• No results found

arnold jonk

In document Uruzgan en het provincialisme (pagina 56-59)

Over de auteur Arnold Jonk is lid van het bestuur van

de Partij van de Arbeid en mede-auteur van ‘Niet Nix, ideeën voor de PvdA’ (1996)

Eind januari 16 interviewde ik André van der Louw, samen met collega Niet-Nixer Folkert Buis. We werkten aan het boek Hier: de Partij van

de Arbeid!, dat ter gelegenheid van het vijftigjarig

bestaan van de PvdA zou verschijnen. Van der Louw was voorzitter van de nos en we rekenden op weinig tijd, als het gesprek al door zou gaan. De nos was in onderhandeling met de knvb en dreigde de voetbalrechten te verliezen. Dat was een publiek geheim en zou een maand later ook gebeuren; Sport was een feit.

Maar Van der Louw had wel tijd, en veel ook. Hij zat klaar met stapels plakboeken, tabellen van verkiezingsuitslagen en zijn pijp. Als hij sprak, leunde hij achterover. De as die op zijn hemd viel probeerde hij achteloos weg te vegen. Dat lukte niet. Hij maakte een melancholieke indruk, van iemand die terugverlangt naar de jaren waarin hij op zijn hoogtepunt was. Zoals hij het in De

razendsnelle opmars van Nieuw Links beschrijft:

‘Vraag veel Nieuw Linksers van toen naar hun herinneringen en zij zullen beamen, dat hun leukste politieke tijd de periode van de late zesti-ger jaren en vroege zeventizesti-ger jaren was.’

De razendsnelle opmars is Van der Louw’s laatste boek. Hij wilde beschrijven hoe het toch kon dat Nieuw Links in zo’n korte tijd ¬ feite-lijk drie jaar ¬ zo’n sterke positie in de PvdA kon veroveren. Maar vooral, zo krijgt de lezer de indruk, wilde hij aan het eind van zijn leven die jaren gedetailleerd opnieuw ervaren. Het is ontroerend met wat voor warmte Van der Louw over zijn kameraden van Nieuw Links schrijft. Over hun families, hun nukken en hun succes-sen. Jan Nagel, Hans van den Doel, Ger Klein, Han Lammers, allemaal worden ze met mildheid en liefde beschreven ¬ zonder dat het senti-menteel wordt.

Duidelijk wordt wel dat vriendschap een van Van der Louw’s sterkste drijfveren in zijn poli-tieke werk is geweest. Feitelijk tilt hij die zelfs naar een programmatisch niveau, als hij stelt dat van de drie kernwaarden van de Franse revolutie broederschap voor de sociaal-democratie de be-langrijkste is. En dan zegt: ‘Wat sociaal-democra-tie zo’n moeilijk ideologie maakt is dat broeder-schap het belangrijkst is, maar tegelijkertijd heel moeilijk door een overheid te organiseren.’ Heel fraai.

De razendsnelle opmars is in een interes-sante vorm gegoten. De gebeurtenissen rond Nieuw Links worden chronologisch vanuit

Gedreven en verzoenend

De razendsnelle opmars van Nieuw Links

André van der Louw, Uitgeverij Conserve, Schoorl 2006

5 Van der Louw’s perspectief beschreven, af en

toe onderbroken door hoofdstukjes waarin de gebeurtenissen in de wijde buitenwereld aan de orde worden gesteld. Aan het eind volgen enkele concluderende gedachten en biografieën van hoofdrolspelers.

Die opzet geeft de opkomst van Nieuw Links iets onvermijdelijks. Als in de hele wereld de revolutie rondwaart, dan is die in de PvdA na-tuurlijk niet te stoppen. Daarmee is de onstuit-baarheid van de opkomst van Nieuw Links wel verklaard, maar nog niet gerealiseerd. Van der Louw beschrijft fraai hoe taai instituties als de PvdA kunnen zijn. En zeker de toenmalige rode familie. Want hoe democratiseer je een partij als de voorzitter van de vara, je werkgever, in het parlement voor die partij zit? En de voorzit-ter van de vakbond ook, en de meerderheid van het partijbestuur trouwens ook. Dan kan het gebeuren dat bij de vara een dienstbevel uitge-vaardigd wordt waarin staat dat tijdens uitzen-dingen over een van de strijdpunten van Nieuw Links niet meer gesproken mag worden. Het bevel hield overigens geen stand. En misschien, zo noteert Van der Louw terecht, geloofde de voorzitter van de vara eigenlijk niet meer in de mogelijkheid Nieuw Links af te stop-pen. Hij had Jan Nagel, Van der Louw en anderen ook gewoon kunnen ontslaan als het hem ernst was geweest. Je voelt, het boek lezende, dat de leidende figuren van de Rode familie op tijd in-zagen dat de tijdgeest niet te keren was ¬ hoog-uit hoog-uit te stellen en in hun voordeel bij te buigen. De enige echte tegenbeweging in de partij, rond professor Arnold Heertje en de familie Drees, kreeg nooit voet aan de grond.

