• No results found

Plan van Aanpak: Het wegwerken van de GAPs

ontwikkeling van kinderen? %

GAP 3: tussen gewenste identiteit en het imago

4.4 Plan van Aanpak: Het wegwerken van de GAPs

Met behulp van de GAP-analyse is de gewenste identiteit van het openbaar onderwijs vergeleken met de werkelijke situatie zoals de directeuren van de 220 geënquêteerde en 185 responderende

openbare basisscholen deze zien en beleven. De gewenste identiteit in deze analyses betreft de identiteit zoals deze wordt verwoord in de wetgeving en kerndoelen, maar ook door de VOS/ABB in de

kernwaarden.

198 Hardeveld, Geurt, Identiteit: gedeelde visie, of ieder voor zich? In: Miedema, Siebren, Levensbeschouwelijk leren samenleven, p. 111-114

148

De GAPs wegwerken kan op drie manieren volgens van der Grinten199.

1. veranderen van de wensen van de leiding: het ministerie van Onderwijs en de VOO 2. veranderen van de inzichten van de medewerkers: besturen, directeuren en leerkrachten 3. veranderen van het uiterlijk en gedrag van de organisatie: de openbare basisschool en zijn

professionals

1. Wegwerken van GAP 1: het veranderen van de wensen van de leiding: het ministerie van Onderwijs en de VOO

De wettelijke verplichting zowel levensbeschouwelijk als godsdienstig en/of humanistisch vormingsonderwijs aan te bieden geeft problemen. Het een geldt voor alle kinderen en het ander is facultatief. Er is hier geen eenduidigheid. Bijna de helft van de 131 respondenten is het ook niet eens met de verplichting GVO/HVO aan te moeten bieden. Ongeveer 44% vindt dat godsdienstig onderwijs niet in het openbaar onderwijs thuis hoort en als dit dan toch moet liever ná schooltijd.

De wetgeving over geestelijke stromingen, godsdienstig en/of humanistisch vormingsonderwijs en de hierop geschreven kerndoelen, worden als ontoereikend ervaren om de visie en missie over

levensbeschouwelijk onderwijs duidelijk te profileren.

Deze GAP kan weggewerkt worden door de wensen van de leiding te veranderen. Dat zou er als volgt kunnen uitzien.

Het ministerie

De wettelijke verplichting apart GVO/HVO en geestelijke stromingen in het openbaar onderwijs aan te bieden is overbodig geworden200. Dat kan prima ondervangen worden door burgerschap en de actieve pluriformiteit die beschreven zijn in het wettelijke karakter van het openbaar onderwijs en de wet voor burgerschapsontwikkeling201. Doordat deze twee verplichtingen er nu beide in genoemd worden, blijkt ook uit de analyses dat dit verwarring schept. Er is een flink aantal scholen dat levensbeschouwelijke ontwikkeling hetzelfde opvat als godsdienstonderwijs en ook vindt dat het daarmee voldoende aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de leerlingen doet. Maar in dat geval niet van ALLE leerlingen. Geestelijke stromingen is weliswaar objectiever, maar in de praktijk blijkt dat er te weinig concrete handvatten zijn om dit op een goede manier in het

curriculum te integreren. Ook is er geen toezichtkader, waardoor het nut van deze wetgeving ook te betwijfelen valt. De levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling bij kinderen, wordt niet geïnitieerd door objectieve kennisoverdracht over de verschillende levensovertuigingen. De doelstelling van beide verplichtingen is niet expliciet genoeg, maar als het doel is een

199 Grinten, Jaap van der, Mind the GAP; Stappenplan identiteit en imago

200 www.wetboek-online.nl/primair onderwijs, respectievelijk artikel 50, 51 en 9 lid e

201 www.wetboek-online.nl/primair onderwijs, respectievelijk artikel 46 en artikel 8 lid 3

149

ontwikkelingsproces te initiëren dat leidt tot het verinnerlijken van eigen morele waarden en idealen, dan is dit niet het pad dat gegaan moet worden. Enerzijds omdat in geestelijke

stromingen geen zingevingsvragen geïmplementeerd zijn en anderzijds omdat in het godsdienstig vormingsonderwijs mede door het facultatieve aspect de gerichtheid op de samenleving als geheel er niet lijkt te zijn.

Artikel 6 in de grondwet202 over de godsdienstvrijheid houdt de integratie en tolerantie tegen.

Mede op basis van deze wet is het ook op de openbare basisscholen verplicht godsdienstonderwijs aan te bieden, wanneer ouders van kinderen dit wensen. Deze kinderen krijgen deze lessen onder schooltijd, buiten hun eigen groep en van een andere leerkracht. Hier houden we de segregatie mee in stand en dat is in strijd met de wetgeving over burgerschap waarin actieve pluriformiteit, actieve participatie en voorbereiden op het kritisch en democratisch deelnemen aan de

samenleving centraal staan203. In de randvoorwaarden die nodig zijn voor het ontwikkelen van een eigen levensvisie, waarden en idealen wordt al voorzien door artikel 7, waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd204.

