• No results found

Onrust in de groene oase : een veldwerkonderzoek naar de emotie in het conflict rondom project ‘Verdubbeling Oosterpark’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onrust in de groene oase : een veldwerkonderzoek naar de emotie in het conflict rondom project ‘Verdubbeling Oosterpark’"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onrust in de groene oase

Een veldwerkonderzoek naar de emotie in het conflict

rondom project ‘Verdubbeling Oosterpark’

Inge Kuik

10201459

Universiteit van Amsterdam

Bacheloronderzoek Sociologie

28 augustus 2015

14.399 woorden

(2)

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding – renovatie van het Oosterpark 3

2 Theorie 5

2.1 Relatie tussen burger en overheid 5

2.2 Waarde van emotie 6

2.3 Participatie 7

2.4 Case studies 8

3 Methodologie 11

4 Groenvisie Gemeente Amsterdam 13 5 De betrokken partijen en hun posities 16

5.1 Visie project Verdubbeling Oosterpark 16

5.2 Visie Vereniging Vrienden Oosterpark 18

5.3 Visie Actiegroep Omsingeling Oosterpark 18

6 Rol van emotie in het protest 20

6.1 Trigger en bindmiddel 20

6.2 Compassie 21

6.3 Agonistisch of antagonistisch? 22

6.4 Participatie en wantrouwen 25

6.5 Vergelijking met de casus Food Center Amsterdam 28

6.5 Positieve emotie 31

7 Conclusie 33

8 Reflecties en aanbevelingen 36

(3)

3

1

Inleiding - Renovatie van het Oosterpark

Het Amsterdamse Oosterpark is een van de populairste en meest gebruikte stadsparken in Amsterdam. Sinds 2014 ondergaat het park een grote renovatie om het park beter geschikt te maken voor grotere bezoekersaantallen en een veranderend gebruik van het park en om structurele problemen in de waterhuishouding aan te pakken. Om deze plannen te verwezenlijken achten stadsdeel en gemeente het noodzakelijk een deel van de bomen in het park te kappen.

Op zijn zachts gezegd, verloopt het herstructureringsplan niet zonder slag of stoot. De renovatie is nog in volle gang en al vanaf de eerste presentaties van het plan klinkt er kritiek en protest uit

verschillende hoeken. Ook na (bijna) voltooiing van de eerste twee fasen blijft de kritiek aanhouden. In juni 2013 is er een kapvergunning verleend aan het stadsdeel voor 404 bomen. De vereniging Vrienden van het Oosterpark is hierover drie maal in gesprek gegaan met het stadsdeel, waarna dit aantal is bijgesteld. Het aantal bomen op de kaplijst is vervolgens definitief vastgesteld op 302 bomen. In september 2014 is de eerste fase van het project van start gegaan waarbij ook bomen gekapt zijn. Ondanks de eerder behaalde ‘winst’, het naar beneden bijstellen van het aantal bomen dat gekapt zou worden, ontstaat er vrij snel opnieuw opruiing. Naar de Vereniging Vrienden is ook actiegroep Omsingeling Oosterpark bij het protest betrokken. Zij beschuldigen het stadsdeel ervan dat er ten onrechte en zonder vergunning bomen zijn gekapt. Het stadsdeel ontkent dit.

Zowel de Gemeentelijke Ombudsman als het OM zijn inmiddels bij de zaak betrokken. De actiegroepen laten het er niet zomaar bij zitten. Een korte blik op de Facebookpagina van Omsingeling Oosterpark leert dat de pagina vol staat met woorden als “woedend”, “belazerd”, “verwoesting”, “kaalslag”, “ontsteltenis”, “leugens”, “frustratie”, “niet serieus genomen” etc. Dit kwalitatieve onderzoek verkent het conflict met als focus ‘emotie’.

Zoals vermeld in het ontwerpplan van het project Verdubbeling Oosterpark van Stadsdeel Oost, richt het plan zich op de wens van herstructurering en uitbreiding van het park. Het plan bestaat uit vier fasen. Echter, op moment van schrijven zijn alleen fasen 1 en 2 (volledig) voltooid. Dit verslag beperkt zich dus hoofdzakelijk tot deze reeds afgeronde fasen. Wel zullen zaken die besproken zijn in de interviews en betrekking hebben op de volgende twee fasen (3 en 4) wel gedocumenteerd worden indien ze, naar mijn overtuiging, een zinvolle bijdrage leveren aan het onderzoek.

De hoofdvraag luidt dan ook:

“Welke rol speelt emotie in het conflict rondom het project Verdubbeling Oosterpark bij de betrokken partijen?”

Hieronder is weergegeven welke onderdelen bijdragen in dit onderzoek op tot de beantwoording van deze hoofdvraag te komen.

(4)

4 De vraag wordt geoperationaliseerd aan de hand concepten uit theorieën over de rol en functie van emotie in protest. Tevens komen er twee soort gelijke casussen aan bod die in de analyse ter

vergelijking naast de gebeurtenissen rondom het Oosterpark gehouden worden. Ook speelt participatie een grote rol in het conflict en in het theoretische hoofdstuk wordt besproken wat onder

burgerparticipatie verstaan wordt en op welke manier dit emotioneel geladen is.

Daarna volgt de methodologie waarin beperkingen van het onderzoek besproken worden en waarin een weergave wordt gegeven van de verzamelingsmethode van de empirische data. Ook worden in dit hoofdstuk de respondenten kort geïntroduceerd.

Ter context schetsing volgt dan het hoofdstuk over de Groenvisie van de Gemeente Amsterdam. De analyse, waarin het grootste gedeelte van de empirische data zijn verwerkt en de theorie op de casus wordt toegepast, is als volgt opgezet:

De eerste paragraaf bespreekt hoe emotie bij de betrokken partijen aanzet heeft gegeven tot het opzetten van een protestgroep en hoe emotie kan werken als bindmiddel binnen een groep. De tweede paragraaf laat zien dat ‘compassie’ eveneens een aanleiding was in de overweging voor betrokkenen om actief te worden tegen het project Verdubbeling Oosterpark. Paragraaf drie onderscheid twee verschillende houdingen tussen burgers en bestuurders en laat zien dat er in het protest agonistische kenmerken voorkomen bij voornamelijk de ene protestgroep en dat antagonistische kenmerken voornamelijk te herkennen zijn bij de andere protestgroep1. Daarop volgt de vierde paragraaf die

participatie en wantrouwen aan elkaar linkt en laat zien welke dingen er zin voorgevallen waardoor het wantrouwen zo groot is. De vierde paragraaf wordt opgevolgd door een vergelijkbaar

praktijkvoorbeeld (Food Center Amsterdam) waarin zwakke plekken in het participatiebeleid zichtbaar worden met als resultaat hoog opgelopen emoties. De afsluitende paragraaf (zes) in het analytische gedeelte van dit onderzoek spitst zich toe op de motiverende werking van emotie op protest.

In hoofdstuk zeven komen de kernpunten uit het onderzoek samen. Dit hoofdstuk dient ter beantwoording van de hoofdvraag en we blikken een beetje vooruit.

Afsluitend is daar nog het hoofdstuk waarin een aantal reflecties op het onderzoek staan en worden er aanbevelingen gegeven voor mogelijk vervolg onderzoek in navolging van die verkennende

onderzoek naar de casus van project Verdubbeling Oosterpark.

(5)

5

2

Theorie

Zoals in de inleiding vermeld is het focuspunt van deze studie ‘emotie’ in het conflict rondom de renovatieplannen voor het Oosterpark. De directe aanleiding om voor deze invalshoek te gaan is dat aantasting van groen en (oude) bomen in een dichtbevolkte stad als Amsterdam regelmatig leidt tot emotionele protesten. Er spelen echter nog meer zaken mee die emotie teweegbrengen.

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van literatuur over bestaande theorieën over emotie in protest, het onderwerp ‘emotie’ van verschillende kanten belicht worden. Tevens is hierbij een paragraaf gevoegd die inzicht geeft in het Nederlandse (Amsterdamse) participatiebeleid. Inmenging van burgers in politiek blijkt een moeizaam proces dat veel emotionele reacties ten gevolgen kan hebben.

2.1 Relatie tussen burger en overheid

Dat burgers het oneens zijn over beslissingen gemaakt door beleidsmakers is niets nieuws. De kans dat er mensen zijn die nadelige effecten zullen ervaren van nieuwe plannen is aanzienlijk. Het is nagenoeg onmogelijk om iedereen tevreden te stellen, omdat ieder individu persoonlijke voorkeuren, belangen en waarden kent. In een democratie is het gebruikelijk dat burgers medezeggenschap krijgen in de besluitvorming. Ze kunnen aangeven wat hun eventuele bezwaren zijn en de beleidsmakers dienen dit mee te nemen in hun overwegingen. Toch voelen burgers zich niet altijd serieus genomen bij de besluitvorming. Zowel op nationaal als lokaal niveau kan dit leiden tot oplopende spanningen en actie tegen het beleid en/of de beleidsvoerders. Verhoeven (2009) hanteert een begrip van Mouffe (2000, 2005) om deze relatie tussen burgers en politiek te kenschetsen: ‘agonistische relaties’.

Belangrijk hierbij is dat dit begrip niet verward moet worden met ‘antagonisme’, waarbij twee partijen

vijanden zijn en waar men niet dezelfde regels hanteert. Over agonistische relaties spreekt men in

deze context als tegenstanders (twee partijen) een onenigheid beslechten binnen dezelfde regels en dus binnen de regels van de democratie. Het doel van de burgers hierbij is om politieke veranderingen teweeg te brengen door iets aan de kaak te stellen en zich hierbij dus te mengen in de politiek. De Nederlandse bestuurscultuur kenmerkt zich doordat burger eerder als beleidsobject worden gezien dan als deelnemer van beleid. Burgers toelaten en mee laten doen in beleidsvorming of bestuur kost de overheid vaak grote moeite. Een goede verstandhouding tussen tegenstanders (zijnde: de overheid en de burgers) is dus zeker geen vanzelfsprekendheid. Veel vaker worden protesterende burgers afgedaan als vijanden en irrationele, zelfzuchtig handelende mensen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de aanname dat deze ‘lastige’ burgers slechts handelen uit eigenbelang in veel gevallen onjuist is.

