• No results found

Patronen van homoseksuele pedoseksuele delinquentie buiten de context van familie en gezin

In document Pedoseksuele delinquentie (pagina 103-106)

Patronen van zwaar bestrafte pedoseksuele delinquentie

9.2 Patronen van homoseksuele pedoseksuele delinquentie buiten de context van familie en gezin

Bij in totaal zeven zaken was sprake van mannelijke daders met een speci-fieke homoseksuele voorkeur voor jeugdige seksuele partners. Deze voorkeur is veelal toegespitst op de jongere puberteitsjaren, globaal in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 16 jaar. Typerend is het sterk gesociali-seerde karakter van deze vorm van pedoseksuele delinquentie. Soms gaat het om een vorm van informele samenwerking tussen gelijkgestemde vrien-den die er een kring van vriendjes op nahouvrien-den. Een dergelijk informeel netwerk wordt gekenmerkt door planning en samenwerking tussen de daders. Zij wisselen onderling contacten, locaties en faciliteiten uit. Er kan ook sprake zijn van een zekere rolverdeling tussen daders, waarbij bijvoor-beeld de een contacten met (potentiële) slachtoffers legt en de ander zorgt voor geschikte faciliteiten.

In het onderzoeksmateriaal zien we ook homoseksuele betrekkingen met jongens in de ‘knapenleeftijd’ in een (semi-)commercieel verband. De organisatie bestaat hier uit een netwerk van jonge jongens die door een exploitant van een escort service worden gerekruteerd. Hierover later in deze paragraaf meer. In slechts één zaak ging het om een solistische dader bij wie wel een ander typerend kenmerk van deze vorm van pedoseksuele delin-quentie voorkwam, ‘het jongensparadijs’ als door de daders gecreëerde gelegenheidsstructuur.

Als laatste onderscheidende kenmerk noemen we het gegeven van de fysieke geslachtsrijpheid in de ‘knapenleeftijd’. Jongens in deze leeftijdscate-gorie zijn doorgaans in staat tot erecties en zaadlozingen. Deze prille geslachtelijke rijpheid vormt in feite een belangrijk element van de seksuele aantrekkingskracht voor dit type daders (Sandfort, 1981). Bovendien biedt dit seksuele kenmerk van de slachtoffers aantrekkelijke mogelijkheden voor de daders om het pedoseksuele misbruik te excuseren of te rechtvaardigen.

De vaak ontegenzeggelijke seksuele reacties van de jongens bieden de daders een argument om het misbruik te construeren als normale en in principe acceptabele homoseksuele uitingsvorm.

De homoseksuele ‘knapenminnaars’ in dit onderzoek waren dan ook weinig geneigd om zich te distantiëren van hun maatschappelijk niet-aanvaarde seksuele oriëntatie.24De daders leggen sterk de nadruk op de veronderstelde vrijwilligheid en wederkerigheid van de seksuele betrekkingen met de jongens. Enkele daders in dit patroon van pedoseksuele delinquentie toonden een strijdbare ideologische rechtvaardiging van hun seksuele omgang met jonge jongens, waarbij ze zich beriepen op noties van seksuele bevrijding zoals die in de jaren zeventig meer gangbaar waren.25 Deze persoonlijkheidskenmerken van veel daders van homoseksueel misbruik van jongens impliceren een geringe bereidheid van daders om hun gedrag te veranderen. Een van de daders uit dit netwerk, die al enkele keren eerder voor gelijksoortige delicten is veroordeeld, verklaart dat hij begrijpt dat hij door zijn seksuele gedrag in de problemen komt, maar dat hij zich ‘ziek noch schuldig voelt en moet berusten in zijn geaardheid’. Het sterke ik-eigene van de homoseksuele voorkeur voor jongens in de vroege puberteit vormt ongetwijfeld een verklaring van de eerder vermelde frequente recidive.

9.2.1 Vrienden en vriendjes in het jongensparadijs

Het planmatige en georganiseerde karakter van dit type pedoseksuele delin-quentie komt ook tot uiting in de realisering van een vaak complexe gelegenheidsstructuur. Centraal staat hierbij de creatie van een aantrekke-lijke pretparkachtige omgeving voor de slachtoffers, het permissieve ‘jongensparadijs’. Dit wordt geïllustreerd door het volgende fragment uit een casusbeschrijving van ‘kindervrienden’:

‘Enkele daders bleken elkaar al langer te kennen als vrijwilligers van “kinderland”, een vereniging die in de zomervakantie sport- en spelactiviteiten voor schoolkin-deren organiseert. Eén van de verdachten verklaart tegen de politie dat hij niet meer bij die vereniging werkt ‘omdat er geruchten werden verspreid dat ik een kinderverkrachter ben’.

In de oorspronkelijke zaak tegen W. gaat het om in totaal acht slachtoffers en

24 Bij strafbare homo- of heteroseksualiteit bestaat uiteraard ook werkelijk een vloeiende overgang tussen ‘seksueel misbruik’ en ‘relationele seksualiteit’. Zoals uitgedrukt door de bepalingen die met de wettelijke leeftijdsgrens van 12 jaar samenhangen, is niet zozeer de seksuele uiting als zodanig bepalend voor de strafbaarheid, maar de elementen van dwang en misleiding. In de gepresenteerde casusbeschrijving komen deze elementen duidelijk naar voren. De daders beroepen zich nochtans op het ‘normale’ en acceptabele van hun seksuele gedrag.

