• No results found

Een partij als de PvdA kan niet om het disfunctioneren van

In document Uruzgan en het provincialisme (pagina 48-51)

achterhaalde uitvoeringsvormen

heen

51 hiërarchische staat, een groeiende behoefte is

aan interactieve transacties met professionals, marktpartijen en burgers in de afstemming van het publieke beleidsaanbod op de vraag naar voorzieningen, maar dan wel zonder vrijblij-vendheid. Behoefte aan samenwerking op basis van wederkerigheid, binding en rekenschap, waarin waarde-oriëntaties op een consistente lijn worden gebracht doordat iedereen het ach-terste van zijn tong moet laten zien, op straffe van uitsluiting.

Transactiestaat en missiegebonden onderne-ming steunen op het inzicht dat gedrag wordt bepaald door de wisselwerking tussen kaders en omgevingsfactoren met de intrinsieke mo-tivaties van actoren in hun verschillende rollen en waardeoriëntaties (Wolfson 2005, 0-5). De eindverantwoordelijkheid voor de regie van die wisselwerking ligt bij de politiek, dat is de centrale spelregel van de democratische rechts-staat. Daarbij staat de politiek voor drie keuzes. Ten eerste om uit te maken in welke gevallen de markt of het middenveld de gewenste vorm en toegankelijkheid van voorzieningen niet kun-nen borgen. Dat is de vraag naar het repertoire van de overheid, het programma waarmee poli-tieke partijen zich min of meer verschillend

pro-fileren. Ten tweede de vormgeving, vraag naar de uitvoering ¬ waar politici nu veel te weinig belangstelling voor hebben. En tenslotte het antwoord op de vraag naar rolverdeling en regie, waarbij politici hun kaarten te dicht bij de borst houden.

Regievoering is, net als politiek, niet voor bange mensen, want bij regievoering moet je durven inzetten op transparantie en op een vorm van maatschappelijk ondernemen die alle participanten aan bod laat komen, in het soortelijk gewicht van hun rol. Zo bedrijf je bestuurlijke vernieuwing, want zo kom je aan machtsposities in een gevestigde orde waarin de grootste schreeuwer meestal zijn zin krijgt. Doorpakken is hachelijk: er valt niet veel eer mee te behalen. Zolang de structuur van de uitvoering niet dwingt tot het afleggen van rekenschap, kiest men er liever voor wat te bab-belen over hervormingen van het kiesstelsel die er toch niet komen en er niet echt toe doen. Een partij als de PvdA, die grote ambities heeft met de rol van de overheid, kan niet om het disfunc-tioneren van achterhaalde uitvoeringsvormen heen. Die keuze heeft zij nog niet gemaakt, even-min als de andere partijen. Steek die dan eens de loef af, dan heb je een programma.

Noten

1 Visitatie zal als regel alleen bruikbaar zijn bij professionele taakorganisaties, waaronder missiegebonden ondernemin-gen, die zich kunnen permitte-ren om ‘best practice’ uit te wis-selen zonder dat hun continuï-teit in gevaar komt. Ingeval van publiek-private samenwerking zullen concurrentiegevoelige commerciële ondernemingen doorgaans minder genegen zijn inzicht te geven in het geheim van de smid. Dan zullen zij op projectbasis gecontracteerd moeten worden, met een meer gespecificeerde omschrijving

vooraf van prestaties en contra-prestaties.

2 Het schrikbeeld is de conces-sie voor het hoofdnet van de spoorwegen, waarin zoveel geregeld moet worden dat het bid-boek ‘wel enige vrachtauto’s zou vullen’, aldus is vanwege v&w meegedeeld in een overleg met de Eerste Kamer over de Concessiewet personenvervoer. Een voor complexe situaties en doelstellingen volstrekt onwerkbaar instrument, omdat alle eventualiteiten zich ook bij uitvoerige regelgeving nog niet laten vangen. Beperking tot een managementconcessie in de context van een

missiege-bonden onderneming lijkt hier meer op zijn plaats.

 Zo’n missie kan de punten operationaliseren die De Ru c.s. (2005) opsommen voor de juridische vormgeving van maatschappelijke ondernemin-gen, met dien verstande dat die in transacties tussen betrokken partijen worden voorbereid en/of afgehandeld, als bij de al genoemde Wet verbetering poortwachter.

