• No results found

Onder de respondenten die ik heb geïnterviewd waren twee mensen in het tweede jaar van hun Bachelor, drie mensen in het derde jaar van hun Bachelor, twee mensen in hun Masterfase en één iemand net klaar met de studie. De twee tweedejaars hebben beide hiervoor al een HBO-opleiding gedaan. Iedereen is dus al minstens drie jaar aan het studeren. Hoe zijn zij de afgelopen jaren over het sociale leven in het publieke domein in dorp en stad gaan denken? Is hun mening veranderd?

6.1 De stad

Bij veel respondenten zagen we dat het sociale leven in de stad erg wennen was. Op straat waren mensen afstandelijk, gehaast en ongeïnteresseerd. De geïnterviewden vertelden dat ze zich in het begin verloren voelden in de grote stad, waar ze niemand kenden en waar nauwelijks persoonlijke aandacht was.

Marieke: ‘‘Ik had die overgang iets soepeler verwacht, maar ik was gewoon heel erg gewend dat als

ik een supermarkt binnen kwam zei iedereen ‘hallo’, en dat doen ze hier niet, dat doe je gewoon niet in een stad.’’

Julia: ‘‘Jeetje, anonimiteit, dat vond ik wel heel erg wennen, hoor. […] Eerst ervoer ik het als dat ik

heel weinig kon. Dat ik dacht van; wat moet ik dan doen hier? Later vond ik dat heel erg leuk, dat ik juist lekker anoniem was. Toen dacht ik echt wel van; lekker, ik kan van alles doen waar ik zin in heb!’’

Ik zie dat sommige respondenten, zoals Julia hierboven ook toont, op een gegeven moment zich anders gaan voelen. Ze gaan de vluchtigheid en de anonimiteit op straat waarderen. Toch lijken ze de

33

blasé attitude / beleefde onoplettendheid van de stadsbewoners niet allemaal over te nemen. Maartje en Marieke vertoonden hier wel tekenen van (met de blik die ze aannemen om zich over straat te haasten en geen contact met mensen te maken), maar veel respondenten noemen expliciet dat ze het gevoel hebben dat zij meer opletten op straat en zich bewuster door de stad bewegen dan de geboren en getogen stedeling. Sommigen geven aan dat ze ook meer van het stadse leven op straat genieten dan mensen die er altijd al hebben gewoond.

Marieke: ‘‘[…] soms weet ik gewoon niet op de fiets wat voor een houding ik aan moet nemen. Ik zit

altijd heel erg om me heel te kijken op de fiets, omdat ik het gewoon nog steeds hartstikke leuk vind om in Amsterdam te fietsen, nieuwe plekjes te ontdekken zeg maar.’’

Niet iedereen is zo enthousiast. Bij een aantal andere respondenten ontstaat er ergernissen over afstandelijkheid en zakelijkheid van mensen in het publieke domein, wat soms als onbeleefd werd gezien.

Jonathan: ‘‘En ik merk bijvoorbeeld bij, ehm, hier in de kantine7, dat je bij die autoscankassa’s die je

tegenwoordig hebt, dat daar gewoon het groeten er tegenwoordig niet meer in zit eigenlijk. Ik bedoel, de meid die er achter zit doet twee kassa’s tegelijkertijd, je moet je pinpas erin steken en dat is het.’’

Er zijn meer respondenten die soortgelijk commentaar geven. Zij lijken niet de onverschillige houding aan te kunnen nemen die volgens Simmel, Goffman en Wirth de stedeling eigen is.

De respondenten ervaren allemaal een koude stad, maar hun waardering hiervan is dus verschillend. Een aantal is de kou na een paar jaar tijd gaan waarderen, bij een ander spelen wat meer irritaties mee.

In het interview van Julia kwam iets aan bod wat ik graag nader wil bespreken. Ze gaf aan dat ‘helaas heel veel’ mensen haar kennen in de stad. Ze legt uit dat ze voor haar gevoel een groot netwerk heeft opgebouwd onder mensen van verschillende studies, verschillende banen, en vooral van uitgaan. De afgelopen jaren is Julia heel veel uit geweest en heeft daar veel mensen leren kennen, maar daar is ze niet altijd blij mee.

Julia: ‘‘Nou ja… soms hebben mensen gewoon een beeld van je dat ook niet meer klopt van de

afgelopen jaren en dan denk ik: ohhh, shit, mensen weten wie ik ben. Van de verkeerde kant of zo. […]

7 Het interview werd in het CREA-café van het UvA-gebouw op Roeterseiland afgenomen; met ‘hier in de kantine’ wordt de kantine in het hoofdgebouw van het REC-complex bedoeld.

