• No results found

2 Algemeen juridisch kader gegevensverwerking

3.7 Politie

3.7.1 Doelstelling en taken

De politieorganisatie is belast met de uitvoering van de politietaak als genoemd in artikel 3 Politiewet 2012: ‘in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’

De daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde behelst het handhaven van de openbare orde onder het bevoegd gezag van de burgemeester alsmede de

strafrechtelijke handhaving onder het bevoegd gezag van het Openbaar Ministerie.

Naast de politietaak kunnen ook andere taken van toepassing zijn op de werkzaamheden van de politie in het samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld de zogenaamde

Burgemeesterstaak. In de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) is de politie door de gemeenteraad aangewezen als toezichthouder voor specifieke taken. De grondslag voor de APV is de Gemeentewet.

3.7.2 Toepasselijke wet- en regelgeving

In relatie tot de samenwerkingsverbanden in het zorg- en veiligheidsdomein is voor de politie de volgende wet- en regelgeving van toepassing:

- de Politiewet 2012 (PW);

- het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het Wetboek van Strafvordering (Sv);

- de Wet Politiegegevens (Wpg);

- het Besluit Politiegegevens (Bpg);

- de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

3.7.3 Wettelijk kader gegevensverwerking en verstrekken van gegevens

Bij de verwerking van gegevens voor de uitoefening van de politietaak is er sprake van politiegegevens en is de Wpg van toepassing. Bij de verwerking van gegevens voor andere taken door de politie, zoals de Burgemeesterstaak, is er sprake van

persoonsgegevens en is de AVG van toepassing.

De wettelijke grondslagen voor het verzamelen van gegevens betreft art. 3 Politiewet 2012 en voor wat betreft bijzondere opsporingsbevoegdheden het Wetboek van Strafvordering.

Verwerking van persoonsgegevens

De politie kan als dat nodig is meerdere soorten persoonsgegevens verzamelen, afhankelijk van het soort onderzoek en het doel, zoals personalia (naam, voornaam, adres, geboortedatum), telefoon en email, IP-adres en financiële gegevens

59

De politie heeft, voor de uitvoering van haar politietaak, daarnaast toegang tot de persoonsgegevens in een aantal van de basisregistraties. Dit zijn registraties van andere overheidsinstellingen met publiekrechtelijke taken, zoals:

- de Basisregistratie personen (Brp) van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

- het Kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer (Rdw) - de Basisregistraties adressen en gebouwen (Bag) van het Kadaster - het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK)

De politie mag, indien dit onvermijdelijk is voor het doel van de verwerking, in aanvulling op gewone persoonsgegevens de volgende bijzondere persoonsgegevens verzamelen:

ras, etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, lidmaatschap van een vakbond, genetische en biometrische gegeven, gezondheidsgegevens, seksuele leven en seksuele gerichtheid.

In de Wpg wordt de verwerking van politiegegevens geregeld voor verschillende doelen.

Een aantal van die doelen heeft een relatie met de doelstellingen van samenwerkingsverbanden in het zorg- en veiligheidsdomein:

- artikel 8 regelt de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak (artikel 3 en 4 PW). Het gaat hierbij om handhaving van wetten en regels, hulpverlening, surveillance, verkeerszaken en eenvoudige opsporingsonderzoeken;

- artikel 9 regelt de verwerking ten behoeve van de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval, bijv. rechercheonderzoeken;

- artikel 10 regelt de verwerking met het oog op het inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde. Het gaat hier om het opbouwen van een informatiedossier over mensen, maar los van concrete handhavings- of opsporingsacties (TOOI, TCI e.d.);

- artikel 13 regelt de verwerking ten behoeve van de ondersteuning van de politietaak.

Politiegegevens die zijn verwerkt op basis van artikel 8, 9 of 10 kunnen ook voor andere doeleinden worden gebruikt. De wetgever heeft limitatief bepaald voor welke doelen de politie politiegegevens kan verwerken, bijv. om verdachten of betrokkenen te

identificeren.