25 Twee daders uit het beschreven netwerk refereerden aan hun lidmaatschap van ‘Martijn’ (een ‘pedofielen-werkgroep’ van de NVSH in de jaren zeventig). Een andere dader beriep zich op zijn reclasseringscontact in die jaren, waarin hem zou zijn voorgehouden dat niet zijn seksuele gedrag, maar de intolerantie van de maatschappij het grootste probleem was.

105

drie medeverdachten. De jongens leggen bij de politie overeenkomstige verklarin-gen af. W. had in zijn huis een waar jonverklarin-gensparadijs ingericht. Overal konden spelletjes worden gespeeld, er waren verschillende tv’s, video’s en spelcomputers. Cola en chips waren er altijd in overvloed en naar believen beschikbaar. De oudere jongens waren wel geïnteresseerd in de seksfilms die in huis werden vertoond. Een 10-jarige verklaarde bij de politie dat hij eigenlijk liever een Ninja-film zag, die W. ook voorradig had.

Het seksuele misbruik van de jongens door W. en één of meerdere van zijn vrien-den vond plaats binnen deze (geperverteerde en antipedagogische) jeugd-soosachtige setting. Overigens geschiedde de sex niet alleen tussen de volwassenen en de jongens, maar ook wel tussen de jongens onderling.’

9.2.2 Het (semi-)commerciële netwerk

Homoseksuele betrekkingen met jongens in de context van het commerciële netwerk vertonen een aantal overeenkomsten met het bovengeschetste informele netwerk. Ook in dit geval wordt een aantrekkelijke omgeving gecreëerd, die de vrijwillige beschikbaarheid van de slachtoffers moet garan-deren. De jongens krijgen hiervoor naast seks en vertier ook geld aangebo-den als ze hun diensten ook zakelijk aan deraangebo-den willen bieaangebo-den. Het volgende fragment uit een casusbeschrijving illustreert de gang van zaken:

Het netwerkje van deeltijd-jongensprostituees wordt in stand gehouden doordat vriendjes van E. weer hun eigen vriendjes meebrengen. Zo beschrijft één van de jongens dat hij door zo’n vriendje werd meegenomen naar E.’s huis, waar ze konden computeren, hasj roken en waar ook een Duits meisje zou zijn met wie ze mochten neuken. Volgens het dossier betreft het een 17-jarig vriendinnetje van een Groningse coffeeshopuitbater. Zij zegt dat ze zich vrijwillig voor seks beschik-baar stelde.

Bij E. thuis was niet alleen gratis hasj en gratis seks beschikbaar, het nieuwe vriendje kreeg ook nog eens twee geeltjes (ƒ 50) van E. Vervolgens had E. hem verteld dat hij ƒ 75 kon verdienen ‘door een advocaat een beetje te trekken’. Ze gingen samen bij die klant langs, maar de jongen wilde niet met die klant, waarna ze zonder problemen weer weggingen. De jongen zegt later dat hij er allemaal niks aan vond, maar dat hij wel graag het geld wilde verdienen. Er was nooit sprake geweest van bedreigingen of mishandeling. Volgens deze getuige werden de jongens ook nooit gedwongen om dingen met klanten te doen die ze niet wilden.

Er zijn echter ook verschillen met het meer informele netwerk van de ‘kindervrienden’. Over het algemeen zijn de jongens in dit commerciële netwerk ouder dan bij de ‘kindervrienden’ het geval was. Ze worden minder onder valse voorwendsels gerekruteerd, er wordt meer geappelleerd aan hun eigen seksuele en financiële belangstelling. Er is geen sprake van een inbedding van een gemeenschappelijke woonbuurt van daders en

fers. E. woont in een appartement aan de rand van de grote stad. De jongens komen ‘overal’ vandaan. Anders dan de ‘kindervrienden’ kent E. geen van de ouders van de slachtoffers.

Grote verschillen bestaan vooral met betrekking tot het type daders dat bij deze casus is betrokken. Veel meer dan de daders in het informele netwerk hebben de klanten van E. een respectabele status en een goede positie in de maatschappij te beschermen. Uit de casusbeschrijving:

Huiszoekingen worden verricht bij verdachte contacten uit de kring van E. Daarbij o.a. een 52-jarige leraar. Deze verklaart tegen betaling seks te hebben gehad met verschillende jongens, die tegen hem hadden gezegd 16 jaar te zijn. Ook verder bevinden zich mannen van respectabele status en reputatie in de klantenkring van E., onder meer een advocaat, een fabrieksdirecteur en een leidinggevende medewerker van een bank. Enkele van deze cliënten verblijven enkele dagen in bewaring. De bankmedewerker wordt op verzoek van diens advocaat eerder uit bewaring ontslagen omdat hij naar een belangrijke conferentie in Amerika moet. Door de meer individuele en zakelijke context van de seksuele betrekkingen lopen deze daders in principe minder kans dat hun maatschappelijk afge-keurde gedrag uitkomt. Bovendien lijkt de kans groter dat justitie eerder consideratie zal hebben met de klanten in deze verzakelijkte vorm van ‘pedoseksuele delinquentie’. De organisator van de jongens-escortservice wordt zwaar bestraft. De klanten daarentegen lijken met de schrik vrij te komen.

9.3 Overige patronen van pedoseksuele delinquentie buiten de context

In document Pedoseksuele delinquentie (pagina 103-106)