• No results found

patches Drooglegging** Drooglegging***

(l/s) (m + NAP) (m) (m) (m)

Droogste maandafvoer 4 8,40 0,05 0,67 0,80

Vaak voorkomende afvoer 130 8,48 0,08 0,52 0,76

Voorjaarsafvoer 260 8,54 0,14 0,46 0,69

Halve maatgevende afvoer 570 8,64 0,24 0,34 0,55

Maatgevende afvoer 1110 8,78 0,38 0,20 0,34

T = 10 1500 8,85 0,45 0,12 0,21

T = 25 1700 8,93 0,50 0,08 0,15

T=100 2000 9,02 0,61 0,02 0,07

*Ter plaatse van locatie 1 (patch 1) **Ter plaatse van locatie 2 (patch 5) ***Ter plaatse van locatie 3 (patch 10)

In Tabel 5-6 is te zien dat de waterdiepte niet voldoet aan de minimale eis van 50 centimeter (zelfde eis als bekkenvispassage, voortkomend uit ‘Handreiking ontwerpen vispassages Noord-Brabant). Er wordt pas voldaan aan deze eis ten tijde van een afvoersituatie T=25 en T=100. Ook is te zien dat de waterpeilen bovenstrooms, ter plaatse van locatie 1, sterk verhogen bij extreme afvoeren. Hier wordt niet voldaan aan de eis om een geringe waterpeilstijging te behouden bovenstrooms van het projectgebied.

Het laatste wat duidelijk wordt uit bovenstaande tabel is dat ter plaatse van patch 1, bij de samenkomst van de vispassage met de hoofdgeul bij Piusoord, het gebied vernat ten opzichte van het gebied rondom patch 12. Een uitgebreide onderbouwing van de modellering van het inbrengen van dood hout in de beek is weergegeven in het bijlagenboek (3).

Bij het inbrengen van dood hout dient gelet te worden op de zekerheid van de berekening van de opstuwing. Er zijn weinig resultaten van referentieprojecten bekend op de lange termijn (>10 jaar). Hierdoor bestaat er onzekerheid over de berekende opstuwing. Er zijn wel resultaten bekend van de korte termijn (<10 jaar), deze zijn veelbelovend. De uiteindelijke inrichting wordt in het werk bepaald. Hierdoor kan op voorhand niet alles met zekerheid vermeld worden.

In Tabel 5-7 is een primaire toetsing weergegeven van het inbrengen van dood hout in de beek aan de hand van de resultaten voortkomend uit sobek.

Tabel 5-7: Primaire toetsing dood hout in de beek

De primaire toetsing is verricht op hydrologische eisen. Uit deze toetsing blijkt dat het inbrengen van dood hout in de beek geen goede herinrichtingsmogelijkheid is binnen het projectgebied. In de Multicriteria analyse, paragraaf 5.5, wordt hier verder op ingegaan.

TOETSING RESULTAAT

Variatie in stroomsnelheden Voldoet niet Voldoende stroomsnelheid Voldoet niet

Variatie in diepten Voldoet niet

Voorontwerp variant 3: Hermeandering van de Oude Leij 5.4.

De derde variant is het hermeanderen van de Oude Leij. Door hermeandering krijgt de watergang meer ruimte. Het hermeanderen van de Oude Leij betekent dat het huidige traject gaat slingeren door het landschap. Deze aanpassing aan het traject zorgt ervoor dat de waterloop meer lengte krijgt, waarmee het peilverschil van de stuw Bredaseweg wordt opgevangen. De watergang krijgt bij hermeandering een zomerbed en een winterbed. Door de toevoeging van het winterbed ontstaat er een brede natuurzone.

In Figuur 5-5 is de huidige situatie van de Oude Leij weergegeven. Met hiernaast in deze figuur de hermeandering van de Oude Leij weergegeven. Bij de bomenrij, het begin van de meander, zit een grote meander die aansluit op het historische beeld van de Oude Leij. Het verdere verloop van de meander is meer compact. Met het inpassen van de meander ontstaat een natuurzone met een breedte van gemiddeld circa 100 meter. Deze natuurzone geldt als EVZ en sluit aan op de bovenliggende EVZ.

