• No results found

6.1 Pedagogische relatie

6.2.2 Positieve benadering

Het tweede pedagogische uitgangspunt voor Individuele Begeleiding is dat jongeren erkend, gewaardeerd, gerespecteerd en geaccepteerd worden zoals zij zijn (Metz & Sonneveld, 2013; Milburn, Forsyth, Stephen, & Woodhouse, 2000). In het contact met jongeren ligt de nadruk op de positieve kanten van individuen en hetgeen wel goed gaat (Barquioua et al., 2010; Metz & Sonneveld, 2013; Milburn et al., 2000; Veenbaas et al., 2011). Deze positieve benadering is nodig om het (zelf)vertrouwen van jongeren te herstellen en om de negatieve spiraal van uitsluiting te doorbreken. Voor een deel van de doelgroep van Individuele Begeleiding zijn de sociale voorzieningen een representant van de samenleving die zij niet kunnen of willen bijhouden (Kamerbeek, 2011; Kelderman, 2002; Metz & Sonneveld, 2013). Nagenoeg alle jongerenwerkers die Individuele Begeleiding bieden, onderschrijven dit uitgangspunt:

‘Dat in deze wijk, hier komt de meeste schooluitval, criminaliteit en werkloosheid voor onder jongeren. In 2012. En dat is best wel zorgelijk. Aan de andere kant zie ik dat ook wel terug, veel hangjongeren, blowen, kleine criminaliteit en heel veel dealen. Terwijl jongens en meiden hebben veel talenten en potentie, en dat wil ik gewoon heel graag eruit halen.’117

‘Dus je zit heel erg als ik het zo hoor op hun krachten?’ ‘Ja! Op gevoel, kracht daar probeer ik mij een beetje..’

‘Niet mee te gaan in het negatieve..’

114 Halfhide (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 1 van IB-praktijk 2.

115 De Wit (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 2.

116 Van Bon (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 1 van IB-praktijk 6, 5 november 2012.

117

99

‘Nee.. nee.. nee meer in het positieve anders komen ze er niet uit. Soms zijn ze echt zwaar depressief, dat ze echt gewoon erin willen blijven. Ze blijven erin geloven, maar in principe soms is het haalbaar en soms niet.’118

Jongerenwerkers geven invulling aan de positieve benadering met methodische stap 2 Behoefte peilen en de methodische principes Betekenisrelatie en Nabijheid. In Methodische stap 2 Behoefte peilen krijgt de positieve benadering vorm in het werkelijk serieus nemen van de dromen van jongeren. Het bestaat uit twee aspecten. Enerzijds onvoorwaardelijk meegaan met de dromen van de jongeren, ook als direct duidelijk is wanneer zij irreëel zijn. Anderzijds betekent serieus nemen ook dat wanneer dromen irreëel zijn, de jongerenwerker de jongere gaat bevragen op de realisering daarvan. Bij het Methodisch principe

Betekenisrelatie gaat het om aandacht voor de persoon. Het houdt in dat de jongerenwerker zich richt op de jongere als individu, in plaats van als geval met problemen. Echt contact maken met de persoon van de jongere vormt daarvan de basis. Het biedt de jongere de ervaring van een individu-zijn en als mens er toe te doen. Met het methodisch principe Nabijheid wordt ingezet op persoonlijke overeenkomsten tussen jongere en jongerenwerker hetgeen kan resulteren in herkenning en een ‘klik’ tussen beiden. De uitwerking op de ontwikkeling van jongeren is tweeledig. Enerzijds heeft de jongere het gevoel er toe te doen voor de jongerenwerker, en daarmee als mens in tel te zijn. Anderzijds geeft de herkenning in de vorm van vergelijkbare ervaring de jongere het gevoel niet de enige te zijn. In hoofdstuk 8 Methodisch handelen worden deze stappen en principes nader toegelicht en met citaten onderbouwd.