(6)

6 De motieven van protesterende partijen blijken vaak breder te liggen dan bestuurders vermoeden (Verhoeven 2009: 66-67).

Ook constateert Verhoeven dat burgers in de afgelopen jaren steeds mondiger zijn geworden (ibid.: 44). Het onderzoek dat hij heeft verricht naar de oorzaken hiervan (maatschappelijke en in het

bijzonder politieke veranderingen) dient voor mijn onderzoek als context. Het is van belang een beeld te hebben van de maatschappelijk context waarin de acties plaatsvinden (ibid.: 223).

2.2 Waarde van emotie

Zoals eerder vermeld zal in dit onderzoek de focus liggen op het aspect van emotie in sociale actie. Jasper (2011) stelt dat het belang van emoties in protest vaak afgedaan worden als ‘irrationeel’, terwijl emoties vaak sterke invloed hebben op het maken van beslissingen, afwegingen en acties. Niet alleen zetten emoties aan tot actie, ze spelen ook een belangrijke rol tijdens de uitvoering van actie

(interactie bijvoorbeeld) (Jasper 2011: 14.13). Hij deelt emoties in verschillende ‘typen’ in.

‘Loyalties’ en ‘moral emotions’ liggen vaak ten grondslag aan meer ‘spontane’ of impulsieve emoties (‘reflex’ of ‘mood’ emoties). Vaak zijn de loyalties en moral emotions vrij stabiele gevoelens over wat men belangrijk, betrouwbaar, waardevol enz. vindt. Men uit dan zijn of haar goedkeuring of afkeuring van bepaalde zaken op basis van principes en/of intuïtieve neigingen richting enerzijds het “goede” en anderzijds het “slechte”. Ook compassie speelt hierbij een rol: men kan zich

verantwoordelijk/begaan voelen voor iets of iemand en van daaruit handelen (Ibid.: 14.3).

Individuen en groepen die gediscrimineerd worden of op een andere manier achtergesteld worden, verenigen zich vaak om deze gevoelens van boosheid, schaamte of ‘afgang’ om te zetten in trots en om hun positie te verbeteren. Het verenigen met mensen die een zelfde doel nastreven wekt een gevoel op van saamhorigheid. Het biedt een mogelijkheid om samen een situatie te veranderen. Een emotie als ontevredenheid vormt een belangrijke trigger in veel protesten (Ibid.: 14.6).

De dynamiek in een protestgroep is daarbij ook interessant. De leider van een bepaalde groep zal proberen de sfeer binnen de groep zo gelijkgezind als mogelijk te maken en te houden, terwijl er met niet-leden, of ‘tegenstanders’, juist zo min mogelijk affectie of loyaliteit betoond wordt om het doel te kunnen bereiken (Ibid.: 14.11). Over deze groepsdynamiek schrijven ook Fiorito & Nicholls (2014). Zij gaan hierbij in op hoe je bij een divers samengestelden groep ‘de neuzen dezelfde kant’ op houdt. Zij stellen dat ‘backstage emotional work’ mensen met verschillende achtergronden en ervaringen kan helpen om te denken vanuit het groepsbelang. Oftewel: onderliggende emoties meer naar de

voorgrond halen, kan helpen om mensen bij elkaar te brengen, te verbinden en als een groep te laten denken. Wanneer er emotionele binding is binnen een groep, zal er ook meer eenheid in de groep ontstaan en kan men zich beter positioneren als geheel met een gemeenschappelijk doel (Fiorito &

(7)

7 Nicholls 2014: 11-12, 33). Voor een groep die zich inzet om een bepaald doel te bereiken is het van belang om een strategie te bepalen. Dit om ervoor te zorgen dat de boodschap of ‘performance’ overtuigend, consequent en geloofwaardig overkomt op de partij waarmee je onderhandelt of waartegen je strijdt (Ibid.: 5-6).

Brown en Pickerill (2009) delen de visie van Jasper betreffende de ondergewaardeerde rol van emotie in protestbewegingen. Wanneer basale emoties zoals angst of woede omgezet kunnen worden in daadkracht, werken deze emoties mee om een duurzame en effectieve actie(groep) op te zetten en te behouden. Naast emoties als woede, frustratie en angst, die drijfveren kunnen vormen om in eerste instantie in actie te komen, dienen ook ‘positieve’ emoties de collectieve actie. Protesteren is tenslotte een manier om blijk te geven van bepaalde waarden en normen, die men met enige trots en plezier wilt verdedigen. Hiermee is het ook een vorm van het uitdragen van je identiteit. Emoties vertellen iets over zaken waar je waarde aan hecht en het verdedigen van deze waarden kan een mens veel voldoening geven. Emotie geldt dus in deze benadering als motivatie (‘emotional sustainability’) om door te blijven gaan tot je de doelen bereikt hebt die je voor ogen had. Wel is daar ook ‘emotional reflexivity’ voor nodig. In protesten krijg je immers altijd te maken met tegenstanders, kritiek,

tegenslagen, tegenstelde belangen en andere demotiverende situaties. Belangrijk is om hier mee om te kunnen gaan, om een zogenaamde ‘burn-out’ te voorkomen. De positieve motiverende emoties en de reflexiviteit om met tegenslag om te gaan, onderhouden elkaar en zijn afhankelijk van elkaar. Zonder voldoening (mogelijk in verschillende hoedanigheden) is het immers zwaar om je ergens voor in te blijven zetten. Maar ook om tegenslag te kunnen verwerken en nieuwe energie vinden in het

nastreven van doelen waar je belang aan hecht is het nodig om op bepaalde momenten voldoening te halen uit wat wel bereikt is. (Brown & Pickerill 2009: 25-28).

2.3 Participatie

In een in 2012 verschenen rapport over de visie op burgerparticipatie van het College van

Burgemeesters en Wethouders Amsterdam staan een aantal uitgangspunten voor de toekomstvisie op burgerparticipatie in Amsterdam. Een belangrijk uitgangspunt is deze:

“Het College vindt vertrouwen in burgers en loslaten door de overheid essentieel bij het flexibel omgaan met burgerparticipatie. Actieve burgers vragen de overheid hun initiatieven te faciliteren en ruimte te geven, bijvoorbeeld door het verminderen van regelgeving. Dat zien we niet alleen in Amsterdam, maar dat concluderen ook recente studies.

De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) beschrijft in haar rapport ‘Loslaten in Vertrouwen’ dat de bestuurders moeten durven loslaten en uitleggen dat de overheid niet overal over gaat. Dat wat nodig is groeit in eerste plaats in de samenleving. Daarbij worden kleinschalige, losse en informele groepen steeds belangrijker ten koste van meer geformaliseerde organisaties. Traditioneel gebruikt de overheid een participatieladder voor burgers. Daarmee bepalen

(8)

8 tijd vraagt om een dergelijke participatietrap voor de overheid, waarin loslaten de belangrijkste trede is.”

(Visie burgerparticipatie: “Van bolwerk naar netwerk” 2012: 2)

Met name ‘loslaten en vertrouwen’ ten aanzien van burgerparticipatie, staan dus hoog op de agenda van de gemeente Amsterdam Zoals we hiervoor lazen, in Verhoeven (2009), is het loslaten en toelaten van burgers in de politiek een lastige opgave voor veel bestuurders.

Uit het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau dat in 2014 verscheen over burgerparticipatie, blijkt dat er ook nog flink wat terrein te winnen valt wat betreft het wederzijdse vertrouwen. Het rapport, dat een brede verkenning is van het begrip ‘burgerparticipatie’ (“Burgermacht op eigen kracht”), toont aan dat burgers vaak het gevoel hebben dat inspraak in politieke processen

voornamelijk een legitimatiemiddel is voor de overheid. Dat er wel wordt geluisterd, maar niets mee wordt gedaan. Er wordt vermoed dat het gebruikt wordt als middel om achteraf niet verweten te kunnen worden dat burgers geen inspraakmogelijkheid hebben gehad. Burgers hebben vaak het gevoel dat ‘het toch al was beslist’ en dan hun stem er niet toe doet (ook als het uiteindelijke beleid overeenkomt met hun wensen). Dit lijkt te duiden op een meer algemeen wantrouwen jegens de politiek. (Houwelingen et. al. 2014: 139-141)

Inspraak wordt in Nederland vaak als ‘onbevredigend’ ervaren. Wel is er een stijgende populariteit, in Nederland en velen andere landen, te zien met betrekking tot ‘zelfredzaamheid’ van burgers. Dit houdt in dat men, in plaats van te steunen op overheden, op eigen initiatief onderling zaken regelt. Wel blijkt uit een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat Nederland ‘institutioneel conservatief’ is. Dat is ook terug te zien in de mate ‘zelfredzaamheid’ van de

Nederlandse burger die in vergelijking met buurlanden in Nederland nog relatief laag ligt (ibid,: 17, 18). Ook laat het rapport zien dat participatie minder formeel is geworden en dat men minder actief is bij protesten. Wel is er een groei te zien in participatie via sociale media en internet in het algemeen (ibid.: 43, 44).

2.4 Case studies

Naast naar deze theorieën over emotie en participatie in sociale actie is het ook interessant om te kijken naar case studies die conflicten behandelen die overeenkomsten bevatten met de situatie rond de reconstructie van het Oosterpark.

