• No results found

Tot slot, door een enkele respondent in ons onderzoek wordt gewezen op waakzaam zijn voor een eventuele politieke afhankelijkheid van het OM. In een focusgroepgesprek werd bijvoorbeeld door een respondent opgemerkt: “Het verwijt van Wilders is dat het OM een speelbal zou zijn van het ministerie." Deze respondent is van mening dat daarover ook moet worden nagedacht. "In de jaren

90 is het OM gereorganiseerd en onder gezag geplaatst van de minister. De minister kan opdrachten geven aan het OM. In Oost-Europa is de situatie anders", zo licht de respondent toe: "Daar is het OM nu juist onafhankelijk geworden, en ze accepteren dus ook geen opdrachten van de minister daar." In Nederland, daarentegen, “ligt elke uitglijder van het OM meteen in de Tweede Kamer, en moet de minister zich daarover verantwoorden.” De respondent vraagt zich af "in hoeverre dat van invloed kan zijn op het idee van klassenjustitie.”

Volgens een andere respondent kan de aanwijzingsbevoegdheid door sommigen gezien worden als mogelijkheid tot beïnvloeding die leidt tot klassenjustitie. Hij zelf ervaart dat niet zo. De eerste respondent die wij in deze sectie aanhaalden merkt hierover op dat sommigen het OM beschouwen als "een soort buitendienst van het ministerie", ondanks de formele scheidingslijn tussen het OM en de politiek. Dat vindt hij af en toe lastig. "In hoeverre kan het ministerie zich bemoeien met zaken van het OM?" Dit is bijvoorbeeld een van de dingen die in de zaak-Wilders naar boven kwam. “Daar moet het OM wel uitermate voorzichtig mee zijn, dat je je daardoor laat leiden”, waarschuwt deze respondent.

Conclusies

In dit hoofdstuk bespraken we diverse mogelijke verklaringen die uit ons literatuuronderzoek en uit gesprekken in interviews en focusgroepen naar voren kwamen voor klassenjustitie in de strafrechtketen in Nederland. Het is nuttig zijn om deze verklaringen te onderscheiden in cognitieve verklaringen, motivationele verklaringen en verklaringen op systeemniveau.

Cognitieve verklaringen voor klassenjustitie wijzen op denkprocessen van mensen, bijvoorbeeld associaties zoals dat mannen en mensen met een andere etniciteit sneller worden geassocieerd met geweld (Aronson e.a., 2021). Deze verklaringen komen bijvoorbeeld naar voren in opmerkingen van respondenten over vooroordelen, stereotypen en discriminatie. Dit speelt ook een rol in het wel/niet herkennen van overwegingen en de leefwereld van verdachten.

Motivationele verklaringen wijzen vaker op bewuste selectiviteit. Dit kan ook het rekening houden met persoonlijke omstandigheden en dus een bewust (en goed bedoeld) proces betreffen, maar dit kan toch leiden tot ongewenste ongelijke uitkomsten voor verschillende betrokken burgers bijvoorbeeld. Verklaringen op systeemniveau hebben betrekking op het strafrechtelijk systeem. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan capaciteitsgebrek, praktische onmogelijkheden in het kader van de strafoplegging, et cetera.

Het komt ons voor dat in de literatuur over klassenjustitie, en ook in diverse gesprekken die wij voerden, cognitieve, motivationele en systeemverklaringen door elkaar werden gebruikt. Dit kan gemakkelijk leiden tot spraakverwarring en miscommunicatie. Het scherp uit elkaar gaan houden van cognitieve, motivationele en systeemverklaringen bevordert een helderder communicatie en maakt een scherpere analyse van klassenjustitie mogelijk. Toekomstig beleid en onderzoek kan hier haar voordeel mee doen, zo stellen wij. In Hoofdstuk 8 komen we hier nader op terug.