6.2.3 Motiveren

Het derde uitgangspunt van de pedagogische opdracht is motiveren. 'Motiveren' betekent het aanspreken van de eigen motivatie van jongeren om te werken aan de eigen ontwikkeling (Giesecke, 1990). Praktisch heeft het motiveren zowel betrekking op de interactie tussen jongere en jongerenwerker als op het zodanig inrichten van de begeleiding dat het jongeren motiveert. Het motiveren van jongeren binnen Individuele Begeleiding is belangrijk omdat deelname vrijwillig is. Dit betekent dat de eigen motivatie voor het realiseren van de doelen van de begeleiding, de drijvende kracht voor de beoogde ontwikkeling is. Literatuur bevestigt het belang van motivatie voor ontwikkeling. Motivatie wordt beschouwd als een

noodzakelijke voorwaarde om tot gedrag te komen (Kooijmans, 2010 pag. 46). Jongerenwerkers bevestigen in de interviews unaniem het belang van motiveren:

‘De kern van het methodisch handelen is eigenlijk het constant motiveren en zorgen dat de jongere de motivatie bij zichzelf vandaan haalt.’119

‘Hoe graag jij ook wilt uiteindelijk moet hij of zij willen. En hij of zij moet zijn doel zien te behalen en niet jij.’120

Het gemotiveerd houden van jongeren is een aandachtspunt. De ervaring is dat jongeren bij aanvang behoorlijk gemotiveerd zijn, maar het moeite kost om die motivatie te houden.

‘Welke dilemma’s ervaar je bij het uitvoeren van de individuele begeleiding?’

‘ Nou, dat sommige jongeren ongemotiveerd zijn. Dus dat ze hier aankomen met van, “ik heb heel veel motivatie en ik heb er echt zin in en we gaan het doen.” Maar ondertussen zwakt dat een beetje af en dan zie je dat niet echt meer terug. Dus dat jongeren op een gegeven

118 Leesberg (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 4.

119 Bakker (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 1 van IB-praktijk 4.

120

100

moment denken van, nou ik heb alles wel op orde, terwijl net de kleine dingen nog geregeld moeten worden. Maar dan worden de jongeren bijvoorbeeld een beetje laks en dan uhm ja, komen ze niet meer zelf om een afspraak te maken of komen ze niet meer zelf langs. Dat je er heel erg achteraan moet gaan, terwijl de begeleiding eigenlijk van beide kanten moet komen of ja het initiatief tot de begeleiding. En bij sommige jongeren zie je wel dat het op een gegeven moment niet gebeurt. En dat is wel iets waar elke coach binnen ons team mee te maken heeft.’121

Voor het motiveren van jongeren maken jongerenwerkers vooral gebruik van vier methodische stappen en drie methodische principes. Met de methodische stappen 2 Behoefte bepalen en 3 Doelen bepalen, krijgt de jongere de gelegenheid om vast te stellen wat voor hem of haar het ontwikkelingsperspectief is. Behalve zelfregie, biedt dit jongeren de gelegenheid om te werken vanuit datgene wat voor hen zelf belangrijk is. De methodische stappen 4 Plan maken en 5 Uitvoeren, zorgen er vervolgens voor dat het voor jongeren inzichtelijk wordt hoe zij hun ambities kunnen verwezenlijken en welke voortgang zij daarmee boeken. Zichtbaar maken dat verandering mogelijk is en het laten ervaren van het welslagen van verandering, is een tweede belangrijke motivatiebron. Van de methodische principes worden voor het motiveren Betekenisrelatie, Aansluiten bij behoefte, Praktische hulp en Nabijheid ingezet. Vanuit de betekenisrelatie kan de jongerenwerker de jongere (opnieuw) motiveren voor het eigen ontwikkelingsproces. Het principe Aansluiten bij behoefte zorgt ervoor dat de geboden ontwikkelingsperspectief en ondersteuning werkelijk aansluiten bij de persoonlijkheid, mogelijkheden en moeilijkheden van de jongeren. Vanuit de literatuur wordt er op gewezen dat motivatieproblematiek niet het probleem van het individu (de jongere) is, maar een interactieprobleem tussen de jongeren, de professional en belangrijke anderen uit zijn sociale omgeving (Kooijmans, 2010 pag. 10). Met maatwerk wordt getracht te