De case study over ‘Food Center Amsterdam’ biedt belangrijke inzichten over het verloop van een onderhandeling en strijd over beleid in de stad die inwoners van zeer dichtbij treft. Veranderingen in

(9)

9 dichtbevolkte (woon)wijken zorgen per definitie voor enige ontevredenheid. Dit is ook logisch, gezien het feit dat niet iedereen de zelfde behoeftes heeft en dus nieuwe plannen ook nooit iedereen zullen behagen. Vernieuwing gaat logischerwijs dan ook meestal gepaard met protest. Daarnaast is er vaak sprake van wantrouwen jegens de bestuurlijke macht, of dit nou een bedrijf, een stadsdeel, de

gemeente of de landelijke politiek is. De veranderingen in een grote stad en zeker in een stad met veel historie treffen altijd relatief veel mensen, die in het gebied wonen en/of werken of op een andere manier waarde hechten aan het gebied.

Herontwikkeling is dus geen eenvoudige opgave in een dichtbevolkt gebied. De plannen moeten in de ogen van de bewoners gelegitimeerd worden, maar niet iedereen kan tevreden gesteld worden. Er bestaat onder de meeste mensen een soort natuurlijk wantrouwen tegen herstructurering. Het is dus zaak dat er goede communicatie plaatsvindt tussen de bewoners en de initiatiefnemers van de vernieuwingsplannen. Ook is transparantie erg belangrijk: men moet steeds weten wat er precies gebeurt en waarom. Dit geeft bewoners het gevoel dat ze serieus worden genomen en betrokken worden bij de uitvoering van plannen. Bekend maakt in dit geval bemind. Alle betrokkenen zullen de plannen overigens wel blijven zien vanuit hun eigen perspectief: door de bril van hun eigen

ervaringen, behoeften en zorgen (Janssens 2012: 13-22).

Uit de casus-beschrijving van Food Center Amsterdam blijkt veel emotie van omwonenden voort te komen uit het verloop van de communicatie, of het ontbreken daarvan en over de geplande

veranderingen in het gebied waar de voedselmarkt zich vestigt. In interviews geven mensen aan dat zij het gevoel hebben niet serieus genomen te worden door de gemeente en dat ze als groep

gemarginaliseerd worden.

Meer verantwoordelijkheid geven aan burgers en betere communicatie tussen gemeentelijke instanties en stadsbewoners is een mooi streven van de gemeente. In de literatuur zijn echter ook kritische geluiden te horen ten aanzien van deze zogenaamde ‘burgerparticipatie’. Paddison (2009) beschrijft in ‘Protest in the Park: Preliminary Thoughts on the Silencing of Democratic Protest in the Neoliberal Age’ hoe de overheid met neo-liberaal discours en beleid de burger ‘misleidt’ en de aandacht wegtrekt van de echte problemen. Door burgers het gevoel te geven dat ze mee kunnen denken en een stem hebben in beleidsvorming, kan men het volk tevreden houden. Tegelijkertijd hebben overheden door deze ‘afleidingsmanoeuvre’ vrij spel om hun beleid af te stemmen op de globale trend van stedelijke ontwikkeling. Paddison, in navolging van David Harvey die deze beweging al in 1989 registreerde, stelt dat door (toenemende) globalisering een ‘concurrentiestrijd’ tussen stedelijke gebieden is ontstaan, welke gedragen wordt door investeerders. Deze constatering is niet gericht op of bedoelt als kritiek op de ontwikkelende en veranderende steden an sich. Waar Harvey en Paddison op doelen is dat het neoliberale beleid de overheid lijkt te veranderen in een (commerciële) onderneming in plaats van een onafhankelijke instantie. Voorbeelden waarin deze beweging zichtbaar wordt zijn de

(10)

10 toenemende privatisering van (voormalig) publieke diensten en het verdwijnen van sociale

huurwoningen. Een gevolg van het neoliberale beleid op de welvaart van het betreffende land of stad internationaal interessanter is voor ondernemers en investeerders, maar tegelijkertijd wordt de kloof tussen rijk en arm in de samenleving groter.

Om deze acties en ontwikkelingen te legitimeren gebruikt de overheid zogenaamde ‘technieken van consensuele overtuigingskracht’, aldus Paddison (2009: paragraaf 5). In het paper zet Paddison uiteen hoe deze technieken volgens hem zijn toegepast bij de totstandkoming van de

herstructureringsplannen voor een park in Glasgow. Deze casus heeft, net als de casus in dit

onderzoek, te maken heeft met stadsgroen, emotie, participatie en protest. De auteur neemt deel aan een protestactie tegen de bomenkap in een park is Glasgow. Hij beschrijft hoe de burger ‘monddood’ gemaakt wordt door ‘schijn-participatie’. Burgers zijn gevraagd om enquêtes en survey’s in te vullen over hun behoeften en wensen met betrekking tot stadsparken. Een grote meerderheid stemde voor het ‘verbeteren van de faciliteiten in parken’. Een uitkomst die niet bepaald verrassend genoemd kan worden. Echter, een uitkomst als deze definieert nog niet op welke manier ‘de faciliteiten in de parken verbeterd’ zullen worden. Door de multi-interpretabele uitkomst, is het voor de gemeente eenvoudig om een bedrijf naar voren te schuiven die ‘de belangen van de burgers zal gaan behartigen’ (uitgaande van de enquête uitkomst). Met behulp van de enquête heeft de gemeente consensus kunnen creëren en dit legitimeert toekomstige acties van de overheid (ibid.: paragraaf 32).

Het betreffende protest is georganiseerd vanwege de aankondiging van de massale bomenkap een park Glasgow. De bomenkap is voor veel inwoners van de stad een laatste druppel na de vele voorgaande herstructureringen in het park, die ervoor hebben gezorgd dat het park eerder een commerciële aangelegenheid is geworden in plaats van een openbare, groene zone in de stad (ibid.: paragraaf 1). Door enquêtes en survey’s af te nemen, maakt de overheid de burger deel van het proces, waardoor het een democratisch proces is of lijkt te zijn. Protesteren tegen plannen waar je zelf inspraak op hebt kunnen uitoefenen brengt je vervolgens in een lastige positie.

(11)

11

3

Methodologie

De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een aantal interviews, bijgewoonde bijeenkomsten en informele gesprekken met betrokkenen. De belangrijkste respondenten zijn vertegenwoordigers voor hun groep. Het gaat dan om Lidy Schoon van Stadsdeel Oost voor het project Verdubbeling Oosterpark, Frank Köhler voor de Vereniging Vrienden van het Oosterpark en Ernst Sonneveldt voor de actiegroep Omsingeling Oosterpark. Hoewel er binnen deze groepen ongetwijfeld kleinere en grotere verschillen zitten in de visies op de situatie in het Oosterpark, neem ik in dit onderzoek de vertegenwoordigers als leidraad om de positie van de groepen in het conflict te duiden.

Daarnaast vallen onder de geïnterviewden Wouter van der Veur en Jos Gadet. Van der Veur is werkzaam als planoloog bij RVE ruimte en duurzaamheid bij de gemeente Amsterdam en houdt zich onder andere bezig met de ‘groenvisie’ van de stad. Jos Gadet is Hoofdplanoloog en stadsgeograaf bij de gemeente Amsterdam en organiseert daarnaast tours door de stad. Zijn grote inspiratiebron is Jane Jacobs. De studie naar publieke ruimten (het gebruik en belang hiervan) is een belangrijk thema in het werk van Jacobs. In zijn werk als planoloog is ook Gadet bezig met dit thema. Tevens is hij, samen met senior planoloog Niek Bosch, auteur van het in 2013 verschenen Grote Groenonderzoek (Gadet & Bosch 2013) waarin het gebruik, de huidige (en vroegere) staat en de toekomst van Amsterdamse parken zijn opgenomen. De interviews met deze planologen functioneren als contextschets voor de casus van het Oosterpark: ze helpen om de ontwikkeling in het Oosterpark te passen en te begrijpen in het licht van de algemene betekenis en functie van Amsterdamse parken.

Verder ben ik aanwezig geweest bij de hoorzitting in het stadsdeel kantoor op maandag 18 mei j.l. Dit betrof een geschil tussen actiegroep Omsingeling Oosterpark en het stadsdeel over het kappen van bomen op terrein van Hotel Arena (particulier) waar zich mogelijk broed-, slaap- en voedplaatsen van vleermuizen zouden bevinden.

Op 4 juni j.l. vond er een protestwandeling plaats in het Oosterpark, georganiseerd door actiegroep Omsingeling Oosterpark met een als spreker Arend Wakker (lid van de kerngroep Omsingeling Oosterpark en werkzaam in de Hortus Botanicus). Hij gaf een rondleiding van anderhalf uur door het park over de flora- en fauna. Hij vertelde over de werkzaamheden die tot dan toe verricht waren en over de toekomstige plannen. Gezien het feit dat hij lid is van de actiegroep en (mede)organisator is van de wandeling die gepositioneerd is als ‘protestwandeling’, zal niet verder verduidelijkt hoeven worden dat er voornamelijk gesproken werd over de fouten die in de ogen van de actiegroep-leden zijn gemaakt tijdens de herstructurering tot nu toe (fase 1 en 2). Daarnaast blikt hij alvast een beetje vooruit naar de volgende twee fasen (3 en 4).

(12)

12 Naast deze hoofdinterviews en observaties heb ik ook met diverse andere betrokkenen gesproken. Het ging hier onder meer om Hans Olykan (voormalig lid van de Vereniging Vrienden van het

Oosterpark en huidig lid van actiegroep Omsingeling Oosterpark). Tevens heb ik nog informele gesprekken gehad met verschillende aanwezigen na de hoorzitting en tijdens en na de

protestwandeling door het park.