De meander heeft de mogelijkheid buiten de oevers te treden zonder dat dit gevolgen heeft voor de landbouw of het bebost gebied. De poel in de figuur is onderdeel van de EVZ. Over het gehele traject worden minimaal twee poelen met een oppervlakte van minimaal 150 m² aangelegd.

Hydraulische en hydrologische toetsing meander 5.4.1.

De dimensionering en het ontwerp van de meander zijn gedaan aan de hand van het stappenplan uit het ‘handboek geomorfologisch beekherstel’. Het volledige stappenplan is te vinden in het bijlagenboek (3).

Het ontwerp van de meander is getoetst op de effecten van de beekherstelmaatregelen op de hydrologie. Deze toetsing wordt gedaan door een hydraulisch model in Sobek in te voeren. Via het model is het ontwerp getoetst voor de verschillende afvoer situaties. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Tabel 5-8.

Tabel 5-8: Resultaten schematisatie Sobek meander

Type afvoer Debiet Stroomsnelheid in meander* (l/s) (m/s)

Droogste maandafvoer 4 0,05

Vaak voorkomende afvoer 130 0,12

Voorjaarsafvoer 260 0,22

Halve maatgevende afvoer 570 0,50

Maatgevende afvoer 1110 0,46

T = 10 1500 0,47

T = 25 1700 0,48

T=100 2000 0,50

* Ter plaatse van locatie 1

In Tabel 5-8 is te zien dat de stroomsnelheid in de meander hoog is ten tijde van de voorjaarsafvoer. Dit komt doordat er een klein zomerbed ontworpen is. Er wordt hier dan ook ruimschoots voldaan aan de minimale stroomsnelheid van 0,2 m/sec. Er wordt zelfs een gemiddelde snelheid behaald van 0,5 m/sec bij een maatgevende afvoer. Dit ligt aan de hoge kant voor sommige vissen. Maar door de dynamische inrichting ontstaan er luwten met lagere stroomsnelheden, waardoor deze vissen alsnog door de meander kunnen migreren en gebruiken als leefgebied.

Een onderbouwing van de modellering van de hermeandering is weergegeven in het bijlagenboek (3). Tabel 5-9: Resultaten schematisatie Sobek meander

Type afvoer Debiet Peil

bovenstrooms *

Waterdiepte

meander Drooglegging** Drooglegging***

(l/s) (m + NAP) (m) (m) (m)

Droogste maandafvoer 4 8,48 0,08 0,90 1,00

Vaak voorkomende afvoer 130 8,81 0,41 0,60 0,99

Voorjaarsafvoer 260 8,84 0,44 0,45 0,96

Halve maatgevende afvoer 570 8,88 0,48 0,30 0,92

Maatgevende afvoer 1110 8,94 0,54 0,20 0,86

T = 10 1500 8,97 0,57 0,18 0,83

T = 25 1700 8,99 0,59 0,15 0,81

T=100 2000 9,02 0,61 0,10 0,79

*Ter plaatse van locatie 1 **Ter plaatse van locatie 2 ***Ter plaatse van locatie 3

In Tabel 5-9 is te zien dat de waterdiepte niet voldoet aan de minimale eis van 50 centimeter. Er wordt pas voldaan aan deze eis ten tijde van een afvoersituatie van maatgevende afvoer. Ook is te zien dat de waterpeilen bovenstrooms, ter plaatse van de samenkomst van de vispassage en de hoofdgeul bij Piusoord, sterk verhogen bij extreme afvoeren. Hier wordt niet voldaan aan de eis om een geringe waterpeilstijging te behouden bovenstrooms van het projectgebied.

Tevens is te zien dat er niet volledig wordt voldaan aan de eisen van drooglegging. De eis is een drooglegging van 0,50 – 0,60cm bij een maatgevende afvoer. Aan de droogleggingseisen voor T=10, T=25 en T=100 wordt wel voldaan.

Een onderbouwing van de modellering van de huidige situatie is weergegeven in het bijlagenboek (3).

In Tabel 5-10 is een primaire toetsing weergegeven van de hermeandering aan de hand van de resultaten uit sobek.

Tabel 5-10: Primaire toetsing hermeandering

De primaire toetsing is verricht op hydrologische eisen. Uit deze toetsing blijkt dat de meander een goede herinrichtingsmogelijkheid kan zijn binnen het projectgebied. In de Multicriteria analyse, paragraaf 5.5, wordt hier verder op ingegaan.