voorkomen dat jongeren afhaken als gevolg van overschatting of onderschatting. Het methodisch principe praktische hulp wordt gebruikt om jongeren te laten ervaren dat het mogelijk is om concrete knelpunten op te lossen. Net als bij methodische stap 5 Uitvoeren zorgt het ervoor dat jongeren kunnen ervaren dat verandering mogelijk is. Het methodisch principe Nabijheid wordt ten slotte gebruikt om jongeren verbondenheid te laten ervaren en herkenning te bieden, wat hen het gevoel geeft dat zij niet de enige zijn die met dergelijke vraagstukken worstelen en dat zij er niet alleen voor staan.In hoofdstuk 8 Methodisch handelen worden deze stappen en principes nader toegelicht en met citaten onderbouwd. 6.2.4 Dialogiserend opvoeden

Dialogiserend opvoeden houdt in: jongeren bewust maken van wie zij zijn in relatie tot de ander en de samenleving als geheel. Dit is nodig om twee redenen. Ten eerste zijn jongeren zich niet altijd bewust van hoe zij handelen en wat daarvan de impact is op henzelf en hun omgeving. Gesprek aangaan draagt bij aan deze bewustwording en geeft jongeren bovendien handvatten om als zij wensen daarin verandering aan te brengen. Een tweede reden is om binnen de begeleidingsrelatie, dromen en pijnpunten bespreekbaar te maken op zo’n wijze dat regie en eigen verantwoordelijkheid van de jongere niet wordt ondermijnd. Immers, verplichten (als dat al mogelijk is) kan er wel toe leiden dat een concrete situatie wordt gerealiseerd maar draagt er niet aan bij dat een jongere in de toekomst zelf

verantwoordelijkheid gaat dragen voor haar of zijn leven. Dialogiserend opvoeden krijgt vorm doordat jongerenwerkers zonder te oordelen, en vanuit verschillende normatieve kaders, met jongeren het gesprek aangaan over hun dromen, gedachten en gedrag.

121

101 Niet oordelen

Het uitgangspunt voor dialogiserend opvoeden is de onvoorwaardelijke acceptatie van jongeren en hun leefwereld. Praktisch betekent dit dat de jongerenwerkers binnen Individuele Begeleiding niet oordelen over de persoon en het gedrag van de jongere.

‘Je moet nooit veroordelend zijn, nooit, zelfs niet al denk je bij jezelf: tyfus, wat is dit nou weer? Nooit je mening uitspreken. Want dan krijg je natuurlijk het risico dat ze zich veroordeeld voelen en dan sluiten ze zich af en dan kunnen ze makkelijk weer weg zijn natuurlijk.’122

‘En ik laat ze allemaal in hun waarden, kijk ze hebben soms allemaal verhalen dat je denkt daar gaan je oren van klapperen, maar bij alles wat mijn cliënten mij vertellen wil ik ze het gevoel geven van: ik schrik hier niet van, het is oké, naast jou zijn er meer jongeren die van alles hebben meegemaakt. Niet doen alsof het niets is maar ze wel het gevoel geven van je kan het kwijt en je kan er ook iets mee doen.’123