Het is van belang om stil te staan bij het beperkte aantal respondenten in het onderzoek. Daarmee is niet het totale spectrum van meningen over het project Verdubbeling Oosterpark in beeld gebracht. De selectie van respondenten is grotendeels gebaseerd op de eerste contacten die ik gelegd heb met vertegenwoordigers van het stadsdeel en bij de hoorzitting (die openbaar toegankelijk was).

(13)

13

4

Groenvisie Gemeente Amsterdam

Dit hoofdstuk bestaat uit een beknopte impressie van de visie op parken en groen in Amsterdam. Binnen deze context zal het project Verdubbeling Oosterpark bezien moeten worden, als onderdeel van een centraal stedelijk beleid. De bespreking van deze visie is gebaseerd op de interviews met twee vertegenwoordigers van de Afdeling Ruimte en Duurzaamheid van de Gemeente Amsterdam: Wouter van der Veur en Jos Gadet.

Het plan verdubbeling Oosterpark past in de visie op groen van de gemeente Amsterdam. Enkele jaren geleden heeft een groot onderzoek plaatsgevonden naar de betekenis van ‘groen’ in het algemeen en stadsparken in het bijzonder voor Amsterdam (Groot Groenonderzoek 2013). Mede op basis daarvan is recentelijk een Agenda Groen gemaakt, waarin de gemeente haar voornemens met betrekking tot groen en de betekenis van stadsparken uiteenzet. Daarin gaat het onder meer over waar geïnvesteerd gaat worden in bestaand en nieuw groen. De centrale doelstelling daarbij is dat parken voorbereid moeten zijn op de toenemende drukte maar het gaat ook om

doelstellingen met betrekking tot biodiversiteit, klimaat (waterberging) en toegankelijkheid van groen in de buurt.

Voor het Oosterpark zijn relatief veel gelden (het project kost in totaal zo’n 6 miljoen euro)

beschikbaar gesteld vanwege de toenemende drukte in het park. Steeds vaker worden er festivals en evenementen georganiseerd, wat leidt tot een verhoogde druk op het park. Andere parken moeten juist rustiger worden en zijn niet bedoeld voor evenementen. Waar je intensief gebruik wil moet je zorgen dat het gras geschikt is (niet nat bijvoorbeeld).

Stadsparken worden gezien als de ultieme gemeenschappelijk tuinen van alle Amsterdammers en bezoekers: iedereen moet er kunnen komen en doen wat men wil doen (‘alles wat je ook in je eigen

tuin zou doen’). De een wil rust, de ander wil juist dingen doen. Voor rust zijn er vooral de kleinere

buurtparkjes en de landschappen buiten de stad.

De centraal gelegen grote – en populairste - stadsparken als het Vondelpark, het Westerpark, het Oosterpark en het Sarphatipark zijn de laatste jaren steeds meer recreatieplekken geworden. Er blijkt de laatste tijd erg veel behoefte aan dat soort parken te zijn ontstaan. In sommige parken is het gebruik de afgelopen jaren zelfs verviervoudigd.

Achterliggende oorzaak is dat er steeds meer stadsgezinnen in de stad blijven wonen, ook in kleinere woningen zonder tuin. Dat leidt er toe dat er nu ook kinderfeestjes in parken worden gegeven. Meer in het algemeen blijken er steeds meer mensen in parken te willen sporten, spelen, werken, studeren en relaxen.

(14)

14 Een andere verklaring is een sterke toename van het aantal studenten en hoogopgeleiden, vooral binnen de ring. Ook zijn maken steeds meer gebruik van het park om daar te gaan studeren/werken, vrienden te ontmoeten, een biertje te drinken of evenementen te bezoeken.

Klachten en wensen uit het Grote Groenonderzoek (Gemeente Amsterdam, 2013)2

Het succes van parken gaat ontegenzeggelijk gepaard met meer drukte en het daarbij horende afval en de overlast. Vooral de verschillende wensen tussen rustzoekers en anderen (die bijvoorbeeld naar evenementen in parken willen) wekt ergernissen op bij beide partijen. Eén op de twee bezoekers ergert zich aan drukte, afval en overlast, en bij ruim één op de vijf zijn die irritaties ten opzichte van 2008 toegenomen.

Hoe dan ook, ondanks de ergernissen van de parkbezoekers is er geen enkel park dat een onvoldoende scoort. Het Oosterpark scoort zowel in 2008 als in 2013 een 7,2. Dat is iets hoger dan het gemiddelde van alle Amsterdamse parken, maar nog duidelijk lager dan de populairste parken van Amsterdam: het Vondelpark (7,8) en het Westerpark (7,7).

Ondanks de stijgende waardering voor parken, hebben Amsterdammers toch nog wensen. Die verschillen natuurlijk per park. Er blijkt met name behoefte te zijn aan (in volgorde van belangrijkheid): horecagelegenheden, speelplekken, sportmogelijkheden, zwemgelegenheden, toiletten, een schoner park, bankjes en barbecue-gelegenheden.

De wensen van mensen die in het onderzoek benoemd worden, zijn waardevolle aanknopingspunten voor gemeenten en stadsdelen om het gebruiksgenot van het bestaande groen verder te optimaliseren. Bijvoorbeeld de discussies rondom evenementen in parken en barbecueën in parken, zijn punten die aandacht verdienen en waarvoor gezocht moet worden naar een oplossing waarin beiden kanten gehoord worden. Ook het feit dat een kwart van de respondenten aangeeft dat ze hun favoriete park wel eens mijden vanwege onveiligheidsgevoelens is aanleiding om de veiligheid van parken eens nader onder de loep te nemen.

Op stadsdeelniveau dient bezien te worden of de gesignaleerde ergernissen daadwerkelijk vragen om regulering. De in 2008 geconstateerde druk in hoogstedelijke

parken als Vondel- en Sarphatipark, lijkt zich in 2013 min of meer via een natuurlijke spreiding over de omliggende parken te hebben opgevangen. Het is een illusie om de spanning tussen rust versus reuring in het groen via beleid te reguleren. Deze spanning zal altijd aanwezig blijven. Het is echter zaak geconstateerde ergernissen niet te bagatelliseren en naar oplossingen te zoeken daar waar verschillende activiteiten of bezoekersgroepen dusdanig uit de hand dreigen te lopen dat ingegrepen moet worden. (Uit: Triomf van parken en groen in de woonomgeving,

Beschouwende analyse Grote Groenonderzoek 2013 : 17, 29)

Het groenbeleid van de gemeente komt er op neer dat er beter wordt aangesloten bij de nieuwe behoeften van de stad, maar wel zo dat er in het ontwerp ook rekening gehouden wordt met

2 Dit tekstblok is niet gebaseerd op de interviews, maar bestaat uit feiten uit het Grote Groenonderzoek. De

(15)

15 verschillende behoeften. Ieder park heeft vanuit zo’n mix aan behoeftes aan rust en recreatie een eigen ‘karakter’ en/of functie.

In de gemeentelijk Structuurvisie van 2011 is vastgelegd dat de stadsparken deel zijn van de

hoofdgroenstructuur. Dat brengt strenge regels met zich mee over eventuele bebouwing en regelt dat het behoud van groen voorop staat. Er zal dus niet snel getornd worden aan het groen en er wordt eerder gestreefd naar uitbreiding dan naar afname van de hoeveelheid groen.

In het Oosterpark is de bestaande bebouwing gedeeltelijk ook historisch: dat ga je natuurlijk niet slopen. Waar toch bomen moeten worden gekapt moet dat worden gecompenseerd.

Voor de totstandkoming van de Visie groen is vooral contact geweest met groepen uit het platvorm Parkenoverleg, niet met individuele burgers. Uit die groepen zijn heel veel kritische geluiden gekomen, waarbij vaak werd aangegeven dat de balans dreigde weg te raken en dat er teveel

evenementen zouden zijn. Deze kritiek op evenementen wordt door de gemeente overigens als deels terecht beschouwd vanuit schade voor het groen, de bodem, flora en fauna en vanwege de overlast die het geeft. Over het evenementenbeleid is in de gemeenteraad nog veel discussie.

Het Parkenoverleg lijkt geen afspiegeling van de gehele Amsterdamse bevolking: niet elke belang, elke leeftijdsgroep en elke culturele groep is evenredig vertegenwoordigd. Zo zullen (jonge) mensen, die bijvoorbeeld behoefte hebben aan evenementen, niet gauw meedoen aan het parkoverleg.

Het interessante aan het Oosterpark was dat men het park gemakkelijk kon uitbreiden omdat er een aantal instituten liggen die grotendeels leeg zouden komen. Dat bood kansen om meer functies in het park te krijgen en het park te verruimen. Dat daar ook bomen voor gekapt moesten worden kon je wel weer opvangen met de uitbreiding van het Oosterpark. Dat vraagt uiteraard wel een goede

communicatie.

De essentie van een park is dat die voor iedereen toegankelijk moet blijven: het is een openbaar gebied, voor de hele stad. Het kan dus niet zo zijn dat een Vrienden Van Groep claimt ‘dat park is van ons’, vanuit een soort alleenrecht. Wel dat ze inbreng hebben in het verander proces, dat is een vereiste.

Een interessant voorbeeld voor Amsterdam is de wijze waarop in New York de parken worden gebruikt. Daar wordt gevoetbald, gebasketbald, mensen zitten daar kris kras door elkaar, soms voor langere tijd, soms voor kortere tijd. Ze zijn daar ook deels op ingericht. Dat zijn echt plekken van interactie. Jane Jacobs zei: een park is zo goed als haar omgeving. Als een omgeving slecht is, heeft dat zijn uitstraling op het park. Daarentegen kan een park nooit invloed uitoefenen op de omgeving; het park is altijd een weerslag van de omgeving.