TOETSING RESULTAAT

Variatie in stroomsnelheden Voldoet Voldoende stroomsnelheid Voldoet

Variatie in diepten Voldoet

Multicriteria analyse 5.5.

Uit de model- en handberekeningen zijn naar voren gekomen dat alle drie de varianten een mogelijke invulling kunnen geven aan de herinrichting van de Oude Leij. Om een onderbouwde keuze te maken is er een Multicriteria analyse (MCA) opgesteld. In deze MCA worden belangrijke criteria van iedere variant getoetst. Er zit echter nog verschil in het belang van deze criteria. Per criteria is er daarom een weging bepaald. De wegingen zijn bepaald aan de hand van de eisen, de doelen en het streefbeeld voor de herinrichting van de Oude Leij, voor een onderbouwing hiervan, zie bijlagenboek (3).

Tabel 5-11: Multicriteria Analyse

Criteria Weging Bekkenvispassage Hout in de beek Meander

score score x weging score Score x weging score Score x weging

Kosten 2 4 8 4 8 1 2

Eisen doelsoorten 4 3 12 3 12 5 20

Invulling van de functies 3 3 9 3 9 4 12

Natuurwaarden 4 2 8 3 12 5 20

Hydrologie 3 3 9 1 3 3 9

Inpassing in het gebied 1 3 3 3 3 4 4

Beheer en Onderhoud 3 4 12 3 9 2 6

Totalen: 22 61 21 56 25 73

In Tabel 5-11 is de MCA weergegeven die is uitgevoerd op de drie varianten. Uit de MCA komt naar voren dat het hermeanderen van het traject de meest geschikte oplossing is. Het belang van goede ecologische omstandigheden is groot. Door het aanleggen van een meander wordt er een groot gebied leefbaar voor de verschillende doelsoorten. Dit gebied kan worden gebruikt om te migreren, om te foerageren, om te paaien en als leefgebied.

De kosten voor het aanleggen van een meander liggen aanzienlijk hoger dan de aanleg van de andere varianten. De voornaamste oorzaak hiervan is dat er meer grond moet worden aangekocht. Door het verlengen van het traject en de bredere EVZ scoort de meander ook minder goed op het beheer en onderhoud. Het onderhoud neemt meer tijd in beslag en er moet worden gemonitord of de meander binnen de grenzen van het winterbed blijft.

Het aanbrengen van de meander heeft de grootste toegevoegde waarde voor de doelsoorten, zowel in de watergang als in de EVZ. De functies die aan de Oude Leij zijn verbonden worden door de meander het beste ingevuld en ook voor de natuurwaarden van het gebied is de meander de meest geschikte oplossing. Voor de uitvoering van de herinrichting van de Oude Leij dienen er gronden verworven te worden. Door hier een grotere investering te doen zullen de resultaten van de herinrichting aanzienlijk beter zijn.

Als conclusie uit de Multicriteria analyse kan worden gesteld dat het aanleggen van de meander de meest geschikte oplossing is, waarbij er kritisch gekeken dient te worden naar een optimale invulling met betrekking tot ruimtegebruik. Daar waar de meander het slechtst scoort op de kosten is ook de meeste verbetering mogelijk.

Herinrichtingsontwerp

6.

De focus voor dit projectgebied ligt op maatregelen voor beekherstel, vismigratie en een ecologische verbindingszone. De eisen voor de watergang volgen uit de KRW. De watergang Oude Leij is gecategoriseerd als zijnde een type R4 waterloop, langzaam stromende bovenloop op zand.

Uit de voorontwerpen is gebleken dat de toepassing van een meander met aansluitende ecologische verbindingszone het beste kan worden toegepast in het projectgebied. Deze variant is globaal uitgewerkt in het voorontwerp. Voor het herinrichtingsontwerp is een optimalisatie gemaakt van dit voorontwerp. Deze optimalisatie heeft vooral betrekking op het ruimtegebruik en wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt. Er wordt gekeken naar het ontwerp van de watergang, het ontwerp van de ecologische verbindingszone, recreatie, grondbalans, kosten en beheer en onderhoud. Als eerste wordt er een impressie van het herinrichtingsontwerp gegeven.

Impressie 6.1.