Waardensensitief werken

Vraag is wel hoe in het contact met jongeren ervoor te zorgen dat jongerenwerkers niet gaan oordelen. In de praktijk komen jongerenwerkers regelmatig met situaties in aanraking die zij persoonlijk niet prettig vinden of waarvan zowel jongeren als jongerenwerker weten dat het maatschappelijk niet wordt gewaardeerd. Waardensensitief werken biedt dan uitkomst. Waar gaat dit over? Waardensensitief werken betekent dat de jongerenwerker in het contact met jongeren er vanuit gaat dat ieder persoon een eigen werkelijkheidsopvatting heeft, en dat het nodig is om in het contact met de ander in te spelen op de verschillen in

werkelijkheidsopvatting (zie ook: (Goetschius & Tash, 1967; Krueger, 2000; Metz & Sonneveld, 2013; Schellekens, 1998). Praktisch krijgt waardensensitief werken vorm door dat jongerenwerkers in contact met jongeren aangeven dat mensen situaties of gedrag verschillend ervaren en beoordelen. Vervolgens zoeken jongerenwerkers manieren om jongeren te laten zien wat die verschillende perspectieven zijn.

‘..kijk, als je bij een jongere zit die bijvoorbeeld veroordeeld is voor bedreiging en dan denk je bij jezelf van ‘wohh he, wat hebben we hier voor een figuur’. Maar ja, als je daar zelf dan nerveus van wordt, dan voelt die jongere zich ook …. Hoe ga je daar mee om? Ja je doet gewoon alsof je neus bloed… of je vraagt door natuurlijk he, dat kan ook. Je kan ook zeggen van ja maar… je kan het ook ombuigen. Je kan zeggen; ik vind je daar helemaal niet het type voor. Misschien is hij wel het type ervoor maar als jij zegt; ik vind je daar helemaal het type niet voor dan kan het toch zo maar zijn dat hij dan gaat zeggen; ja maar ik had toen een vriend en die deed toen dit en dat of mijn vader deed dat.’124

‘Ik vind dat je jongeren altijd in hun waarde moet laten. Als ze hier zijn dan mogen ze hun voeten op tafel zetten. Ik zorg er wel voor dat jongeren beseffen dat dit een norm is die wij met z’n tweeën afspreken, hoe spreken we elkaar aan, hoe gaan we met elkaar om, dat de jongeren wel moeten weten dat als ze naar hun werkgever gaan, die een oude strenge man is, dat ze hem geen box kunnen geven en niet daar hun voeten op tafel kunnen leggen.’125

Tussen emancipatie en disciplinering

In de interviews valt op dat er binnen Individuele Begeleiding beperkt aandacht is voor de emancipatie van de jongeren. Als dit wel gebeurt, dan ligt de nadruk op de persoonlijke en

122

De Wit (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 2.

123 Van Bon (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 1 van IB-praktijk 6, 5 november 2012.

124 De Wit (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 2.

125

102 sociale ontwikkeling van jongeren en in mindere mate om hun maatschappelijke

ontwikkeling.

‘Voor mij is het persoonlijk echt het persoonlijk actie plan, de jongere echt een eigen beeld laten schetsen van hun eigen leven en inzicht te geven in hun leven en waar hun problemen zijn en hoe je er mee om moet gaan.’126

En daarnaast vind ik het belangrijk dat je een stukje van je eigen leven mee kan geven aan het kind. Bijvoorbeeld, veel van die kids hebben geen weet van kunst, cultuur, onderwijs, beroepsperspectieven. Ik probeer ze wel een beetje mee te nemen naar een andere wereld. Ik denk dat dat het wel is. Ze in contact brengen met zoveel mogelijk aspecten van het leven hier in Amsterdam. 127

De nadruk van het dialogiserend opvoeden binnen Individuele Begeleiding ligt op het jongeren bewust maken van de waardering van hun gedrag door anderen, en de gevolgen daarvan voor henzelf.

‘En ik ben dan het type dat het en weet en die je er gelijk mee confronteert. Ik laat me niet voor de gek houden. En dan zie je gelijk schrik. En die schrik draait dan uiteindelijk weer om in een bepaalde vorm van respect. Omdat ze dan weten dat ze niet met onzin bij mij aan moeten komen. ‘128

‘En vooral ook een spiegel voorhouden. Dat hebben ze vaak ook niet gehad, vooral die nou ja misschien soms wel vanuit thuis uit, maar nooit echt vanuit de hulpverlening zelf.

