• No results found

Persoonlij k of politiek?

In document Montessori-democratie (pagina 77-81)

Ondanks deze impliciete maar breed gedeelde spelregels blij ven er nog wel een paar dilemma’s over. Allereerst is de vraag wat en waar nu pre-cies het politieke moment ligt in dergelij ke informele processen. Als je veel verwacht van samen om de tafel zitten, is de vraag waar nu precies ruimte is voor explicitering van standpunten en eventuele strij d over die standpunten. Dit dilemma wordt scherp verwoord door een raadslid, dat eerst pleit voor nog meer mensen samen aan tafel, maar zich vervolgens ook afvraagt wat dat betekent voor de opstelling van raadsleden. Luisteren en meedenken zij n immers niet hetzelfde als een standpunt innemen en daarvoor vechten:

“De wethouder zit aan tafel met de ambtenaren. Alleen de wethouder gaat met de raad aan tafel. Ondertussen worden de raadsleden ook door de bewoners benaderd en zit je dus met de inwoners te praten. Volgens mij moet je daar veel vaker één tafel van maken. […] Dat raakt heel erg aan de politieke verantwoordelij kheid van de wethouder, die kan daar kwetsbaarder door worden. Nu ben je er als raadslid aan gewend dat pas wanneer iets bij de commissie of raad komt hoef je pas je oordeel klaar te hebben en bij dit soort gesprekken aan tafel moet je al eerder weten hoe zit ik hier nou in. Dus je vraagt ook iets van politici om eigenlij k eerder politiek te worden. Nu is de scheiding in de gemeente zo: het wordt politiek in de raad en commissie en met bewoners wordt het niet politiek.

Maar daarmee ben je vaak onhelder wat je vindt. Terwij l die bewoner wil gewoon weten: steun je mij nou?”

– Sabine Velsen, gemeenteraadslid besturende partij

Zij n politici dan alleen nog procesbegeleiders? Is een politieke visie dan alleen maar ballast geworden? Een wethouder verwoordt dit als volgt:

“Aan de gemeenteraad hadden wij een aantal ideeën en voornemens gepresenteerd in het kader van de bezuinigingsopgave. De vraag was reflecteer hierop. Een van mij n voornemens was om de wij kbibliotheken anders vorm te geven, maar dus ook de huidige vestigingen te sluiten en te kij ken wat daarvoor in de plaats kan komen. Die boodschap was niet helemaal geland, het enige wat men hoorde was: de wij kbibliotheken worden gesloten. Met als gevolg heel veel handtekeningen, bij na 10.000, de raadszaal vol en een gemeentefractie die zegt: wij vinden dit geen goed idee. Dus ik heb aan het eind van de avond ook geconcludeerd dat de wij kbibliotheken de komende tij d niet gaan sluiten.

Het mooie was dat vanuit de gemeenteraad werd gezegd: ‘fantastisch, we krij gen dat voornemen en deze reactie komt, u zegt we gaan het niet doen en dat heeft efffect gehad’. Maar ik lees vanochtend in de krant dat die mevrouw van die handtekeningen zegt: ‘ja véél eerder moeten ze bij ons vragen of die wij kbibliotheken gesloten moeten worden’. Het is wel interessant want wij kiezen dus een nieuwe methodiek om meer aan de voorkant te komen, om nog eerder aan te geven luister dit is waar we aan denken, en dan is toch nog de opvatting dat zouden ze eigenlij k veel eerder moeten doen want wij willen meedenken.

Ik zat op de fijiets hiernaartoe, het houdt me bezig: van verdorie, betekent het dan... wanneer begint dan dat denken met de stad? Betekent het dat ik geen idee meer mag hebben, dat ik alleen maar mag ophalen, en wanneer doe ik dat dan? Ik heb wel veertig ideeën van wat zou kunnen, maar ergens breng je die ideeën ook een stap verder en dan komen ze in een bepaalde vorm waarvan je kan zeggen: we gaan er wel of niet mee door. Dus het begon mij te puzzelen.