(16)

16

5

De betrokken partijen en hun posities

De partijen die betrokken zijn, zijn kortweg in te delen in drie groepen.

Enerzijds vindt men projectgroep Verdubbeling Oosterpark met als projectleider Lidy Schoon, die in samenwerking met stadsdeel Oost en vastgoedeigenaren gevestigd in het Oosterpark de visie van het project heeft opgesteld.

Daarnaast zijn er twee burgerinitiatieven die zich ieder hebben verenigd en nauw betrokken zijn bij het project.

De Vereniging Vrienden van het Oosterpark is opgericht met als doel het park te behouden als ‘prachtige groene oase in Amsterdam’, bedoeld voor gebruik van buurtbewoners en andere parkliefhebbers om zich te kunnen onttrekken aan de drukte van de stad. Zij beheren hun eigen website en hebben daarnaast ook een Facebook pagina. De voorzitter van de vereniging is Frank Köhler.

Daarnaast is de groep Omsingeling Oosterpark opgericht. Zij presenteren zich op Facebook als “actiegroep” en “community” en hebben ook een website waar zijn regelmatig actief zijn. Ernst Sonneveldt is de oprichter en voorzitter van de actiegroep.

5.1 Visie project Verdubbeling Oosterpark

Het Oosterpark was in slechte staat. Zoals uit het Grote Groenonderzoek is gebleken, neemt de druk op het park toe: het aantal bezoekers neemt toe, en dat betekent dat de staat van het park moet verbeteren ter voorbereiding van de toenemende drukte en intensief gebruik. In het Definitief Ontwerp Fase 1 en 2 staat een aantal functies genoemd die het Oosterpark te bieden heeft: “ruimte, groen, spelen en ontmoeten” (Buro Sant en Co 2012: 3). De term ‘verdubbeling’ in de projectnaam heeft betrekking op het openbaar toegankelijk maken van de noordzijde van het park, aan de bebouwde zijde, die voorheen door hekken gescheiden werd van de rest van het park (ibid.: 3). Zoals het geval is bij de meeste Amsterdamse parken, is het park lager gelegen dan het bebouwde deel van de stad. Dit zorgde voor drassige grasvelden en verdere verzakking.

Arend Wakker (werkzaam bij Hortus Botanicus, spreker tijdens de ‘protestwandeling’): “Het park heeft een veenbodem, een slappe bodem. Daardoor staan te bomen scheef. Zoals je kunt zien in de rand van het park al hoger en staan de bomen een stuk rechter […] Doordat het park lager ligt, zijn de paden vaak oververzadigd van water. Drainage was daarom noodzakelijk”.

(17)

17 Ook projectmanager van Verdubbeling Oosterpark Lidy Schoon beaamt dat het park nodig aan renovatie toe was: “Het Oosterpark is de afgelopen decennia niet voldoende onderhouden” (Het Parool 15 mei 2015 – Oosterpark niet langer jungle).

Een belangrijk punt van de renovatie is de ophoging van de weides in het park. Daarnaast wordt het originele ontwerp van landschapsarchitect L.A. Springer in de Engelse landschapsstijl als

inspiratiebron gebruikt, zo staat vermeld in het Definitief Ontwerp (Buro Sant en Co 2012: 4). Dit ontwerp kenmerkt zich onder andere door de ‘organische padenstructuur’:

Wakker: “Bij de Engelse landschapsstijl word je als het ware uitgenodigd om op onderzoek, expeditie, te gaan. […] Het idee was dat je een park binnen gaat en even buiten de stad bent. In het groen. Waarbij je, als het een echt stadspark was, je vanuit het park ook nergens de gebouwen er omheen kon zien”.

Daarnaast beoogt het stadsdeel om het bebouwde stuk van het Oosterpark meer te verbinden met het park en ook om de zichtbaarheid van het park vanaf de Mauritskade te vergroten:

Lidy Schoon: “Als je hier nu fietst en met de auto langsrijdt, heb je geen idee dat hier een park is”. Verder streeft het stadsdeel ernaar de veiligheid in het park te verbeteren. Voorheen bestond een groot deel van het park uit (lage) struiken en wilde begroeiing, die onder andere gebruikt werden als

‘cruiseplek’ voor homo’s. Ook was het Oosterpark een plek waar veel zwervers en alcoholisten verzamelden. Door een groot deel van de begroeiing weg te halen en ‘zichtlijnen’ te creëren, hoopt het stadsdeel de veiligheid te verbeteren en daarmee ook het imago van het park (Het Parool 15 mei 2015 – Oosterpark niet langer jungle).

(18)

18

5.2 Visie Vereniging Vrienden Oosterpark

Frank Köhler is sinds ruim een jaar voorzitter van de Vereniging Vrienden Oosterpark. De vereniging, opgericht in maart 2013, bestaat inmiddels uit zo’n 200 leden. Köhler vertelt dat de voornaamste aanleiding voor de oprichting van een Vereniging was om een front te vormen tegen de overlast van grote evenementen in het Oosterpark. Daarnaast hadden ze nog meer doelstellingen, die meer betrekking hebben op het onderhoud van het park. De leden van de Vereniging zijn omwonenden en parkbezoekers. Köhler vertelt dat de actiegroep niet speciaal is opgericht vanwege de aankondiging van het project Verdubbeling Oosterpark. Wel, zo geeft Köhler aan, was er een angst onder leden van de Vereniging dat het project Verdubbeling Oosterpark bedoelt was om het toenemende aantal (grote) festivals beter te kunnen faciliteren.

Veel evenementen, zoals Appelsap en Roots, die klein en gratis toegankelijk begonnen zijn, zijn uitgegroeid tot grote (commerciële) evenementen en daarmee is ook de overlast toegenomen. Bijvoorbeeld het Keti Koti festival, dat meer subsidie gekregen heeft. Köhler: “Deze festivals zijn helemaal uit hun krachten gegroeid”.

Köhler: “Bestaand beleid is: vijf grote festivals per jaar, en dan heel erg gecomprimeerd, per zomer eigenlijk. Het op- en afbouwen duurt lang, omdat het zulke grote festivals zijn geworden. Hierdoor is het park voor een groot deel van de mooie [ zomer ] maanden in beslag genomen door festivals en dezen leggen een groot beslag op het park. […] Naar die grote festivals komen mensen uit de hele randstad. Ze zijn niet gericht op de buurt”.

“Omwonenden en parkgebruiken ervaren veel overlast van de lage bass in de muziek (102 DB C). En het park is natuurlijk heel erg ingesloten door woningen”.

“Bij veel mensen die de vereniging hebben opgericht, waren de plannen voor het plan niet bekend (vóór 2013). Toen de uitvoering ter hand genomen werd en de kapvergunning voor 400 bomen werd aangevraagd, pas toen kwam bij veel mensen ten gehore wat de plannen waren. Binnen de kortste keren zijn individuen en het verenigingsbestuur begonnen met het indienen van bezwaarschriften” aldus Köhler.

5.3 Visie Actiegroep Omsingeling Oosterpark

De partij die veruit het meest actief is in een keel opzetten tegen (velen aspecten van) het project, is de actiegroep Omsingeling Oosterpark, opgericht en aangestuurd door Ernst Sonneveldt. Deze actiegroep is later opgericht dan de Vereniging Vrienden Oosterpark en bestaat gedeeltelijk uit leden die uit de Vereniging gestapt zijn, omdat er tussen de verschillende leden geen consensus bereikt kon worden

(19)

19 over de standpunten die ze als Vereniging in wilden nemen. De actiegroep is dus gedeeltelijk een afsplitsing van de Vereniging Vrienden Oosterpark. Echter, Ernst Sonneveldt zelf is hier geen lid van geweest. De actiegroep bestaat uit zeven kernleden en een sympathiserende kring van een vaste (en minder vaste) achterban via social media (Facebook). Daarnaast zegt Sonneveldt steun te krijgen van de Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit en Universiteit Utrecht uit de domeinen

rechtsgeleerdheid, strafrecht en bestuursrecht.

Hij stelt zichzelf tijdens ons gesprek de (retorische) vraag: Waarom moet het project Verdubbeling Oosterpark, kosten wat het kost, doorgaan? Een aantal antwoorden hierop heeft hij al en “die zijn eng”.

Zijn doel is om de onderste steen boven te halen wat betreft zaken die niet in de haak (zouden) zijn binnen het projectplan, de vergunningen en de uitvoering. Niet alleen om op deze punten zijn (juridische) gelijk te halen, maar ook om onzuiverheden bij een breder publiek aan het licht te brengen. Daarnaast vindt men op de website van de actiegroep een aantal kernpunten3:

- ‘Verdubbeling’ Oosterpark is een misleidende term - Op publieke grond zal consumptie verplicht worden

- De communicatie tussen gemeente en bewoners is aantoonbaar en op velen fronten tekortgeschoten en zelfs op velen punten misleidend geweest

- Het kappen van 450 bomen van een totaal van 1150 bomen, terwijl het bestuur eerder heeft geroepen dat het 1800 bomen waren

- De begrotingen van diverse werkzaamheden zijn tot op heden voltrekt onbekend, bij zowel bewoners, bestuurders als ambtenaren.

- Ondanks aanwijzingen van de aanwezigheid van beschermde diersoorten (o.a. vleermuizen) wordt de flora- faunawet volledig aan de laars gelapt

(20)

20

6

Rol van emotie in het protest

Zoals we in het theoretisch hoofdstuk hebben kunnen lezen, is dit onderzoek gecentreerd rondom twee belangrijke thema’s: emotie en participatie. Deze vallen binnen het bredere thema van burgerprotesten naar aanleiding van herstructureringen in openbare ruimten in stedelijke gebieden. Deze begrippen, emotie en participatie, zijn nauw met elkaar verbonden in dit onderzoek. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op hoe deze hoofdthema’s een rol gespeeld hebben in de Casus Oosterpark. We doen dat aan de hand van uitspraken die zijn gedaan in de verschillende interviews, tijdens de bijeenkomsten op sociale media en in de pers.

