• No results found

4.1 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan

4.1.1 De bindende bepalingen1

Het Vlaams Gewest bakent de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur als volgt af in gewestplannen of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen:

- 125.000 ha grote eenheden natuur of grote eenheden natuur in ontwikkeling (in overdruk).

Daarvoor is een toename van 38.000 ha natuur- en reservaatgebied (t.o.v. 1994) tot een totaal van 150.000 ha natuur- en reservaatgebied nodig.

- 750.000 ha agrarisch gebied, ruimtelijk bestemd voor de beroepslandbouw.

- 10.000 ha bijkomend bosgebied of bosuitbreidingsgebied, tot een totaal van 53.000 ha bosgebied.

- 80.000 ha natuurverwevingsgebied (in overdruk).

4.1.2 Het richtinggevend gedeelte

Ruimtelijke visie op de ontwikkeling van Vlaanderen: “Vlaanderen open en stedelijk”

Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur.

Daarom wordt de ruimtelijk structurerende werking van het fysisch systeem als principe vooropgesteld. Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur (inclusief de bosstructuur), de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap.

Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied.

In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur van het buitengebied vandaag bepaald door het samenhangend geheel (netwerk) van rivier- en beekvalleien, grote en aaneengesloten natuur- en boscomplexen, belangrijke landbouwgebieden, de nederzettingsstructuur, het landschap en de infrastructuur, …

Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen

Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies – landbouw, natuur en bos – kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het

buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen.

Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke

1Besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft, en de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij de decreten van 19 maart 2004 respectievelijk 25 februari 2011 wat de bindende bepalingen betreft.

structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (recreatie, overige functies…).

4.1.3 Het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

Van 2004 tot 2009 werkte de Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen een ruimtelijke visie uit op landbouw, natuur en bos, voor dertien

buitengebiedregio’s. De visie geeft op hoofdlijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar er ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding. Ze vormt de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de bestemmingen op perceelsniveau vastleggen.

Voor elk van de dertien regio's heeft de Vlaamse Regering de visievormingsprocessen afgerond met een beslissing over het actieprogramma voor de op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Voor de landbouwgebieden waar de bestemming van het gewestplan zeker behouden kan blijven, besliste de regering om de bestaande agrarische bestemmingen te herbevestigen. Op die manier is midden 2009 ca. 538.000 hectare agrarisch gebied vastgelegd. De resultaten van deze

overlegprocessen zijn consulteerbaar op www.vlaanderen.be/agnas.

Op 7 mei 2010 besliste de Vlaamse Regering over de verdere voortgang van het

afbakeningsproces. Er is een coördinatieplatform opgericht met o.m. vertegenwoordigers van de verschillende beleidsvelden en de natuur- en landbouworganisaties. Dit platform volgt de uitvoering van de afbakening op. Het bekijkt voor welke gebieden gestart kan worden met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en bewaakt de gelijktijdige voortgang van de realisatie van de doelen voor landbouw, natuur én bos. De Vlaamse overheid stelde een

administratieoverschrijdend team samen dat deze plannen voorbereidt en het vooroverleg met de betrokken lokale besturen en middenveldorganisaties organiseert.

Het coördinatieplatform bepaalt jaarlijks in een ‘gebiedsgericht programma’ voor welke concrete gebieden er een planningsproces opstart.

Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Poelberg en Meikensbossen’ werd opgenomen in het

‘gebiedsgericht programma 2011’.

4.1.4 Het afbakeningsproces in de regio Leiestreek

Voor de buitengebiedregio Leiestreek werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur opgestart in maart 2006.

In een verkenningsfase werd via een consultatie van de betrokken gemeenten, provincies en voornaamste belangengroepen gepeild naar inzichten op de gewenste natuurlijke en agrarische structuur. Samen met de inzichten vanuit de Vlaamse administratie en binnen het kader van de richtinggevende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd op basis hiervan een eerste aanzet tot gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt in een verkenningsnota (februari 2007). Deze verkenningsnota werd voor formeel advies voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. Van oktober tot december 2007 werden een reeks overlegsessies georganiseerd waarbij de actoren hun adviezen konden toelichten en gepeild werd naar de marges waarbinnen concepten bijgestuurd zouden kunnen worden. Na deze overlegronde werd een eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en een uitvoeringsprogramma

opgemaakt en voor advies voorgelegd aan de betrokken actoren (maart 2008).

Op 24 oktober 2008 nam de Vlaamse Regering akte van het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur én de adviezen van de gemeenten, provincies en belangengroepen hierover en keurde zij de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 82.200 ha agrarisch gebied in het Leiestreek goed, volgens de werkwijze vastgelegd in de beslissing van 3 juni 2005.