Dat is een van die spanningen die zit in de verhouding tussen participatief en representatief. Waar je volgens mij altij d de basishouding moet heb-ben dat je het altij d een paar stappen eerder legt maar dat je dus altij d tegen grenzen zal oplopen van, wanneer consulteer je, wanneer is het participatie en wanneer wordt het op een gegeven moment ook gewoon verantwoordelij kheid nemen en zorgen dat je het algemeen belang, het welbevinden van de stad goed doet door te besturen.”

– Wethouder Gilles van Nieland

Een van de betrokkenen van de burgerbeweging ziet de oplossing vooral in een gesprek met wat hij als meest direct betrokkene ziet: niet de bewoners maar de directeur van de bibliotheek:

“Laatst in de gemeente ook weer bezuinigingsplannen, college bedenkt we gaan de wij kbibliotheek sluiten. Hele gemeente in opstand. De directeur van de bibliotheek zegt: ik moest het in de krant lezen, ik wist niets van dit plan. Uiteindelij k moet de wethouder het plan weer inslikken, we gaan wat anders bedenken. Dan sta je op achterstand. Je kunt best zeggen: we moeten op cultuur een miljoen bezuinigen, je hoeft niet in open gesprek met de stad, maar je kunt dan wel in gesprek met directeur van bibliotheek. Wat denk jij ? Is het een oplossingsrichting om die wij kbibliotheken te sluiten?

Maar goed, hij zal vast niet zeggen dat dat een goed idee is.

Maar dat ligt er dus aan. Als je wel kunt geven en nemen. Als je hem kunt overtuigen dat er bezuinigd moet worden en dat er geen ontkomen aan is. Het moet met minder, je hebt altij d al dat plan gehad, we kunnen je daarmee helpen, en als jij meedenkt: wat is voor jou de minst pij nlij ke bezuiniging; dan kunnen we je helpen, andere plannen die je had mogelij k maken. We kunnen wel faciliteren: met vergunningen, campagne voeren.

Dan kom je wel ergens. Of bij voorbeeld mensen aanhaken die niet willen.

Gemeenten gaan bij voorbeeld druk zetten op welzij nswerkers zodat die wel gaan meewerken. Er zij n allerlei mogelij kheden om ook iets te bieden.

Je moet een win-win situatie creëren, al lukt het niet altij d.”

– Danny Janssen, initiatiefnemer, betrokken bij burgerbeweging

5.5 Conclusie

Er bestaat een breed gedeelde voorkeur voor informalisering van de interac-tie tussen en binnen de representainterac-tieve en participainterac-tieve democrainterac-tie. Deze informalisering lost de spanning tussen participatieve en representatieve politiek in zekere mate op. Er bestaat immers grote consensus dat men het er niet op aan wil laten komen en confrontaties tussen participatieve en representatieve politiek wil voorkomen. Als die zich toch voordoen, moet de gemeenteraad de doorslag geven, maar dan is er eigenlij k al wat fout gegaan. Het is alsof je bij een zelfsturend team toch de baas erbij moet halen om een knoop door te hakken. Dat kan en moet ook als je er onderling echt niet uit komt, maar daarmee geef je eigenlij k een brevet van onvermogen af. Dat onvermogen komt echter vooral voor rekening van ambtenaren.

Men lij kt het er stilzwij gend over eens dat de verantwoordelij kheid voor een soepel verloop van informele processen toch vooral bij ambtenaren ligt, en dat zij dus degenen zij n die nu moeten veranderen: zij moeten leren om zich in informele processen te plooien en voegen. Ondanks deze hoge mate van consensus leven er op dit terrein toch nog wel een paar prangende vragen. Vooral de vraag wat de rol van politiek nog is als de nadruk zo op persoonlij ke uitwisseling komt te liggen. Wat is dan het moment dat een raadslid of wethouder toch een standpunt inneemt en een lij n uitzet en verdedigt?

In document Montessori-democratie (pagina 77-81)