u

Lessen

De trage machinaties die Van der Louw be-schrijft hebben veel van hun urgentie en zeg-gingskracht verloren. Wie welk interview nu precies waarom verkeerd interpreteerde, het is allemaal niet zo interessant meer. De razendsnelle

opmars van Nieuw Links moet het daarom vooral

hebben van de blik die het werpt op de figuur

van Van der Louw zelf. Waarom kwam nu net hij uit de kringen van Nieuw Links bovendrijven? Op die manier gelezen, hebben we te maken met een praktisch handboek Machiavellisme. Les één: Van der Louw was vrijwel nooit in-zet van de conflicten die hij beschrijft. Nieuw Linksers als Van den Doel, Ger Klein en Van Dam hadden ruzie met partijvoorzitter Tans, Den Uyl, of anderen. Ze schreven boze stukken met dreigende taal. En Van der Louw loste het op. Als gematigde stem in een radicaal gezelschap kan het dan snel gaan. Zeker als je, zoals Van der Louw, ontzettend goed bent in het oplossen van conflicten. Of in het uitzitten daarvan. Van der Louw hield er niet van persoonlijk aanstichter of middelpunt van een conflict te zijn. Een ver-keerd gevallen oproep aan het congres zit hem langs dwars en levert pagina’s aan excuses op. Hetzelfde gebeurt later in zijn leven. Zijn onhandige poging om in 11 de PvdA nog eens bij te staan in de maanden van de wao-crisis, die werd uitgelegd als een couppoging en dat voor hem ongetwijfeld niet was, heeft hij in drie verschillende boeken recht proberen te zetten. Van der Louw was iemand van het constructieve overleg, van loyaliteit en met elkaar vooruitgang boeken. Daar hoort enige wendbaarheid bij, dat is les twee.

In het structurerende conflict tussen de PvdA en Nieuw Links was de vraag of Nieuw Links een partij in een partij was of ging worden. Dat zou-den Tans en Den Uyl niet hebben geaccepteerd. Het resulteerde in een gegoochel met organisa-tievormen, adviezen in plaats van standpunten, regionale overleggen en opgeheven maar stie-kem doordraaiende aansturingsmechanismen. De inventiviteit van Van der Louw was hierin onmiskenbaar. Omringd door scherpslijpers en hardliners, is het heel wel mogelijk dat zonder Van der Louw Nieuw Links het in de PvdA niet gered zou hebben en zou zijn ‘uitgebroken’. Iedere vernieuwingsbeweging heeft een verzoe-ner nodig.

En dan nog twee lessen. Nieuw Links begon toen het slecht ging met de partij. Het echec van regeringsdeelname was niet verwerkt. Een

60

turbulente wereld, een verstoorde relatie met andere politieke partijen. Politieke partijen zijn machtsgericht en vatbaar voor ideeën als het slecht gaat, dat is les drie. En voor we het verge-ten: een week na de Nieuw Links-triomfen op het congres van 16, toen het moeilijke werk gedaan was, stortte Van der Louw in. Hij bleef maanden verdoofd in bed leggen. Les vier: de macht veroveren is heel hard werken. De PvdA loopt iedere paar jaar vast in de bestuurspraktijk en op mensen die hun posi-ties niet willen prijsgeven. Regelmatig vatten nieuwe clubjes twintigers en dertigers de

ver-nieuwing van de PvdA aan. Waterland en Lux-Voor zijn nu bezig. Niet Nix deed dat tien jaar terug. Vier jaar geleden was er Sambal, er is altijd wel wat. Bijna elke vernieuwingsgroep sterft in schoonheid of eigendunk. Het ontbreekt aan ideeën, bindende figureren, momentum of uit-houdingsvermogen.

Wie de PvdA wil vernieuwen moet eerst het boek van Van der Louw lezen. Wie er dan nog steeds zin in heeft, die kan aan de lange mars be-ginnen. En ondertussen de mooiste tijd van zijn of haar leven hebben.

61

Over de auteur Ralph Pans is directievoorzitter van de

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Noot zie pagina 62

Wouter Bos ruimt in zijn boek Dit land kan zoveel

beter een belangrijke plaats in voor het thema

leiderschap. In zijn visie snakt ons land naar bindend leiderschap. Hij ziet Marco van Basten daarbij als rolmodel. Andere politici en bestuur-ders denken en schrijven over hetzelfde thema. In de Verenigde Staten politici als Bill Clinton en Rudolph Giuliani, en in eigen land de Maas-trichtse burgemeester Gerd Leers1.

Wie zich al langere tijd met het onderwerp

bezig houdt, is oud-minister en wrr-raadslid Pieter Winsemius. In Je gaat het pas zien als je het

doorhebt (2004) beschrijft hij de eisen waaraan

een succesvol leider moet voldoen. Hij doet dit aan de hand van de inzichten van Johan Cruijff over het verschil tussen goede en slechte voet-ballers, tussen zestien goede spelers en een goed team, tussen een goede en een slechte coach. En onlangs publiceerde hij, samen met Miranda Hoogendoorn Waar halen ze het vandaan?. In dit boek komen 4 kopstukken uit bedrijfsleven, politiek en overheid, sport, cultuur en media aan het woord over de drie of vier mensen die hen in hun leven geïnspireerd hebben ¬ en over het belang van inspiratie in het algemeen. Uit de reacties komt naar voren dat mensen in verschillende fasen van hun leven behoefte hebben aan een andere inspirator. Daarbij wor-den vier levensfasen onderscheiwor-den: die van de verkenner, de leerling, de gezel en de meester.

In document Uruzgan en het provincialisme (pagina 56-59)