Na het voorontwerp is er kritisch gekeken naar het ruimtegebruik van de meander en hieruit komt naar voren dat de meander met aanzienlijk minder grond alsnog gerealiseerd kan worden. Uitgangspunten hierbij zijn:

• De breedte van het winterbed dient minimaal een breedte van 29 meter te hebben

• Aan de bos zijde dient een obstakelvrije zone van minimaal 4 meter aanwezig te zijn, ten behoeve van het onderhoudspad

• De EVZ dient een gemiddelde breedte van minimaal 25 meter te hebben aan de zijde van de landbouw • Het talud naast de obstakelvrije zone aan de bos zijde mag minimaal 1:3 bedragen

Uit de modellering komt naar voren dat de beschikbare zone hierdoor gemiddeld 55 - 60 meter dient te bedragen. In het voorontwerp was dit nog gemiddeld 95 - 100 meter. In Figuur 6-1 is een impressie van beide meanders gegeven.

Figuur 6-1: (links) Hermeandering uit voorontwerp, (rechts) Hermeandering met een optimale invulling van de ruimte

Impressie hermeandering vanaf de Bredaseweg

Door het hermeanderen van de Oude Leij wordt het waterstandsverschil van stuw Bredaseweg opgevangen. In Figuur 6-2 is een weergave te zien vanaf de Bredaseweg van de meander. De watergang stroomt in de figuur door het zomerbed, waarbij deze kan uitstromen in het donkergroene winterbed. Het winterbed voldoet aan het uitgangspunt en heeft een breedte van 29 meter. Het zomerbed meandert over het gehele traject door het winterbed.

Figuur 6-2: Overzicht van het profiel van de hermeandering van de Oude Leij

Aan de rechterzijde is een poel te zien. Deze poel is onderdeel van de EVZ. Over het gehele traject komen drie poelen met een gemiddeld oppervlak van 400 - 500m².

Stuw Bredaseweg

Op de huidige locatie van stuw Bredaseweg komt een akoestisch debietmeetpunt. Het verdwijnen van de meetstuw betekent hiermee niet het verdwijnen van de mogelijkheid tot monitoring. De inrichting van het akoestische debietmeetpunt is in dit rapport niet meegenomen. In Figuur 6-3 is de huidige stuw te zien, met hiernaast een afbeelding na verwijdering van de stuw.

Duiker onder de Bredaseweg

Een van de doelen van de herinrichting van de Oude Leij is dat meer doorvlieghoogte wordt bereikt in de duiker, die onder de Bredaseweg doorloopt. Om dit te bereiken wordt de stuw in eerste instantie verplaatst naar bovenstrooms van de Bredaseweg om daarna te worden vervangen door de hermeandering. Een impressie hiervan is gegeven in Figuur 6-4.

Figuur 6-4: (Links) Bredaseweg voor de hermeandering, (rechts) Bredaseweg na de hermeandering Impressie hermeandering vanaf stuw Piusoord

Op historische kaarten is te zien dat in de Oude Leij, ter hoogte van de tegenwoordige bomenrij grenzend aan de golfbaan, een kleine meander zat. Door bij de herinrichting de grootste meander bovenstrooms te plaatsen wordt dit beeld deels teruggebracht. In Figuur 6-5 is een impressie gegeven van de hermeandering gezien vanuit stuw Piusoord. De poel die zich onder in de afbeelding begeeft sluit aan op de EVZ van de herinrichting. Op een afstand van 250 meter bevindt zich een volgende poel, wat er voor zorgt dat de maximale migratie afstand van de Boomkikker van 400 meter niet wordt overschreden.

Figuur 6-5: Impressie hermeandering gezien vanuit stuw Piusoord In bijlage 6 staat de overzichtstekening weergegeven.

Terugkoppeling voorontwerp 6.2.

In de voorgaande paragraaf is te zien hoe het projectgebied eruit komt te zien aan de hand van dit herinrichtingsontwerp. Deze impressie is gebaseerd op de dimensionering die in de rest van dit hoofdstuk wordt toegelicht.

In het voorontwerp, zie bijlagenboek (3), is gekeken naar de mogelijkheid tot meandering voor de watergang in het projectgebied. Deze mogelijkheid is aanwezig. Dit is dan ook het startpunt van de toelichting van het herinrichtingsontwerp.

Terugkoppeling ligging 6.2.1.