Wij benadrukken expliciet dat veel van de verklaringen voor mogelijke klassenjustitie in de strafrechtketen in Nederland in de literatuur en zeker in gesprekken met onze respondenten mogelijke

verklaringen waren. Veel respondenten brainstormden over menselijke en systemische processen waar we alert op moeten zijn en gaven aan dat het niet per se zo is dat die processen daadwerkelijk voorkomen in Nederland, maar wel dat het een opdracht is van elke betrokken justitie-actor en organisatie om attent te zijn op het eventueel de kop op doen steken van dit processen, hetgeen voorkomen moet worden. Dit laatste punt (nadenken over klassenjustitie is niet hetzelfde als stellen dat het voorkomt) speelde ook in Hoofdstuk 4 en 5 over het (vaak) voorkomen van klassenjustitie en kwam nog nadrukkelijker naar voren in dit hoofdstuk over de verklaringen van mogelijke klassenjustitie. In Hoofdstuk 8 bespreken we de aandachtspunten voor beleid en vervolgonderzoek in dit verband.

7. Reflecties van enkele kritische burgers

Inleiding

Zoals aangegeven ligt de nadruk in dit rapport tot dusverre op wetenschappelijke literatuur, beleidsrapporten en interviews en focusgroepgesprekken met wetenschappers en professionals die werkzaam zijn in de strafrechtspraktijk. Maar klassenjustitie is ook een onderwerp dat leeft onder verschillende groepen van burgers in ons land. We vonden het daarom belangrijk om tevens te spreken met enkele kritische burgers over klassenjustitie in de strafrechtketen in Nederland. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden in de vorm van twee individuele interviews en een focusgroepbijeenkomst met vijf respondenten. De bevindingen van deze gesprekken presenteren we in dit hoofdstuk.

Voorbehoud

Wat wij in dit hoofdstuk rapporteren betreft geen uitputtende noch een representatieve steekproef van burgers in Nederland, en ook niet van kritische burgers in ons land. Het betreft ervaringsdeskundigen en kritische volgers van casussen die de associatie met klassenjustitie oproepen.

De meeste burgerrespondenten hebben zich uit zichzelf bij ons gemeld en hebben negatieve ervaringen met justitie. Wij hebben de hier opgetekende ervaringen niet kunnen reconstrueren en verifiëren, bijvoorbeeld in wederhoorgesprekken of dossieronderzoek. Daar bood het onderzoek niet de ruimte voor. Dat betekent dat de bevindingen in dit hoofdstuk met de nodige voorbehouden moeten worden beschouwd (Van den Bos, 2019, 2021). Hetzelfde geldt uiteraard voor de interviews en focusgroepgesprekken die wij hierboven rapporteerden. We komen daar in Hoofdstuk 8 op terug. De vaak indringende ervaringen die wij in diverse gesprekken met geïnvolveerde burgers mochten optekenen, vormen wel een interessante illustratie van hoe het begrip klassenjustitie bezien en gehanteerd wordt door deze burgers. Naar onze mening zijn deze ervaringen daarom relevant voor dit onderzoeksrapport en voor eenieder die zich rekenschap geeft van mogelijke klassenjustitie in onze strafrechtketen. Het kan de sensitiviteit voor het vóórkomen van eventuele klassenjustitie vergroten en daarmee een eventuele bijdrage leveren aan het voorkómen van toekomstige soortgelijke gevallen.

We bespreken de gesprekken met de kritische burgers apart van de eerder verslagen bevindingen van de professionals. Dit doen we onder meer omdat de betreffende groep kritische burgers een veel eenduidigere uitleg heeft van het begrip klassenjustitie dan veel respondenten die beroepshalve bij de strafrechtketen betrokken zijn. Wij komen hieronder daarop terug.

Belangrijk is ook om op te merken dat de burgers die wij spraken aangaven er geen moeite mee te hebben als expliciet over hun casuïstiek gesproken wordt in dit rapport. De professionals zijn veelal gehouden aan geheimhoudingsverklaringen en kunnen dus niet op een soortgelijke openlijke wijze

over concrete casussen spreken. We bespreken in dit hoofdstuk diverse ingebrachte casussen, maar zullen dat alsnog zo anoniem mogelijk doen, tenzij er sprake is van casuïstiek die in de media of in openbare bronnen terug te vinden is.

Ook vindt onze bespreking met een zekere mate van beknoptheid plaats. Het doel van dit hoofdstuk is niet om de casuïstiek uitputtend te verslaan, hoe belangwekkend wellicht ook, noch om alle geschreven teksten die zijn aangedragen door deze respondenten bij onze bespreking te betrekken, maar om bij te dragen aan onze hoofdvragen wat klassenjustitie in de strafrechtketen in Nederland is, of en hoe vaak het voorkomt, en waardoor het komt.