Daarnaast werd op basis van een inventarisatie en verwerking van alle adviezen die uitgebracht werden door de actoren over het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en

uitvoeringsprogramma een operationeel uitvoeringsprogramma opgesteld waarin de Vlaamse Regering de beleidsmatige prioriteiten voor het opstarten van de uitvoeringsacties bepaalde.

Voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geeft verder uitvoering aan de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos zoals die in het kader van de uitvoering van het Ruimtelijk

Structuurplan Vlaanderen voor de buitengebiedregio Leiestreek werd uitgewerkt en is één van de acties uit het operationeel uitvoeringsprogramma. Op basis van verder onderzoek en overleg werden de krachtlijnen van de ruimtelijke visie nader uitgewerkt en geconcretiseerd tot een afbakeningsplan op perceelsniveau.

4.2 Relatie met andere beleidsbeslissingen

4.2.1 Ankerplaats ‘Poelberg’

Op 2 mei 2012 werd door de minister van Onroerend Erfgoed de ankerplaats “Poelberg”

definitief aangeduid.

De ankerplaats ‘Poelberg’ beoogt het behoud van de typische landschapskenmerken, met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de natuurwetenschappelijke, historische,

esthetische, sociaal-culturele en ruimtelijks-structurerende waarden, in de volgende deelgebieden:

- De Restheuvel Poelberg - Omgeving Koortskapel

- Veld-/Bosgebied Meikensbos/Vijverbos - Overgangsgebieden met oude bouwlanden

Deze ankerplaats wordt in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vertaald in een erfgoedlandschap.

4.2.2 Glastuinbouwvisie ‘macrozone glastuinbouwgebied Roeselare’

In opdracht van de dienst economie van de provincie West-Vlaanderen werd een visiedocument opgemaakt voor de ontwikkeling van de glastuinbouw in de regio Roeselare.

De omgeving van de Poelberg, wordt in deze visie bestempeld als “afremgebied”. In dergelijke gebieden wegen bovenlokale randvoorwaarden zo sterk door dat slechts beperkte

ontwikkelingsmogelijkheden voor glastuinbouw worden geboden. Er worden namelijk enkel nog ontwikkelingskansen gegeven aan bestaande glastuinbouwbedrijven. Nieuwvestiging is niet toegelaten omwille van het belang van bovenlokale open ruimte waarden (belangrijke

beekvalleien, landschappelijke kwaliteiten, reliëfovergangen, belang van grondgebonden landbouw of bouwvrij agrarisch gebied).

Deze visie is in overeenstemming met de doelstelling van het erfgoedlandschap binnen voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan: er worden geen nieuwe grondloze landbouwbedrijven toegelaten, maar de bestaande inplanting (met name het serrebedrijf in het noorden van het plangebied, gelegen aan de Goed te Karelsstraat) behoudt zijn ontwikkelingsmogelijkheden.

4.3 Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen Conform de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De voor het plangebied relevante elementen of selecties uit de gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen worden hieronder ter informatie aangegeven.

4.3.1 Provinciaal ruimtelijk structuurplan provincie West-Vlaanderen

Het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen werd goedgekeurd in 2002, en is momenteel in

het plangebied van huidig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan houdt deze herziening een wijziging in, waarbij de Poelberg wordt geselecteerd als toeristisch-recreatief knooppunt van bovenlokaal niveau, in het bijzonder een specifiek dagtoeristisch knooppunt.

Volgens het provinciaal structuurplan behoort het plangebied tot de “Middenruimte”, die gekenmerkt wordt door een sterk geïndustrialiseerde landbouw en concentratie van intensieve veeteelt, met een sterke economische dynamiek.

Het provinciaal structuurplan stelt dat de structurerende heuvelruggen, waaronder Poelberg, de beekvalleien en de bosgebieden gevrijwaard moeten blijven. Het gebied rond Poelberg wordt geselecteerd als ‘cluster kleine landschapselementen’. Er worden voor dit plangebied geen selecties gedaan van ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang.

Tielt is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als kleinstedelijk gebied dat op provinciaal niveau afgebakend wordt. De deputatie van de provincie West-Vlaanderen heeft op 12 november 2009 het afbakeningsvoorstel voor het kleinstedelijk gebied van Tielt goedgekeurd.

Momenteel is een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan in opmaak. Op 12 december 2011 werd hierover een plenaire vergadering gehouden.