6.1 Trigger en bindmiddel

De literatuur liet ons zien dat het belang en de rol van emotie in protesten langere tijd niet erg serieus werd mee genomen in de theorie over protestnetwerken. De laatste jaren wordt er daarentegen meer aandacht geschonken aan emotie in protestvoering. Emotie wordt gezien als een belangrijke ‘trigger’ om tot actie te komen en kan tevens dienen als affectief bindmiddel tussen actievoerders om mensen meer als groep of vanuit een groepsbelang te laten denken (Jasper 2011, Fiorito & Nichols 2014). Dit zien we bijvoorbeeld terug in de Vereniging Vrienden van het Oosterpark. De voornaamste reden om de Vereniging Vrienden van het Oosterpark op te richten was om een front te vormen tegen geluidsoverlast van grote evenementen. Köhler zei het volgende hierover:

“Bestaand beleid is: vijf grote festivals per jaar, en dan heel erg gecomprimeerd, per zomer eigenlijk. Het op- en afbouwen duurt lang, omdat het zulke grote festivals zijn geworden. Hierdoor is het park voor een groot deel van de mooie [ zomer ] maanden in beslag genomen door festivals en dezen leggen een groot beslag op het park. […] Naar die grote festivals komen mensen uit de hele randstad. Ze zijn niet gericht op de buurt”.

“Omwonenden en parkgebruiken ervaren veel overlast van de lage bass in de muziek. En het park is natuurlijk heel erg ingesloten door woningen”.

“Bij veel mensen die de vereniging hebben opgericht, waren de plannen voor het plan niet bekend (vóór 2013). Toen de uitvoering ter hand genomen werd en de kapvergunning voor 400 bomen werd aangevraagd, pas toen kwam bij veel mensen ten gehore wat de plannen waren. Binnen de kortste

keren zijn individuen en het verenigingsbestuur, die het uiteindelijk een beetje heeft overgenomen, begonnen met het indienen van bezwaarschriften”

“De emotie zit erin dat het natuurlijk zo is dat er ruim 400 bomen worden gekapt. En meer zakelijk gezien is voor ons vooral bezwaarlijk dat er 200 gezonde bomen worden gekapt".

We zien dat omwonenden die “in hetzelfde schuitje zitten” en overlast ervaren van de grote festivals in het park elkaar vinden in het oprichten van een Vereniging. Bovendien functioneerde de

(21)

21 Vereniging kort na de oprichting ook als overkoepelend orgaan om individuele bezwaarschriften over de aangekondigde bomenkap te bundelen en als één, groter geheel te laten klinken.

Vanuit een andere hoek bezien, kunnen we ook de afsplitsing van een deel van de leden van de Vereniging naar de actiegroep verklaren door juist een gebrek aan affectieve binding of gedeelde belangen en doelen. Een deel van de leden van de Vereniging kon zich niet meer vinden in de doelstellingen en de compromissen die gesloten werden tussen hen en het stadsdeel. Zij voelden zich meer verbonden met de actiegroep.

6.2 Compassie

Verder kan compassie een rol spelen: begaand zijn met het lot van een ander en handelen vanuit een zeker verantwoordelijkheidsgevoel (ibid.).

Compassie met een gedupeerde is één van de voornaamste redenen, (directe aanleiding) voor Ernst Sonneveldt geweest om zich te gaan verdiepen in het project Verdubbeling Oosterpark en vervolgens de actiegroep op te richten. In ons gesprek vertelde hij dit:

Anneke Meijer was al ruim 20 jaar eigenaresse van horecaonderneming de Piramide in het Oosterpark: “Ze belde mij [ Sonneveldt ] op, en ik had haar al een jaar niet meer gezien. Maar er was een tijd dat

ik twee á drie keer in de week een stampotje kwam eten bij haar. Ze had zo’n zaakje in de

Molukkenstraat. Ten tijden dat ik een evenementenbedrijfje had, ging zij de catering doen. Súper

betrouwbaar, súper loyaal, gouden hart gewoon. Die heeft me altijd geholpen”.

“Bleek ze wateroverlast te hebben. Tonnen, tonnen, tonnen. Dat [ de Piramide ] lag natuurlijk in het afvoerputje van het Oosterpark.. En de gemeente heeft haar links en rechts laten liggen. En toen kwam natuurlijk ook het project Verdubbeling Oosterpark opzetten”. Het Oosterpark ligt aanzienlijk lager dan de omliggende stad. Het aanwezige drainagesysteem in het park kon het toestromende water niet voldoende opvangen. Meijer beklaagde zich hierover bij het stadsdeel, stuurde hen filmpjes

van de schade en de overlast, maar haar klachten werden niet verhoord.

“Ik zeg: ik ga je helpen. Kom maar met die stukken. Ik heb alles op stop gezet en er een week aangezeten. Ik dacht: hier gaan we het niet bij laten zitten. Dit pik ik niet. Toen hebben ze [ Lidy Schoon namens Stadsdeel Oost ] haar ook nog proberen uit te kopen voor 3500 euro. Zo schofterig. En toen ben ik gaan lezen, en tóen kwam ik er achter wat voor smerig spel er wordt gespeeld met dat project Verdubbeling Oosterpark”.

(22)

22 Ook op de vraag wie hij denkt te vertegenwoordigen met de actiegroep antwoord hij:

“Ik vertegenwoordig eigenlijk iedereen die belang hecht aan natuur en het mooie is dat mensen zelf niet eens weten dat ze daar belang aan hechten. En ik vertegenwoordig mensen die gerechtigheid willen”.

In het geval van Sonneveldt is er duidelijk sprake van een sterke affectieve binding als belangrijkste aanleiding om zich te gaan verdiepen in de reconstructie van het park. Compassie voelen en handelen vanuit dit gevoel past binnen van Jasper (2011) noemt ‘loyalties’ of ‘moral emotions’. Deze emoties hangen sterk samen met een bepaald rechtvaardigheidsgevoel. Sonneveldt voelt het niet alleen als zijn plicht om Meijer te ondersteunen, ook richt hij zich in breder perspectief op de belangen van de ‘anonieme’ parkgebruikers (ibid.: 14.3).

6.3 Agonistisch of antagonistisch?

Een interessante vraag is of de beide protestgroepen nu vanuit een agonistische of antagonistische positie in het conflict stonden.

De kaplijst, waar eerst 400 bomen opstonden, bestond voor de helft uit gezonde bomen. Reden voor de Vereniging om een rechtszaak aan te spannen:

Köhler: “200 gezonde bomen, dat is niet best. [Ons doel:] zo min mogelijk gezonde bomen kappen” “Onder dreiging van de rechtszaak die we aangespannen hadden, dreigden zij in de vertraging te komen. Dat vonden ze heel erg, dus zochten ze, met Ivar Manuel van het stadsdeel die dat toen net overnam, naar een manier waarop wij ons bezwaar bij de rechter wilden intrekken. Toen zeiden wij, nou, dat doen we alleen maar als ons bezwaar, of een deel daarvan, gehonoreerd wordt. En dan met name de meest beeldbepalende mooie bomen”.

Deze onderhandeling is uitgelopen op 30 gespaarde iepenbomen en het schrappen van een brug uit het ontwerp en het intrekken van de rechtszaak. De brug zou volgens de Vereniging gebruikt zou worden als oprijlaan voor vrachtauto’s om evenementen te voorzien van apparatuur. Schoon zegt hierover: “Wat heb je nodig om het beroep bij de rechtbank in te trekken?[Toen zei de Vereniging] Ik wil dat je deze bomen niet kapt en die brug niet neerzet en dat jullie toezeggen dat er minder evenementen in het Oosterpark komen. En toen heb ik gezegd, dat is gewoon flauwekul wat jullie hier willen, want er ligt hier gewoon een heel mooi ontwerp. Het is gewoon zonde dat je het hier op inzet. Die brug vinden we ook zonde, want er lag een heel mooi ontwerp voor. Vereniging was bang dat de brug werd gebruikt

voor vrachtauto’s voor evenementen, maar die burg was daar veel te smal voor. Uiteindelijk is die

burg toch geschrapt. Maar ik vind het nog steeds doodzonde.”

Hoewel er duidelijk frustratie en teleurstelling blijkt uit de toon van Schoon, is ze positief over de verstandhouding tussen het stadsdeel en de Vereniging:

(23)

23 “Je hebt de Vrienden van het Oosterpark. […]Dat is een groep, daar kunnen wij gewoon goed mee

overleggen. En daar zeggen we ook van, ja oke, we zijn het niet eens, jullie weten wat je ter beschikking

staat aan mogelijkheden om bezwaar aan te tekenen. Nou dat doen ze ook. Daar hebben we gewoon

heel goed contact mee”.

Ondanks dat beide partijen concessies hebben moeten doen, hebben ze toch een compromis weten te sluiten. Hier hebben zowel Schoon als Köhler zich bij neer (moeten leggen/) gelegd.

De verstandhouding tussen het stadsdeel en de Vereniging is goed, ondanks hun onenigheid over bepaalde zaken. Ze spelen volgens dezelfde regels en beslechten de onenigheid. In termen van Mouffe (2000, 2005) hebben het stadsdeel en de Vereniging een ‘agonistische relatie’.