Verstrekking van politiegegevens

De Wpg is van toepassing voor de politie, de Koninklijke Marechaussee, de bijzondere opsporingsdiensten en voor Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA’s ). Voor partijen die onder het regime van de Wpg vallen is het onderlinge motto: ‘delen, tenzij…’. Dat betekent dat op grond van artikel 15 politiegegevens ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij in bijzondere gevallen en indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak, de terbeschikkingstelling van politiegegevens wordt geweigerd ofwel beperkende voorwaarden worden gesteld stellen aan de verdere verwerking.

60

Alle andere partijen vallen buiten het regime van de Wpg. Hierbij is het motto: ‘niet delen tenzij…’. Dit betekent dat er in principe geen politiegegevens worden verstrekt, tenzij de wetgever dit expliciet mogelijk heeft gemaakt. De Wpg kent een gesloten verstrekkingenregime. Zo is er sprake van een geheimhoudingsbepaling (artikel 7 Wpg):

iedereen aan wie politiegegevens worden verstrekt, is gehouden tot geheimhouding. Dit geldt niet alleen voor ontvangers die zijn belast met de verwerking van politiegegevens of die de gegevens direct van de politie hebben gekregen, maar ook voor eventuele tweede en volgende ontvangers, die de gegevens doorverstrekt hebben gekregen.

Artikel 20 Wpg

Op grond van artikel 20 Wpg kan de politie op lokaal niveau structureel in een

samenwerkingsverband samenwerken met partijen die op zichzelf niet als ontvanger van politiegegevens in de Wpg zijn aangewezen, zowel met publiekrechtelijke als private partijen. Omdat de verstrekking van politiegegevens aan derden in het kader van een samenwerkingsverband alleen kan plaatsvinden indien het doel van de verstrekking overeenstemt of verenigbaar is met de politietaak, zijn nadere voorwaarden van toepassing: de politie kan, voor zover dit met het oog op een zwaarwegend algemeen belang noodzakelijk is voor een samenwerkingsverband van politie met personen of instanties, in overeenstemming met het bevoegd gezag, beslissen tot het verstrekken van politiegegevens aan die personen en instanties voor het voorkomen en opsporen van strafbare feiten, het handhaven van de openbare orde, het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven of het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.

Aan de verstrekking op grond van artikel 20 Wpg is de voorwaarde verbonden dat het bevoegd gezag instemming geeft en dat betekent dat zowel de burgemeester als het OM moeten instemmen met de structurele verstrekking van politiegegevens aan het

samenwerkingsverband.

In de hiervoor bedoelde beslissing tot gegevensverstrekking wordt vastgelegd voor welk zwaarwegend algemeen belang de verstrekking noodzakelijk is, voor welk

samenwerkingsverband de politiegegevens worden verstrekt en het doel waartoe dit is opgericht, welke gegevens worden verstrekt, de voorwaarden waaronder de gegevens worden verstrekt en aan welke personen of instanties de gegevens worden verstrekt.

Uit de definitie zwaarwegend algemeen belang volgt dat dit belang een beperktere reikwijdte heeft dan het algemeen belang. Voorkomen moet worden dat deze gegevens al te makkelijk worden verstrekt. Een gegevensverwerking is vanuit het oogpunt van een zwaarwegend algemeen belang gerechtvaardigd indien de verwerking voor de

samenleving van meer dan gewone betekenis is.

Toepassing van het criterium van het zwaarwegend algemeen belang impliceert een belangenafweging. Het belang dat gediend wordt met de verstrekking van de gegevens wordt afgewogen tegen het belang van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie de politiegegevens betrekking hebben. Bij deze belangenafweging moeten ook de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit worden betrokken.

61

Om in ‘artikel 20-situaties’ (samenwerking van meerdere partijen/casusoverleg)

politiegegevens te kunnen verstrekken, is verder de interne beleidslijn van de politie dat de relevante afspraken tussen de samenwerkende partijen worden vastgelegd in een convenant. Een convenant is voor de politie niet wettelijk verplicht, maar het is wel de beste manier om ervoor te zorgen dat de ontvangers die vallen onder de reikwijdte van de AVG voldoen aan hun wettelijke verplichtingen als gevolg van de AVG. Verder heeft ook het OM de interne beleidsregel dat er een convenant moet zijn opgesteld. Een Artikel 20-beslissing alleen is dus onvoldoende om te kunnen voldoen aan de privacywetgeving.

