• No results found

Enkele milieu- en persoonskenmerken van het slachtoffer

In document Pedoseksuele delinquentie (pagina 82-85)

Daders en slachtoffers van pedoseksuele delicten

7.2 Enkele milieu- en persoonskenmerken van het slachtoffer

De zaakdossiers van zwaar bestrafte plegers van pedoseksuele delicten geven doorgaans ook enkele kenmerken van de persoon van het slachtoffer. Allereerst stellen we vast dat ook bij pedoseksueel geweld slachtoffers in meerderheid van het vrouwelijk geslacht zijn. Rond 80% van de in de dossiers en 74% van de in de SRM genoemde slachtoffers waren meisjes. Dit is overigens een opvallend verschil met de slachtoffers van andere (niet-pedoseksuele) zedendelicten. Van hen is slechts 3% van het mannelijk geslacht.

Juridisch zeer relevant is het punt van de leeftijd van het slachtoffer. Zoals eerder besproken zijn zowel de strafbedreiging als de voorwaarden voor strafbaarheid direct verbonden aan leeftijdsgrenzen. Beneden de 12 jaar is zonder meer elke vorm van seksueel contact tussen een volwassene en het kind strafbaar. Tussen de 12 en 16 jaar gelden hiervoor bepaalde

voorwaarden (zie hoofdstuk 2). Stelregel kan zijn dat, andere kenmerken daargelaten, seksueel misbruik ernstiger is naarmate de leeftijd van het slachtoffer lager is.

Tabel 17: Leeftijdsverdeling van slachtoffers van pedoseksuele delinquentie

Leeftijd SRM (n = 171) Zaakdossiers (n = 67)

<7 jaar 28% 11%

7-11 jaar 42% 58%

12-16 jaar 30% 32%

Minder dan een derde van de slachtoffers behoort tot de categorie van jeugdigen in de vroege puberteitsjaren (12-16 jaar). Opmerkelijk genoeg vinden we in de categorie van zwaar bestrafte pedoseksuele delinquentie minder heel jonge slachtoffers (11%) dan in de SRM-steekproef. Een verkla-ring hiervoor is op grond van de beschikbare gegevens niet goed mogelijk. Gezien de veelvoorkomende incestueuze aard van pedoseksuele delinquen-tie in het dossierbestand van zware zaken is de sociaal-economische achter-grond van het slachtoffer deels identiek aan die van de dader. Bij ongeveer een derde van het aantal slachtoffers was sprake van aanwijzingen van gezinspathologie zoals eerder gedefinieerd. Uiteraard geldt ook hiervoor weer het gegeven van het identieke milieu van dader en slachtoffer bij incestueuze pedoseksuele delinquentie.

Er is al eerder op gewezen dat de aard en toedracht van pedoseksuele delin-quentie in sterke mate wordt bepaald door de reeds bestaande betrekkingen tussen dader en slachtoffer. De voor dit type delinquentie cruciale machts-en afhankelijkheidsverhoudingmachts-en tussmachts-en kind machts-en volwassmachts-ene makmachts-en deel uit

83

van deze relationele context. We zullen hier nader op ingaan bij de beschrij-ving van de toedracht van de zwaar bestrafte pedoseksuele delicten. Op dit moment wordt volstaan met een typering van de aard van de bekendheid van daders en slachtoffers in de SRM-steekproef.

Tabel 18: Aard van de relatie tussen dader en slachtoffer

Aard relatie SRM-steekproef (n = 642 delicten)

Ouder 26,0% Pleeg/stiefouder 9,5% Andere familie 24,0% Vrienden/kennissen 12,0% Medebewoner AZC 9,3% Buren 4,8% Oppas 4,1% Hulpverlener 1,0% Overig 9,3%

Veel verdachten worden verdacht van meerdere feiten. Van de verdachten van pedoseksuele delicten zijn in de SRM in totaal 642 zedendelicten genoteerd. In een grote meerderheid van de gevallen is de dader een bekende uit de eigen omgeving van het kind. In rond drie kwart van alle gevallen is de dader afkomstig uit de primaire (dagelijkse) gezins- en familieomgeving van het slachtoffer. Vaders en vaderfiguren vormen hierbij met rond 35% de grootste categorie.

In niet meer dan circa 10% van de gevallen is de dader een volstrekte vreemde voor het slachtoffer. We concluderen dat pedoseksuele delinquen-tie zich in overgrote meerderheid afspeelt binnen het (strikte) privé-domein van daders en slachtoffers. Het gaat dan per definitie om gevallen waarbij het seksuele misbruik wordt gepleegd binnen de context van bestaande (emotionele) machts- en afhankelijkheidsrelaties tussen de volwassen daders en de jeugdige slachtoffers.

7.3 Samenvatting van de onderzoeksresultaten

Nog sterker dan bij andersoortige delicten zijn plegers van pedoseksuele delicten vrijwel uitsluitend mannen. Gemiddeld zijn plegers van pedo-seksuele delinquentie ouder dan plegers van andersoortige delinquentie. Dit is waarschijnlijk vooral het gevolg van het relatief grote aantal

‘incestachtige’ gevallen bij eerstgenoemde type delinquentie. Het dossier-onderzoek van zwaar bestrafte pedoseksuele delinquentie bevestigt het beeld dat althans de ‘ernstiger’ vormen van pedoseksuele delinquentie niet een geïsoleerde gedragswijze in het leven van overigens ‘normaal’ functio-nerende personen zijn. Het verschijnsel is eerder te begrijpen als een

element binnen een context van problematische omstandigheden.

Op basis van de beschikbare (beperkte) dossiergegevens is geen eenduidige uitspraak te doen over de vraag of seksueel misbruik van kinderen meer voorkomt bij mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie. Er is immers ook informatie uit ander onderzoek naar bijvoorbeeld huiselijk geweld, die tot een meer genuanceerde conclusie zou kunnen leiden. De hypothese dat sociaal-economische status relevant is ter verklaring van pedoseksuele delinquentie, verdient beslist nader onderzoek. De vraag welke factoren samenhangen met pedoseksueel gedrag, of welke causale mechanismen pedoseksueel gedrag kunnen verklaren, en daarbinnen de vraag in hoeverre iemands sociaal-economische positie daarbij relevant is, vereist echter andersoortig en uitgebreider onderzoek dan in het kader van dit rapport mogelijk was.

Slachtoffers van pedoseksuele delicten zijn in meerderheid van zeer

jeugdige leeftijd (jonger dan 12 jaar). Van betekenis is de bevinding dat bijna 80% van de daders afkomstig is uit de dagelijkse omgeving van het slacht-offer. Slechts in 10% van de gevallen zijn dader en slachtoffer onbekenden van elkaar. In ruim een derde van de gevallen is een ouder (veelal de vader of de vaderfiguur) de dader.

In document Pedoseksuele delinquentie (pagina 82-85)