In tegenstelling tot de verhouding tussen de Vereniging en het stadsdeel, botert het vanaf het begin al niet goed tussen de actiegroep Omsingeling en het stadsdeel:

Schoon: “Het zijn twee hele andere groepen bewoners. Die Vrienden zijn wat wij gewend zijn aan

participatiebewonerscontact, dat is gewoon over en weer praten en van beide kanten zien van hoe kunnen we jullie tegemoet komen, zodat we er alle twee tevreden over zijn. Dat hebben we met de

Vrienden ook gedaan. Maar met de actiegroep lukt dat niet. Dat zijn voor ons mensen waarvan we denken, daar kunnen we niet redelijk mee praten. Die zijn overal tegen, maar ze zeggen ook dingen die allemaal niet kloppen.”

De aard van contact tussen het stadsdeel en de Vereniging Vrienden van het Oosterpark bestaat uit ‘over en weer praten’ en ‘van beide kanten zien hoe ze elkaar tegemoet kunnen komen zodat ze er beiden tevreden over zijn’. Hoewel in Nederland zo’n agonistische relatie lastig te bereiken valt, zoals staat beschreven in Verhoeven (2009), lijkt het tussen stadsdeel Oost en Vereniging Vrienden van het Oosterpark in meer of mindere maten een functionerend verstandhouding en daarmee ook een succesvolle poging tot het toelaten van burgerparticipatie.

De actiegroep, echter, lijkt niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden die Schoon (namens het stadsdeel) stelt aan en de visie die zij heeft op ‘participatiebewonerscontact’. Verwijten als ‘dat zijn voor ons mensen [waar] we niet redelijke mee [kunnen] praten’ suggereren twijfel bij Schoon of de actiegroep wel handelt vanuit ‘het referentiekader van democratie en rechtsstaat’ (ibid.: 66).

In de volgende quote van Schoon kunnen we de suggestie signaleren dat de actiegroep in de ogen van het stadsdeel ‘irrationeel’ handelt:

“Liander was bezig [met de] de gasleidingen, en die liggen wat dieper. Als standaardprocedures hebben ze van die bordjes. Daar staat op: “verontreinigde grond, speciale kleding geboden” ofzo. Nou dat heeft die actiegroep gefilmd. Ze zijn achter de hekken geklommen, Tweede Paasdag, iemand had die hekken vernield. En zij [ de actiegroep ] hebben daar grote paniek van gemaakt: ‘Er is verontreiniging in de grond en ze hebben ons daar niet over geïnformeerd, wij weten daar niks van en er zit asbest in de grond’. Nou ze gebruiken iedere keer dingen om enorm veel stampij te gaan maken. Nou dan gaan ze

(24)

24 de hele riedel af. Brief naar burgemeester en wethouders, Ze gaan eerst naar de gemeenteraad, ze kijken of ze Het Parool mee kunnen krijgen, ze bellen At5 op, de NOS opgebeld.”

“[…] En het was gewoon stinkende pech dat Liander daar zo’n bord neerzet, hadden ze helemaal niet hoeven doen. Dus ik was daar ook ontzettend kwaad over. Maar goed, Liander die denkt er niet dat dit politiek-gevoelig is en dat er allerlei ogen hier rondlopen. Die [ ogen ] gaan er naar kijken ‘oh doen ze iets verkeerd?’, ‘maken ze fouten?’ Nou ze zitten er bovenop! En toen heeft de actiegroep de omgevingsdienst gebeld en die is komen kijken en hebben geconcludeerd dat het allemaal klopte wat we doen en dat er niets aan de hand is en toen hebben we gevraagd of ze dat op de mail wilden zetten. Dus dat hadden we. Dus toen dachten we, dit akkefietje hebben we ook weer gehad. Maar dan pakt

meneer Sonneveldt dat laatste stuk, van die uitslag, niet mee, maar hij houdt alleen maar vast aan dat eerste stuk, van ‘daar heeft dat bord gestaan’”.

“Het is niet werkbaar, het is niet productief [ aanpak Sonneveldt ]. Je kan met redelijke mensen, zoals vrienden van het Oosterpark, gewoon zeggen wat je standpunt en en dan kijk je hoe ver je komt. Maar dat heb ik wel geprobeerd, ik heb ook gesprekken gevoerd. Maar hij zegt tegen iedereen: ja het moet gestopt worden en daar is hij vanaf september mee bezig”

Op zijn beurt heeft Sonneveldt ook geen goede ervaringen met Lidy Schoon:

“Vervuilde grond. Tweede Paasdag, hekken waren open gegaan, maar er lag allemaal vervuilde grond. De gemeente bleef volhouden dat het niet schadelijk is. Ze liegen dat ze barsten”.

“Ik vertrouw die Lidy Schoon nog niet eens om op mijn hondenbrokken voor mijn hond te

passen.”

Sonneveldt heeft foto’s gemaakt van archief bestanden (die hij overigens eigenlijk niet mocht fotograferen). Hierin staat een handgeschreven bericht uit 2009: ‘sterk verontreinigde grond van PAX.

Waarschijnlijk ernstig geval’.

(Naar aanleiding 153 ingestuurde bezwaarschriften over de kapvergunningen) “Ze zeggen dan: we vinden jullie argumenten niet sterk genoeg. Alle 153. […] Ik heb haar opgebeld.

Het kan toch niet zo zijn dat twee normaal denkende mensen zo langs elkaar heen praten. En toen

zijn we gaan zitten, samen met Arend Wakker ook. Maar toen weigerde ze haar stellingen te

beargumenteren en heeft ze de communicatie gewoon afgesneden”.

“Dat artikel (Het Parool – 15 mei 2015): óf ze [ Lidy Schoon ] liegt dat ze barst, óf ze fantaseert, óf

ze is verkeerd ingelicht, laat ik haar ook nog wat voordeel van de twijfel geven. Die dingen die ze daar zegt, kloppen gewoon niet”.

Deze vijandige houding (wederzijds beschuldigen van het verkondigen van ‘onwaarheden’) en het gebrek aan bereidwilligheid om elkaar “ergens in het midden” te treffen, weerhouden de actiegroep en

(25)

25 het stadsdeel ervan om een balans te creëren tussen beleidsvorming en -uitvoering en

burgerparticipatie. De relatie vertoont duidelijke ‘antagonistische’ trekken (ibid.: 67).

6.4 Participatie en wantrouwen

Lidy Schoon over de participatie en inspraakgelegenheden tijdens het project Verdubbeling Oosterpark:

“[Rond 2010] zijn wij begonnen met de klankbordgroep en dat is ook altijd het beleid van stadsdeel Oost. Het heeft een uitgebreide notitie, nu heet het participatie en toen had het weer een ander woord, maar het zit gewoon in de plannen bij ons, je gaat gelijk naar bewoners toe, je vertelt wat er aan de hand is”

“Iedereen vond het eh, dan heb ik het over die visie he, nog voor het voorlopig ontwerp, het idee

hierachter vond iedereen hartstikke mooi”

“Je zou kunnen zeggen dat wij zo’n drie tot vier jaar met participatie zijn bezig geweest”

“We hebben uitgebreide buurt-enquetes gehouden, daar zijn we ook een paar maanden mee bezig geweest. We hebben wat op markten gestaan, dat we zaterdags voor de HEMA stonden of voor Kwekkeboom”

“Ook hebben we een soort interviews gedaan, over wat mensen van het Oosterpark weten, wat

mensen van het Oosterpark vinden en wat ze in het Oosterpark zouden willen”

“De klankbordgroep kwam eens in de maand of eens in de zes weken bij elkaar met een landschapsarchitect en dan ging het om de uitwerking van de visie naar het voorlopig ontwerp.”

Zoals Schoon al aangeeft, staat participatie hoog op de agenda bij de gemeente Amsterdam (Visie burgerparticipatie 2012). Het organiseren van een klankbordgroep, buurt-enquêtes afnemen, op markten staan, informeren naar de meningen, kennis en wensen van mensen over en voor het Oosterpark zijn voorbeelden die Schoon geeft van manieren om burgers te betrekken bij beleid. Echter, uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over burgerparticipatie blijkt dat veel burgers sceptisch zijn over de daadwerkelijke invloed die ze hebben tijdens inspraakgelegenheden. Onder veel mensen leeft de overtuiging dat burgerparticipatie slechts een legitimatiemiddel is voor de overheid om haar eigen beleid door te kunnen voeren. De overtuiging bestaat dat de daadwerkelijke beslissingen reeds genomen zijn en dat zij slechts een ‘schijn-stem’ hebben: er wordt wel naar ze

(26)

26 geluisterd maar er wordt niks mee gedaan. Hierdoor ervaren burgers participatie in de Nederlandse politiek niet zelden als ‘onbevredigend’ (Houwelingen et. al. 2014: 17, 18, 43, 44).

Na afloop van de hoorzitting, die plaatsvond op 18 mei 2015, sprak ik Hans Olykan. Olykan is voormalig lid van de Vereniging Vrienden van het Oosterpark en tegenwoordig kernlid van de actiegroep Omsingeling Oosterpark. De voornaamste reden voor hem om uit de Vereniging te stappen, was het ‘deal’ die de Vereniging heeft gesloten omtrent het intrekken van de rechtszaak in ruil voor het behoudt van 30 iepen en het schrappen van de brug. Zijns inziens hadden ze daar niet aan moeten toegeven.

Olykan uit zijn boosheid over de manier waarop er gecommuniceerd is met hem en met andere

bewoners. In eerste instantie leek de gemeente moeite te doen om hen erbij te betrekken en hen ook de ruimte te geven voor het inbrengen van wensen en behoeftes. Er werd door het stadsdeel een

zogenaamde ‘klankbordgroep’ in het leven geroepen. Ook Hans Olykan zat in deze klankbordgroep, die slechts bestond uit een handje vol mensen (grotendeels leden van de Vereniging Vrienden van het Oosterpark). Ze kregen een ‘rondleiding’ door het park waar hen verteld werd wat de plannen waren. Vanuit de klantbordgroep kwam weinig kritiek: het klonk allemaal prima. Na deze bijeenkomst zijn er echter, aldus Olykan, nog meerdere aspecten gewijzigd aan de plannen en hier zijn de leden van de klankbordgroep destijds niet van te voren over ingelicht. Deze gang van zaken heeft ervoor gezorgd dat Olykan en de anderen zich niet serieus genomen voelden door de gemeente. De klankbordgroep voelt achteraf voor Olykan als een ‘schijn-communicatiemiddel’.