De vorm van meanderen in het voorontwerp is gebaseerd op de historische loop van de Oude Leij. Deze meandert op verschillende locaties op deze manier, waar de omstandigheden vergelijkbaar zijn aan die van het projectgebied, zie bijlagenboek (3).

Het ruimtegebruik wat gereserveerd dient te worden bij het ontwerp van de meander uit het voorontwerp beslaat een gebied van lengte x breedte = 850m x 100m = 8,5ha. In dit voorontwerp is veel ruimte gegeven aan een natuurlijke inrichting. Het is echter nodig om een ontwerp te maken wat op alle vlakken het beste scoort. Het ontwerp van de meander uit het voorontwerp scoort laag op het criterium kosten, zie Multicriteria analyse (paragraaf 5.5), maar hoog op het criterium natuurwaarden. In het definitieve herinrichtingsontwerp is hier een optimalisatie in gezocht.

Terugkoppeling voorontwerp verdroging en vernatting 6.2.2.

Om een optimalisatie in het herinrichtingsontwerp te kunnen maken, zijn de effecten van de meander in het voorontwerp geanalyseerd. Hierbij is gekeken naar de vernatting en verdroging op de drie eerder bepaalde locaties in het gebied, zie Figuur 5-1: Weergave locaties. De conclusie van deze analyse wordt meegenomen om het herinrichtingsontwerp te optimaliseren.

De resultaten van de analyse van de effecten van de meander uit het voorontwerp staan weergegeven in Tabel 6-1.

Tabel 6-1: Resultaten analyse meander voorontwerp

Locatie Afvoer Afvoer

Waterstand huidige situatie* Waterstand meander voorontwerp Droog- legging** Verdroging/ Vernatting

(nr) (naam) (l/sec) (m + NAP) (m + NAP) (m) (cm)

1

Zomer afvoer 4 8,40 8,25 1,15 Verdroging = 15

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 8,60 0,80 Vernatting = 30

Voorjaarsafvoer 260 8,30 8,70 0,70 Vernatting = 40

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 8,80 0,60 Vernatting = 50

2

Zomer afvoer 4 8,40 8,30 0,60 Verdroging = 10

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 8,50 0,40 Vernatting = 20

Voorjaarsafvoer 260 8,30 8,60 0,30 Vernatting = 30

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 8, 70 0,20 Vernatting = 40

3

Zomer afvoer 4 8,40 7,30 1,60 Verdroging = 110

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 7,50 1,40 Verdroging = 80

Voorjaarsafvoer 260 8,30 7,60 1,30 Verdroging = 70

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 7,70 1,20 Verdroging = 60

*In de huidige situatie wordt uitgegaan van een vast zomerpeil van NAP + 8,40 meter **Ter plaatse van locatie 3

Uit Tabel 6-1 kan worden geconcludeerd dat het ontwerp van de meander in het voorontwerp het projectgebied te veel vernat (gebied 1 en 2) of verdroogt (gebied 3), ten opzichte van de huidige situatie. Dit heeft voor de landbouw negatieve gevolgen. Hiervoor dient een optimalisatie gemaakt te worden per gebied. Deze optimalisatie houdt in dat in gebied 1 en 2 de waterbodem verhoogd dient te worden en in gebied 3 de waterbodem verlaagd dient te worden.

Dimensionering 6.3.

In de voorgaande paragraaf zijn de verbeterpunten uit het voorontwerp benoemd. Deze verbeterpunten worden meegenomen in de dimensionering van het definitieve herinrichtingsontwerp.

Ligging van de watergang 6.3.1.

De watergang wordt binnen het projectgebied verlengd ten opzichte van de huidige ligging. Uitgangspunt hierbij is dat het omliggende gebied niet te nat of te droog mag worden. Bij dit soort kleine watergangen met een gering debiet, wordt er gestreefd naar een meanderfactor van 1,210. De meanderfactor geeft de verhouding weer tussen de totale golflengte van de meander en de totale dallengte.

De totale beschikbare dallengte voor meandering bedraagt 850 meter. Dit houdt in dat er gestreefd moet worden naar een meander met een totale golflengte van 1020 meter. Dit betekent dat, bij het te overbruggen waterstandsverschil van 0,80 meter, een gemiddeld verhang van 0,78 meter per kilometer moet zijn. Dit verhang wordt verder geoptimaliseerd in sub paragraaf 6.3.2.