4 Grote (lucht)havens, bijvoor-beeld, hebben weer andere problemen. Die zijn sterk af-hankelijk van het vertrouwen van buitenlandse partijen die minder bekend zijn met onze

52

bestuurscultuur, en dan valt ¬ ter geruststelling ¬ te denken aan een commissaris algemeen belang zonder stemrecht. Bij spanningen met de overheid, bij voorbeeld als gevolg van veranderende omstandigheden, kan die dan ‘dubbelen’ als goed

ingevoerde voorzitter van een arbitragecommissie (naar ana-logie van de vroegere ‘Konink-lijk commissaris’ bij De Neder-landsche Bank, die onder de Bankwet van vóór de Europese Centrale Bank ook ‘dubbelde’ als voorzitter van de Bankraad,

een raad met een ‘sluimerende’ arbitragefunctie). 5 Van Thijn (2002, 14-16; de publieke onderneming). 6 De Ru c.s. (2005; de maatschap­ pelijke onderneming). Literatuur

Commissie Van Thijn , Grenzen

aan de markt. Privatisering en de hervorming van de publieke sector.

Amsterdam, wbs. Grand, J. Le, 200, Motivation,

Agency and Public Policy, Oxford

University Press.

Havenbedrijf Rotterdam, 2006,

Klant in beeld, land in zicht.

Hirschman, A.O., 10, Exit, Voice

and Loyalty. Cambridge, Harvard

University Press.

rmo (Raad voor de Maatschap-pelijke Ontwikkeling, 200).

Bevrijdende Kaders.

Ru, H.J. de c.s. , 2005, De maatschap­

pelijke onderneming, Utrecht,

Boom Juridische uitgevers. Tweede Kamer, 200-2004, 2 2,

nr. 14, Rechtsstaat en rechtsorde.

Wolfson, D.J., 2006, ‘Oud en nieuw in het toezicht op woningcor-poraties’, Tijdschrift voor de Volks­

huisvesting, 12, 11-15.

Wolfson, D.J., 2005, Transactie als

bestuurlijke vernieuwing,

wrr-Verkenning nr. , Amsterdam Universtity Press,

Wolfson, D.J., 200, ‘Rechtsbescher-ming in de transactiestaat’, Neder­

5

Over de auteur Frans Kerstholt is socioloog aan de

Universiteit van Tilburg

Noten zie pagina 57

Parallel aan het debat over de omvang, vorm en houdbaarheid van de Nederlandse verzorgings-staat loopt een debat over de sociaal-politieke verschillen tussen de Verenigde Staten en West-Europa. De debatten staan grotendeels los van elkaar1. In Nederland overheerst mijns inziens een bewonderende houding tegenover de pres-taties van de Verenigde Staten, ook op sociaal-economisch vlak. Die bewondering berust zowel op culturele affiniteiten als op waardering voor de mobiliteit, productiviteit en het innovatief vermogen van de vs.

Die bewondering voor de Verenigde Staten heeft zijn effect op de richting die de Europese sociale politiek is ingeslagen. Voor wie zich zor-gen maakt over deze ontwikkeling is de vraag van belang in welke mate deze denkbeelden

steun vinden in degelijk wetenschappelijk on-derzoek. In dat kader zal ik Fighting Poverty in the

us and Europe (2004) van de Harvard-economen

Alberto Alesina en Edward Glaeser en het mo-numentale Growing Public (2004) van de econo-misch historicus Peter Lindert bespreken, twee recente Amerikaanse publicaties die uiterst rele-vant zijn voor de aangeduide problematiek. Op basis van die bevindingen kom ik tot conclusies die van belang kunnen zijn voor de appreciatie van de Nederlandse situatie.

u

De vergelijking met Europa

Alesina en Glaeser laten op basis van pertinente historische en econometrische analyse zien dat Amerika in het verleden een aantal instituti-onele en culturele kenmerken gekregen heeft die veranderingen al gedurende langere tijd effectief blokkeren. Uit vergelijkend historisch en econometrisch onderzoek blijkt dat Amerika

In document Uruzgan en het provincialisme (pagina 48-51)