Deze theorie over schijnparticipatie wordt ook gesteund door Paddison (2009). De interviews en buurt-enquêtes informeren naar “wat mensen van het Oosterpark weten, wat mensen van het Oosterpark vinden en wat ze in het Oosterpark zouden willen” (Schoon). Hoewel het gissen is, naar hoe deze enquêtes en interviews exact zijn vormgegeven (omdat deze een aantal jaar geleden hebben plaatsgevonden), bestaat er een reële kans dat er, net zoals in de case study over het park in Glasgow, gebruik is gemaakt van de zogenaamde ‘technieken van consensuele overtuigingskracht’ (ibid.: paragraaf 5). Het stadsdeel legitimeert haar beleid door in een vroeg stadium te vragen naar de ‘meningen’ en ‘wensen’ van burger voor het Oosterpark. Ook in een iets later stadium, tijdens de klankbordgroep, worden de burgers ingelicht over wat er met het park te gebeuren staat. Op het eerste gezicht lijkt dit een keurige vorm van inspraakgelegenheden aanbieden en burgers mee laten denken over de herstructurering. Het ‘addertje’ onder het gras hierin is echter dat deze vormen van

participatie hebben plaatsgevonden alvorens het officiële ontwerp gepresenteerd is (aldus Olykan). Door mensen van te voren enthousiast te maken over de plannen, creëert de overheid consensus over datgene wat aangekondigd wordt:

(27)

27 Schoon: “Iedereen vond het eh, dan heb ik het over die visie he, nog voor het voorlopig ontwerp,

het idee hierachter vond iedereen hartstikke mooi”

Over de wijzigingen daarna zijn geen enquêtes of interviews meer afgenomen. Wel is het zo dat, net zoals Schoon aangeeft, het formeel vastgesteld is dat de plannen een periode ter inzage moeten liggen om ruimte te geven voor eventuele bezwaarschriften:

Schoon: “Voordat het naar de deelraad gaat, is er een hele termijn waarin mensen bezwaar kunnen

aantekenen. Het stuk ligt dan ter inzage. Er hebben toen bewoners bezwaar gemaakt en toen hebben

we allemaal moeten toelichten wat we zouden meenemen en wat we niet zouden meenemen.”

“Na de aanvraag van de kapvergunningen, ligt dat zes weken ter inzage. Dan gaat de externe

bezwarencommissie daar naar kijken en dan gaan er weer 6 weken overheen want dan kunnen mensen weer bezwaar maken tegen het besluit van de commissie.”

“Dus dat kan je zo allemaal optellen, van hoeveel tijd je daaraan kwijt bent.”

Sonneveldt bevestigt dat het stadsdeel deze procedures heeft doorlopen. Aan de hand van een voorbeeld probeert hij mij duidelijk te maken waarom hij dan tóch boos is over de gang van zaken: “Procedureel hebben ze gelijk [zich aan de regels gehouden]. Voorbeeldje: kapvergunningen, bouwvergunningen. Ga na, wie de Echo leest. Of op z’n minst, als je al de Echo leest, misschien alleen de voorpagina. Let op, dat is de overheid: zó’n pagina, zwart van de lettertjes, mededelingen, noem maar op. En dan staat er zo’n klein regeltje: kapvergunning aangevraagd, dat en dat. […] We hebben niet één maar tien voorbeelden, waar noodzakelijke zaken op deze manier zijn aangekondigd. Uiteindelijk hebben wij Peter [lid van de actiegroep] bereid gevonden de Echo door spitten. Dus als je heel goed een speld in een hooiberg kan zoeken…Het is toch ongelofelijk…”

“Een heel groot deel van emotie is, of gaat worden, is als mensen zich belazerd voelen. Dat is woede

en wantrouwen. En dan gaat het tussen burgers en gemeenten.

In de ogen van Sonneveldt is dit een bewuste actie van het stadsdeel. Bezien vanuit de ‘technieken van consensuele overtuigingskracht’ van Paddison zou de publicatie in de Echo een legitimatiemiddel zijn. Bezwaarschriften kosten tijd en leveren vertraging op. Het stadsdeel zou er dus belang bij hebben als de aankondigingen van kap- en bouwvergunningen onder de radar blijven voor de meeste burgers. Wanneer er dan geen bezwaarschriften binnenkomen kunnen zij hun werk voortzetten en beginnen met de bomenkap en/of bouwen. Wanneer er dan, niet onverwacht, ná het verlenen van de

vergunningen alsnog bezwaarschriften ingediend worden, zijn deze procedureel gezien te laat: de inspraakperiode of het termijn om bezwaarschrift aan te vragen is op dat moment al verlopen. De frustratie bij burgers is begrijpelijk. Toch is het ook belangrijk om de situatie vanuit het stadsdeel te bekijken. Het stadsdeel krijgt met enorm veel regelgeving te maken omtrent de financiën, de vergunningen, contracten met vastgoedeigenaren, projectontwikkelaars, gemeentelijke wetgeving, flora-faunawet etc. Iedere stap moet gelegitimeerd worden. Daarnaast moet ook geluisterd worden naar burgers die vanuit hun eigenbelang of een breder maatschappelijk belang kritiek leveren op plannen of suggesties doen. Het is waarschijnlijk goed voor te stellen dat al deze zaken bij elkaar

(28)

28 soms leiden tot ingewikkelde afwegingen waar bestuurders en ambtenaren mee te maken krijgen. Niet iedereen kan tevreden gesteld worden en niet alle verzoeken kunnen ingewilligd worden. Uiteindelijk ligt er ook een plan dat gerealiseerd moet worden.

Schoon ziet op bepaalde punten ook wel haar fouten in:

“Waar ik wel spijt van heb en de volgende keer zeker anders zou doen, is het niet specificeren van het aantal bomen dat op de kaplijst staat. Achteraf heeft dit namelijk voor heel veel rompslomp/tijdverspilling gezorgd en de onduidelijkheid hierover is bodem geweest voor tegenstanders om te kunnen zeggen dat er feiten zijn achtergehouden”.

Ook lag niet alle verantwoordelijkheid bij het stadsdeel. Bijvoorbeeld over de twee hotel die er gebouwd gaan worden besliste niet het stadsdeel maar het gemeentelijkbestuur:

Schoon: “Die hotels, dat is ook allemaal beleid van de centrale stad Amsterdam. Hier konden wij verder ook niks aan doen. Wij wilden er graag een publieke functie in dus wij hebben met drie woningcorporaties overlegd of zij het gebouw wilden aankopen. Maar daar was geen geld voor om dit gebouw aan te kopen dus heeft de UvA het op de markt gegooid, en ja dan weet je wat er gebeurd, in Amsterdam: hotels.”

Een punt dat in dit onderzoek ook aandacht verdient is dat men rekening moet houden moet met de verschillende posities waaruit men handelt. De Vereniging Vrienden van het Oosterpark en de Actiegroep Omsingeling Oosterpark zijn beide burgerinitiatieven. Hoewel zij veel tijd (en soms ook geld) inzetten om te ‘strijden’ voor zaken die hen aan het hart liggen, blijft protest toch vaak een bijzaak in het leven van deze mensen. Lidy Schoon, daarentegen, is vanuit haar professie dagelijks bezig met het project. Iemands baan is natuurlijk niet losgekoppeld van emotie of moraal. Toch wordt er van mensen verwacht dat zij een professionele houding aannemen en wellicht bepaalde voorkeuren, meningen, persoonlijke frustraties enzovoorts achterwegen laten. Toch zijn er ook onzekerheden bij bestuurders.

Schoon: “Iedere keer schrik ik, je weet gewoon van, als je een project hebt, je maakt gewoon fouten, dan denk je: shit.. hebben we nou die onderzoeken wel goed gedaan? Voor ons is dat ontzettend vervelend, we hebben die hele onderzoeksfase afgesloten. Dus ik moest dat allemaal weer gaan uitzoeken. En toen kwam ik erachter dat we dat allemaal gewoon netjes hadden gedaan”.

6.5 Vergelijking met de casus Food Center Amsterdam

Nu we hebben geanalyseerd op welke manieren er participatie heeft plaatsgevonden, welke problemen daar bij zijn komen kijken en welke emoties dit oproept bij burgers, is het waardevol deze casus eens neer te leggen naast de casus over Food Center Amsterdam (Janssens 2012). Zoals al kort in het theorie hoofdstuk besproken is, betreft het in de casus van het Food Center, evenals bij het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De mannen van Groen zijn blij, Gijs is blij, Kees is blij en vooral zijn vrouw is blij (Kees zeurt de laatste tijd een stuk minder). Alleen loopt de wc een stuk minder door, vooral

de wet verderven als een werkverbond. En dan de wet der liefde, en het levengevend gebod des Evangelies, op haar puinhopen oprichten. Het gebod van Sion en het gebod

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Nu, wanneer een mens met zijn zonde in zulk een staat is, dat er een heimelijk welgevallen van die zonde, die de meester in zijn hart speelt, bij hem gevonden wordt en dat

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

a. Het natuurlijke geweten kan soms wel aanmoedigen tot dezelfde zaken als de Geest, maar niet uit hetzelfde beginsel. Het natuurlijk geweten is een aansporing tot