Een van de eisen voor de inrichting van het projectgebied is dat een onderhoudspad naast de watergang moet komen met een minimale breedte van 4 meter11. Het onderhoud wordt gepleegd door een onderhoudsvoertuig. De maximale reikwijdte van een onderhoudsvoertuig is 9 meter.

Figuur 6-6 geeft een verklaring van de bovengenoemde begrippen.

Figuur 6-6: Verklaring begrippen meander

Om te controleren of de aanpak van het ontwerp met betrekking tot de ligging van de meander goed is uitgevoerd, is er een handberekening gemaakt. Deze is weergegeven in bijlage 4.1.

Verdroging en vernatting in het gebied 6.3.2.

Zoals besproken in paragraaf 6.3.1 wordt er een optimalisatie voor de hoogteligging van de nieuwe watergang gemaakt. De verhangen zijn gebaseerd op de verdroging en vernatting in het gebied, in samenhang met de hoogteligging van het omliggende gebied. Naar aanleiding van Tabel 6-1 en de hoogteligging van het omringende gebied, is het tracé opgedeeld in drie gebieden. Deze gebieden staan in Figuur 6-7 weergegeven.

10

Verdonschot, P (2013). Beekdalbreed hermeanderen. Amersfoort: Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer

11

Figuur 6-7: Weergave gebieden met verschillend verhang

De drie gebieden waar een ander verhang wordt toegepast zijn:

1) Bovenstrooms in het projectgebied, ter plaatse van de samenkomst van vispassage en hoofdgeul benedenstrooms stuw Piusoord (lengte traject 225 meter; maaiveld NAP +9,40m).

2) In het midden van het projectgebied, ter plaatse van scheiding landbouw percelen (lengte traject 125 meter; maaiveld NAP +8,90m).

3) Benedenstrooms in het projectgebied, ter plaatse van de Bredaseweg (lengte traject 500 meter; maaiveld NAP +8,90 m).

De verhangen die zijn toegepast in het projectgebied staan in Tabel 6-2 weergegeven. Tabel 6-2: Verhang drie gebieden

Gebied Verloop maaiveld Verhang*

(nr) (m + NAP) (m/m)

1 8,50 - 8,00 1,4*10-3

2 8,00 - 7,80 1,0*10-3

3 7,80 - 7,10 1,67*10-3

*Eis gemiddeld verhang over tracé is <1m/km12

In bijlage 6 is een lengteprofiel van de meander te zien. Bovenstaande verhangen zijn toegepast in de berekening van Sobek. De resultaten hiervan staan weergegeven in Tabel 6-3.

12

Tabel 6-3: Resultaten analyse toepassing verschillende verhangen

Gebied Afvoer Afvoer Waterstand

huidige situatie

Waterstand meander

Voldoet aan wens natter/droger

(nr) (naam) (l/sec) (m + NAP) (m + NAP) (cm)

1

Droogste maandafvoer (zomer) 4 8,40 8,45 Ja

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 8,75 Ja

Voorjaarsafvoer 260 8,30 8,90 Ja

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 9,10 ja

2

Droogste maandafvoer (zomer) 4 8,40 7,95 nee

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 8,30 ja

Voorjaarsafvoer 260 8,30 8,45 ja

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 8,60 ja

3

Droogste maandafvoer (zomer) 4 8,40 7,50 ja

Vaak voorkomende afvoer 130 8,30 7,52 ja

Voorjaarsafvoer 260 8,30 7,56 ja

Maatgevende afvoer T=1 1110 8,30 7,89 ja

Dwarsprofielen 6.3.3.

Naast het verhang heeft er een optimalisatie plaatsgevonden in het dwarsprofiel. Dit is gedaan om te voldoen aan de eis om water in het gebied vast te houden en de juiste stroomsnelheden voor de vissen te kunnen waarborgen. De nieuwe watergang bestaat uit een zomerbed dat meandert in een winterbed. Het nieuwe dwarsprofiel heeft de vorm van een zogeheten twee fasen profiel. In Figuur 6-8 wordt de principeschets van het nieuwe dwarsprofiel weergegeven.

Figuur 6-8: Principe schets dwarsprofiel gebied 1

Voor de bepaling van de profielen en de gewenste hoogten is gebruik gemaakt van de gegevens uit de