Ja die spiegel werkt echt.’129

Het vorm geven aan dialogisch opvoeden komt het meest tot uiting in drie methodische stappen en vier methodische principes. Het methodische principe Betekenisrelatie vormt de basis. De betekenisrelatie zorgt ervoor dat de jongere in haar of zijn ontwikkelingsproces over een gesprekspartner beschikt, die de jongere kan begeleiden en ondersteunen bij het begrijpen en positioneren van eigen wensen, ervaringen en kwetsbaarheden en het ontwikkelen van perspectieven. Het methodisch principe Nabijheid kan de werking van het principe Betekenisrelatie versterken, doordat de jongere een ‘klik’ heeft met de persoon van de jongerenwerker en toegang heeft tot de ervaringskennis van de jongerenwerker.

Randvoorwaarde voor dialogiserend opvoeden is het methodisch principe Veiligheid. Het in openheid met anderen werken aan de eigen ontwikkeling is een kwetsbaar proces waarin de jongere bovendien afhankelijk is van de jongerenwerker. Het principe veiligheid zorgt ervoor dat de persoonlijke veiligheid van de jongere wordt gewaarborgd. Het methodisch principe Werken met de omgeving zorgt er ten slotte voor dat jongeren de gelegenheid krijgen om zichzelf te ontdekken in relatie tot de ander zoals formele instituties, familie en peers. De methodische stappen 2 Behoefte peilen, 3 Doel bepalen en 5 Uitvoering zorgen voor de nodige impulsen voor het beoogde bewustwordingsproces. Behoefte peilen en Doel bepalen dragen bij aan de bewustwording van wat wensen en dromen zijn, en wat voor henzelf prioriteit heeft. Stap 5 Uitvoering draagt bij aan inzicht in wat nodig is om eigen ambities te realiseren, en persoonlijke krachten en kwetsbaarheden daarbij. In hoofdstuk 8 Methodisch handelen worden deze stappen en principes nader toegelicht en met citaten onderbouwd.

126

De Wit (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 2.

127 Halewijn (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 4 van IB-praktijk 5, 3 december 2012.

128 De Wit (2012) Diepte-interview methodisch handelen met begeleider 2 van IB-praktijk 2.

129

103

7. Individuele Begeleiding aan de slag

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Individuele Begeleiding in de praktijk – in het handelen van de jongerenwerkers in interactie met jongeren en hun omgeving –

vormgegeven wordt. ‘Hoe ziet een werkdag van een jongerenwerker er uit?’, ‘Hoe komen jongeren terecht bij Individuele Begeleiding?’, ‘Wat is de aard van Individuele Begeleiding?’ en ‘Met wie werken jongerenwerkers samen?’ zijn enkele vragen die in dit hoofdstuk beantwoord worden. De uitvoeringspraktijk geeft ons een beeld of en hoe de doelstellingen omtrent Individuele Begeleiding in de praktijk tot uiting komen. De beschrijving van de uitvoeringspraktijk is gebaseerd op de portretten die studenten hebben gemaakt op basis van hun observaties van de zeven onderzochte praktijken aangevuld met informatie uit beleidsplannen, werkplannen, handboeken, focusgroepen, gesprekken met teamleiders en jongerenwerkers en de leesgroep.

De uitvoeringspraktijk van Individuele Begeleiding wordt thematisch beschreven. Aan de hand van elf verschillende aspecten belichten wij de dagelijkse gang van zaken van Individuele Begeleiding. Hierbij houden wij rekening met overeenkomsten en verschillen tussen de zeven onderzochte praktijken. Aan bod komen de duur, locatie, aanmelding en voorwaarde voor deelname, voorbereiding, dienstverlening, samenwerking binnen de eigen organisatie, samenwerking buiten de organisatie, beëindiging en evaluatie,

jongerenparticipatie en betrokkenheid van ouders en vrijwilligers. Voor meer informatie over de methodische verantwoording, zie hoofdstuk 3.

7.1 Systematisch portret van Individuele Begeleiding