In het afbakeningsvoorstel valt een stuk van de zuidoostelijke grens van het kleinstedelijk gebied samen met de in 2009 aangelegde zuidoostelijke ringweg rond Tielt (N35g). De contour van huidig actiegebied voor de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur werd afgestemd op deze kleinstedelijke afbakening. Hierbij werd de oorspronkelijke perimeter van het actiegebied een stuk ingekrompen, en valt de huidige noordwestelijke grens van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan samen met bovenvernoemde zuidoostelijke ringweg van Tielt.

Figuur 1. Voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Tielt (2009)

4.3.2 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan stad Tielt

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Tielt werd goedgekeurd op 1 maart 2007.

Het structuurplan stelt dat landschappelijk waardevolle gebieden behouden en versterkt moeten worden. Dit kan door behoud van kleine landschapselementen en het afbaken van bouwvrije zones. De zichtrelaties moeten opengehouden worden.

Het beleid voor de omgeving van de Poelbergmolen is gericht op het vermijden van verdere versnippering door infrastructuur en verspreiding van vestigingen. Omgeving Poelberg wordt in het structuurplan aangeduid als ‘gebied met natuur als evenwaardige functie’. Onderhoud van kleine landschapselementen en stimulerende maatregelen om de verweving van de natuurfunctie met de andere openruimtefunctie (landbouw) in de hand te werken, worden voorgesteld. Het onbebouwd karakter moet behouden blijven. Dit gebied kan geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van natuurverwevingsgebieden die geselecteerd worden op Vlaams niveau. De stad wenst, in samenwerking met de provincie, de Poelberg uit te bouwen tot een belangrijke recreatieve en toeristische aantrekkingspool.

De beekvalleien worden als structurerend in het landschap aangeduid. Het beleid in de beekdepressies is gericht op het behoud en herstel van kleine landschapselementen. De Kapelrijbeek wordt geselecteerd als ecologisch verbindingsgebied en bouwvrije zone. Ook de Elsbeek wordt als bouwvrije zone aangeduid.

De Meikensbossen worden aangeduid als bosontwikkelingsgebied, als stadsrandbos van Tielt en een belangrijke recreatieve aantrekkingspool. Het structuurplan stelt dat een

groenverbindingszone van punt- en lijnvormige elementen gecreëerd moet worden tussen het stadsrandbos-Poelberg en stad Tielt.

De stad doet in het structuurplan volgende suggestie voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur:

Opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor het versterken van de natuur- en landschapswaarden in de zone van de Poelberg.

4.3.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gemeente Dentergem

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Dentergem werd goedgekeurd op 26/03/2009.

De zone van het plangebied dat gelegen is in de gemeente Dentergem wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan opgenomen in een ‘samenhangend landbouwgebied waar de landbouw in grote, aaneengesloten openruimtegehelen ondersteund wordt’. Prioriteit gaat uit naar het

ondersteunen van de grondgebonden beroepslandbouw. Er wordt aangegeven dat nieuwe landbouwzetels en glastuinbouw niet gewenst zijn. Versterking van kleine landschapselementen wordt geconcentreerd in de bulkgebieden, om zo het contrast met de open kouters te versterken.

De Poelbergmolen en de Koortskapel worden geselecteerd als bakens. De typerende steilranden van de Poelberg moeten behouden en versterkt worden. De gemeent ondersteunt het behoud van de aanwezige zichtzones. Om het bestaande gebouw van de Koortskapel te herwaarderen kan gezocht worden naar een nieuwe invulling.

Het Vijverbos/Meikensbossen worden geselecteerd als stadsrandbos en te versterken

bosstructuur in het open landbouwgebied. Het beleid voor de omgeving van het bos is gericht op het herstel van het oorspronkelijke drevenpatroon en het netwerk van kleine

landschapselementen. Op die manier verkrijgt men een gecompartimenteerd landschapsbeeld.

De fietsverbinding Dentergem-Poelberg-Tielt werd in het ruimtelijk structuurplan opgenomen binnen de routes van kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten.

De gemeente doet in het structuurplan volgende suggesties aan de hogere overheid voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur:

Bosuitbreiding van het Vijverbos (richtcijfer 70ha) moet kaderen in een gebiedsgerichte visie voor het natuurverbindingsgebied. De gemeente wenst dat voor deze bosuitbreiding zo veel mogelijk aansluiting gezocht wordt op bestaande bospercelen. Het oorspronkelijke

drevenpatroon moet hersteld worden.

Ontwikkeling van de omgeving van de Poelbergmolen als natuurverbindingsgebied. De bakenfunctie van de Poelbergmolen ondersteunen door het aanduiden van een zichtzone.