behartigen.

Een zakelijke houding in het gesprek met het stadsdeel heeft de Vereniging voor een gedeelte opgeleverd wat ze wilden. De betreffende geschillen zijn in goed overleg beslecht, en zowel de Vereniging als stadsdeel Oost (Lidy Schoon) spreken overwegend positief over het onderlinge contact. De ‘strijd’ is nog in volle gang, maar de ‘agonistische’ samenwerking lijkt functioneel. De Vereniging heeft terrein kunnen winnen op punten die bij hen hoog op de agenda staan. Ondanks het wantrouwen en de frustraties zou men dus kunnen spreken van constructieve burgerparticipatie (zij het na een hobbelige start).

De actiegroep is een van de Vereniging Vrienden afgesplitste groep die, net als de Vereniging, streeft naar het behoud van groen en terugdringing van evenementen in het park. De actiegroep gebruikt daarentegen een andere benaderingswijze. Niet alleen positioneren zij zich als actiegroep, ook stellen ze zich anders op tegenover het stadsdeel. De actiegroep is niet bereid om concessies te doen aan de agendapunten waar ze zich hard voor maakt. Het grootste deel van het herstructureringsontwerp is al voltooid. Desalniettemin strijdt de actiegroep onverminderd door, enerzijds om hun gelijk (dan maar achteraf) te halen, maar voornamelijk om de onderste steen boven te halen over de gang van zaken rondom het project, die, naar hun overtuiging, van geen kant deugt. De bomenkap, de onduidelijke

35 communicatie, de aanbouw van nieuwe hotels en terrassen, zijn zaken die niet thuishoren in het Oosterpark en onder de aandacht moeten komen bij alle Amsterdammer, stelt de actiegroep. Het stadsdeel distantieert zich grotendeels van de actiegroep. In hun ogen is de actiegroep

voornamelijk een groep onruststokers. Verwijten, wantrouwen en beschuldigen wisselen elkaar over en weer af. Van beide kanten is er weinig tot geen wederzijds begrip. Deze vijandige of

‘antagonistische’ houding maakt (constructief) contact tussen beide partijen vrijwel onmogelijk. Op korte termijn lijkt de effectiviteit op het projectplan voor het Oosterpark niet erg groot. Door de emotionele volharding en gebrek aan flexibiliteit van de actiegroep enerzijds en de on-transparante, afstandelijke houding van het stadsdeel jegens de actiegroep anderzijds, vindt er een mis-match plaats tussen de actiegroep en het stadsdeel. Communicatie tussen beiden wordt hierdoor vrijwel

onmogelijk. Ook speelt mee dat veel beslissingen al genomen waren voordat de actiegroep zich ging inmengen. Inmiddels is het grootste deel van het project dus al voltooid. De vraag die werd gesteld tijdens de protestwandeling door het Oosterpark is een belangrijke: “Wat heeft het eigenlijk nog voor zin dat we nog onze mond open trekken?”. Voor het antwoord moeten we, denk ik, verder in de toekomst kijken en ons niet beperken tot het Oosterpark. Het is een aannemelijke veronderstelling dat, met alle tumult veroorzaakt door de actiegroep, de gemeente Amsterdam een zekere ‘wake-up call’ heeft gekregen over de emotionele geladenheid van stadsgroen en de aanwezigheid van een enorm wantrouwen bij veel mensen. Hoewel dit geen ‘nieuwe’ inzichten zijn voor de gemeente, is het Oosterpark wel een voorbeeld dat aantoont hoe volhardend en gemotiveerd groepen zich kunnen inzetten voor het behoud van hun geliefde park. Vergelijkbare stads(park)vernieuwingsprojecten, zullen in de toekomst mogelijk het Oosterpark als voorbeeld nemen om te kunnen anticiperen op op de loer liggende problemen. Ook geeft deze casus (nogmaals) aanleiding om het participatiebeleid onder de loep te nemen.

In haar visie op groen en parken kiest de stad voor het faciliteren van de behoefte zoals die uit kwantitatieve onderzoeken als het Grote Groenonderzoek blijkt. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de nieuwe generatie Amsterdammers vooral vertier zoekt in de grote parken zoals het Oosterpark. Groepen als ‘Vrienden van’ lijken niet representatief te zijn voor de Amsterdamse bevolking als geheel. Jongeren en allochtonen zijn sterk ondervertegenwoordigd. Dat levert een dilemma op voor een stadsdeel dat bij een concreet plan zoals Verdubbeling Oosterpark op lokaal niveau zoekt naar een vorm van participatie en daarbij juist wel in contact treedt met ‘Vrienden van’-groepen. De ‘objectief’ gemeten behoeftes van Amsterdammers komen niet overeen met de ‘subjectief’ geuite wensen van een ‘Vrienden van’-groep. Anonieme voorstanders van veranderingen worden niet of weinig gehoord, expliciete tegenstanders wel.

36

GERELATEERDE DOCUMENTEN