Volgens de grondwet, artikel 23205, is het geven van onderwijs vrij. Deze vrijheid betekent niet dat er beslist kan worden òf iets wel of niet wordt aangeboden. De vrijheid gaat over het hoe. Hier is explicitering noodzakelijk. Uit de analyses bleek dat op sommige scholen de professionals zelf mogen weten wat ze aanbieden, hoe ze dat wensen te doen en wanneer.

De VOO

Ik raad aan om de kernwaarden van het openbaar onderwijs te vangen onder één overkoepelende dimensie: de actieve tolerantie. Hiermee onderscheidt het openbaar onderwijs zich duidelijker in het onderwijsveld. Algemene toegankelijkheid bleek de eerste definitie waarmee men het openbaar onderwijs identificeert. Algemene toegankelijkheid kàn actieve pluriformiteit en actief burgerschap en participatie impliceren, maar is niet gegarandeerd. Er lijkt hier namelijk ook sprake van een valkuil van onverschilligheid en passiviteit. Actieve pluriformiteit en actief burgerschap kunnen de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de identiteit initiëren, maar ook dat is niet vanzelfsprekend. De kans dat het bij kennismaken met blijft is aanwezig. Actieve tolerantie echter, impliceert solidariteit en nodigt meer uit tot kritisch overdenken van de ontwikkeling van een levensbeschouwing, die absoluut noodzakelijk is voor het kunnen samenleven in een

pluriforme maatschappij. Actieve pluriformiteit en participatie zijn nu meer vanzelfsprekend onderdeel van de basiswaarde tolerantie. Om die reden is het ook noodzakelijk zingevingsvragen

202 www.denederlandsegrondwet.nl, artikel 6

203 www.wetboek-online.nl/primair onderwijs, artikel 8 lid 3

204 www.denederlandsegrondwet.nl, artikel 7

205 www.denederlandsegrondwet.nl, artikel 23 lid 2

150

expliciet te benoemen als wezenlijk aspect in het processuele discours van het levensbeschouwelijke ontwikkelingsproces in het openbaar onderwijs.

Er moet meer contact met de besturen van de openbare scholen komen over een duidelijkere profilering van de identiteit. Deze moet explicieter, want de actieve pluriformiteit en het burgerschap zijn niet de interpretaties van het woord ‘openbaar’. Een algemene indruk uit de analyses was ook dat men zich eigenlijk nergens heel expliciet voor of over uitspreekt. Het is voor de profilering van de identiteit belangrijk een duidelijk ideaal uitgangspunt te maken van één overkoepelende GVP. Dit wordt dan het onderscheidende standpunt van het openbaar onderwijs, zowel in de profilering als in de positionering in het onderwijsveld zelf.

Het concept ‘School’ zou verder uitgewerkt kunnen worden over de explicitering van de plaats en vormgeving van levensbeschouwing in het curriculum. Het is daarna zaak hier draagvlak voor te creëren, zodat het ook in het curriculum geëxpliciteerd wordt. We kunnen er gevoeglijk van uitgaan dat de denominaties niet zullen verdwijnen uit het onderwijsveld. Daarom is het jammer dat dit concept nog niet verder is uitgewerkt met het oog op het levensbeschouwelijk aspect, want de aanzet tot een duidelijker en onderscheidender profilering is al wel gemaakt.

De benodigde competenties voor het behalen van het diploma Openbaar Onderwijs in

samenspraak met de deelnemende pabo’s verder uitwerken ten aanzien van de vormgeving van het levensbeschouwelijke aspect van de identiteit van de kinderen. Dat moet explicieter, ondanks de vrijheid van onderwijs. Het niet expliciet benoemen van zaken leidt ook vaak tot niets. Als VOO is het ook zaak hier een duidelijk standpunt in te durven nemen en dit ideaal expliciet neer te zetten.

2. Wegwerken van GAP 2: het veranderen van de inzichten van de medewerkers: besturen, directeuren en leerkrachten

Er zijn nog te veel professionals die nog steeds vinden dat religie en levensbeschouwingen niet thuis horen in het openbaar onderwijs of dat zingevingsvragen te moeilijk zijn voor kinderen en daarom niet in het onderwijs aangeboden hoeven te worden. Er zijn zelfs openbare basisscholen waar de

diversiteit aan levensbeschouwingen niet aan eens aan bod komen of waar men het levensbeschouwelijk onderwijs hetzelfde als godsdienstonderwijs ervaart.

Er is ook een opvallend percentage dat het niet belangrijk vindt dat bij het aannamebeleid de medewerkers de visie en de missie onderschrijven. En op sommige scholen zijn er zelfs leerkrachten in het team die de gewenste identiteit van hun school niet uitdragen.

151

Dat betekent dat er mede door onduidelijke profilering van de identiteit van het openbaar onderwijs en het levensbeschouwelijke deelaspect ervan nog te weinig draagvlak is voor de inhoudelijke vormgeving van levensbeschouwing.