In het Besluit politiegegevens wordt vervolgens nader bepaald hoe moet worden gehandeld wanneer op grond van artikel 20 Wpg politiegegevens worden verstrekt. Op grond van artikel 4:5 eerste lid Bpg, kunnen er alleen artikel 8 en 13 politiegegevens worden verstrekt. Alleen indien dit strikt noodzakelijk is voor het doel van de

verstrekking, kan de verantwoordelijke in afwijking van het huidige artikel 4:5 eerste lid Bpg beslissen tot verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 9 of artikel 10, eerste lid onder a en c Wpg. Hierbij moet worden gedacht aan situaties waarbij er sprake is van ‘ernstig gevaar voor de gezondheid of het leven van bepaalde personen.’

Verder heeft de politie bij de verstrekking op grond van artikel 20 Wpg te maken met de documentatieplicht van artikel 6:4 lid 5 Bpg. Dit betekent dat de politie van elke

verstrekking de volgende gegevens moet vastleggen: de identiteit van de verzoeker, de datum van de verstrekking, een omschrijving van de verstrekte gegevens en het het doel van de verstrekking.

Artikel 20 Wpg is een bepaling over de structurele verstrekking van politiegegevens aan samenwerkingsverbanden. Dit is een unieke bepaling. De Wpg is de enige wet waarin de wetgever een generieke uitzonderingsbepaling heeft opgenomen om ondanks een

geheimhoudingplicht toch persoonsgegevens te kunnen verstrekken aan partijen in een samenwerkingsverband.

Geheimhouding

Wanneer de politiegegevens vervolgens worden doorgegeven aan een van de overige convenantpartners, is de Wpg niet meer van toepassing maar de AVG. De gegevens zijn dan binnen het samenwerkingsverband geen politiegegevens, maar persoonsgegevens c.q. strafrechtelijke persoonsgegevens (ex artikel 10 AVG). De ontvangers van de politiegegevens vallen overigens wel onder de eerder genoemde geheimhoudingsplicht van artikel 7 Wpg. Dat wil zeggen dat de geheimhoudingsverplichting nog steeds op de persoonsgegevens rust en de geheimhoudingsplicht als het ware “meeverhuist” naar de ontvanger. Dit betekent dat ontvangen politiegegevens door de ontvanger met

bronvermelding dienen te worden verwerkt, om ze te kunnen onderscheiden van de overige verwerkte persoonsgegevens. Dit geldt voor de tweede en derde ontvanger. Dit betekent dat wanneer de eerste ontvanger de – inmiddels strafrechtelijke -

persoonsgegevens wil door verstrekken, hij eerst moet bezien of er sprake is van een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift dat tot verstrekking verplicht (artikel 7 lid 2 Wpg) of zijn taak daartoe noodzaakt ( artikel 7 lid 2 Wpg).

62

Ten aanzien van persoonsgegevens die oorspronkelijk als politiegegevens zijn verstrekt, is de geheimhoudingsplicht van artikel 7 Wpg van toepassing op de ontvangers in het samenwerkingsverband. Derhalve worden verzoeken om inzage, correctie en

verwijdering beoordeeld in samenspraak met de politie. De politie heeft het recht om een verzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen op grond van de criteria zoals genoemd in artikel 27 Wpg of artikel 41 UAVG.

3.7.4 Belang van samenwerking in een samenwerkingsverband

De gegevensverstrekking aan een samenwerkingsverband kan noodzakelijk zijn vanwege een gemeenschappelijke doelstelling die verenigbaar is met de politietaak, en er is

sprake van een zwaarwegend algemeen belang, waarbij het voor de politie niet mogelijk is om op een andere wijze deze doelstelling te bereiken. Het gaat daarbij om het

uitwisselen van informatie en inzichtelijk maken van problemen en risico's die ten

grondslag liggen aan multidisciplinaire complexe casussen op basis van de door de politie aangeleverde gegevens. Het snel en adequaat handelen bij het in samenhang

organiseren van de nodige zorg en ondersteuning voor zowel dader alsook slachtoffer(s) is verenigbaar met de politietaak.

3.8 Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)