Op de volgende wijze kunnen stappen worden gezet om de inzichten van de medewerkers:

besturen, directeuren en leerkrachten te veranderen, zodat deze GAP weggewerkt kan worden.

De nieuw afgestudeerden met het verder uitgewerkte diploma Openbaar Onderwijs zullen de openbare identiteit beter uitdragen, omdat ze inhoudelijk beter op de hoogte zijn van de betekenis ervan.

Door een duidelijker en onderscheidender profilering van één overkoepelende GVP en de invulling hiervan door burgerschapsontwikkeling en levensbeschouwing, zal het algemene vertrekpunt steviger zijn en als fundament kunnen dienen, waardoor de ontwikkeling van de

levensbeschouwelijke component van de identiteit ook beter tot zijn recht kan komen.

Het is belangrijk om met ondersteuning van VOS/ABB en VOO nascholingstrajecten voor de professionals te verzorgen over de inhoud van het openbaar onderwijs.

3. Wegwerken van GAP 3: het veranderen van het uiterlijk en gedrag van de organisatie: de openbare basisschool en zijn professionals

De doelstellingen van de levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling wordt op ongeveer een kwart van de deelnemende scholen niet duidelijk verwoord in de visie en de missie. Ook zijn er scholen waar men niet op de hoogte is van de wensen van hun stakeholders op dit gebied.

Het is belangrijk dat een team de GVP’s uitdraagt. We hebben gezien dat dit zeker niet altijd het geval is. De volgende initiatieven kunnen worden genomen om deze GAP weg te werken.

Op een inductieve wijze (bottom-up) met het team van professionals de visie en missie herzien en herwaarderen, eventueel onder begeleiding. Vanuit deze herziene visie en missie kan men een duidelijk standpunt innemen over de inhoudelijkheid van de levensbeschouwelijke component van de identiteitsontwikkeling. Op basis van de centrale overkoepelende GVP kan de vormgeving van levensbeschouwelijk onderwijs in het onderwijscurriculum worden geëxpliciteerd.

Besturen moeten zich beter profileren met de openbare identiteit en hier ook meer mee naar buiten treden, zodat alle medewerkers zich kunnen blijven identificeren met de openbare identiteit.

152

Het is belangrijk voor besturen ondersteuning te bieden aan de openbare scholen die onder hen vallen in het duidelijk profileren van de identiteit in de vorm van de centrale GVP die aangevuld wordt met de eigen speerpunten.

Een nabeschouwing over de GAPs

Dat er een leerlingenterugloop is geconstateerd binnen het openbaar onderwijs behoeft geen verdere uitleg meer. Uit eerder gedaan onderzoek in Almere206blijkt dat dit voortkomt uit de idee dat er op de bijzondere scholen meer aandacht zou zijn voor waarden en normen. In 2006 heeft het onderzoek naar de positie van het openbaar onderwijs dit bevestigd en laten zien dat er inderdaad een

imagoprobleem is207.

Schoolbranding208 is de profilering en positionering van scholen. Het heeft belangrijk voor zowel de professionals als de belangengroepen, dat zij zich aangesproken voelen door iets dat hen boeit en bindt, dat ze zich kunnen identificeren met de school. De centrale GVP actieve tolerantie die op basis van de theorie en de analyses naar voren kwam als overkoepelende morele dimensie, zou ingezet kunnen worden om de profilering en positionering van het openbaar onderwijs te versterken. Het inzetten van één centraal herkenningspunt waarmee de professionals, leerlingen, ouders zich verbonden voelen aan het openbaar onderwijs noemen we het expliciteren van het ‘emotionele voordeel’. De visie over de identiteit en de levensbeschouwelijke component ervan moet worden verdiept. Hiermee krijgen we een onderscheidende merkidentiteit van het openbaar onderwijs. Die moet worden waargemaakt tegenover de stakeholders door de merkbelofte, de concretisering van de profilering en positionering. Het gevaar is dat wanneer men zich hier niet expliciet in uitspreekt, geen duidelijk standpunt inneemt, er niet voor gaat, het openbaar onderwijs verwordt tot iets wat eigenlijk niemand meer echt aanspreekt. Het blijft te vaag, waardoor niemand zich er ècht mee kan identificeren. Er is een beetje lef nodig om het openbaar onderwijs goed neer te zetten met die ene verleider, het zogenaamde emotionele voordeel. Deze verleider verwoordt zowel de waarde van de belangengroepen als de ambitie van de school.

Een merk werkt alleen als het geladen is. De missie en de visie die de identiteit vormen worden door iedereen onderschreven en uitgedragen. Zo ontstaat een eenduidig beeld van de openbare identiteit: het imago.

206 Iersel, S. van, Openbare ‘vergaarbak’ in mineur, 2005, in scriptie van Monsees, Inge, UvA, 2006

207 Beker, L.J., De positie van het openbaar onderwijs, 2006, in scriptie van Monsees, Inge, UvA, 2006.

208 Razenberg, Felix, Springer, Muriëlle, Shoppen voor een goede basisschool, in: Basisschool Management, 04/2010, p. 15-18

153