34

Mijn uitgaansgedrag. Of gewoon, met jongens. Maarre… ik ben met veel jongens in Amsterdam naar bed geweest. Dus ja, dat ik daar een beetje een naam van heb overgehouden. […] Terwijl dat nu eigenlijk helemaal niet meer hoeft te kloppen, want ik ben niet meer zo. Ik ben niet meer vaak aan het uitgaan, niet echt elk weekend, en ik ben niet meer zo’n mannenverslindster en zo, maar dat is wel de naam die bij mensen bleef hangen, ja.’’

Ze voegt hier nog aan toe dat ze veel van deze bekenden overal in de stad tegenkomt in het publieke domein. Julia ervaart dus dat zelfs in Amsterdam de anonimiteit eindig is, dat zelfs in de grote stad je een ‘naam’ kunt opbouwen onder groepen mensen en met enige regelmaat bekenden tegen kunt komen. Dit is iets wat we bij geen van de andere respondenten terug zien. Hier spelen dus concepten als bekendheid en intensiteit een rol. Bij Julia is er na verloop van tijd dus wel degelijk sprake van een warme stad, echter niet geheel op de positieve manier die Müller om zich heen zag (2002, p. 21).

6.2 Het dorp

De respondenten die in eerste instantie erg kritisch waren over hun dorp, gingen vaak na verloop van tijd ook de goede kanten er van inzien. Men miste het persoonlijke contact op straat dat men soms eerst zo vervelend had gevonden. Waar het vroeger benauwend was, leek het sommige

respondenten toch ook wel weer heel gezellig.

Jonathan: ‘‘Het heeft heeeel heel sterk twee kanten. Ik bedoel… Het is tegelijkertijd wat ik merkte

toen ik naar Amsterdam naar school ging, ehm, dat Volendam iets superunieks is, en dat de vluchtigheid van het leven in Amsterdam… dat je dat in Volendam niet had. In Volendam toch een soort warmte om je heen voelde. Máár, die warmte is toch wel een hele sterke centrale druk.’’

Ook andere respondenten geven aan de gezelligheid en de bekendheid van hun dorp soms wel te missen. Zo vertelde Marieke aan het begin van het interview dat ze het zo vervelend vindt

voortdurend door iedereen herkend te worden in haar dorp en dat iedereen over elkaar praat. Maar aan het einde van het interview zei ze:

Marieke: ‘‘[…] het dorp kan ik ook heel erg waarderen in de zin van dat iedereen elkaar kent, dat je

weet waarover het gaat.’’

Toen ik haar om nadere toelichting vroeg (ze zei eerder immers het tegenovergestelde), antwoordde ze:

35

Marieke: ‘‘Ik vind het heerlijk om gewoon in de supermarkt mijn hele goeie vriendinnen te zien en

daar lekker mee te kletsen, want hier in de stad zie ik ze niet vaak. En als ik in het dorp ben, heb ik sneller dat ik ze kan zien.’’

Deze schijnbare tegenstrijdigheid zie ik bij meerdere respondenten terug. Enerzijds spreken ze over de sociale controle die gepaard gaat met het overal tegenkomen van bekenden, en hoe blij ze zijn dat ze dat ontvlucht zijn. Maar anderzijds missen ze in de stad toch ook wel weer de gezelligheid, en vinden ze het jammer niet zo makkelijk vrienden tegen te komen op straat. Echter, dit hoeft niet zo tegenstrijdig te zijn als het op het eerste gezicht lijkt: in het dorp kom je iedereen voortdurend tegen, ook mensen die je niet zo mag en die je niet zo goed kent. Met name deze laatste groep, die door meerdere respondenten expliciet wordt benoemd (de categorie mensen die je ‘van gezicht en van naam’ kent) lijken een grote rol te spelen bij het ervaren van sociale druk; wanneer je goede vrienden treft, wordt het meestal niet als druk maar als iets plezierigs ervaren om te groeten en sociaal te doen. Het is juist de groep die de respondenten niet zo goed kennen die ze liever zouden vermijden. In de stad komen ze deze groep niet zo snel tegen, maar ook hun goede vrienden niet. Op deze manier kunnen respondenten in hun dorp dus soms een beklemmend gevoel krijgen, en

tegelijkertijd in de stad het gezelligheidsaspect van het dorpse leven in het publieke domein missen.

Sommigen respondenten proberen het warme contact uit het dorp ook in de stad te vinden.

Julia: ‘‘[…] bij het Hugo de Grootplein, dat is ook een beetje mijn buurtje, daar heb ik echt zo’n leuk

contact met een kapper die daar zit, en met de Turk, zo noemen we het maar hè, het groenteboertje, daar heb ik zo’n leuk contact mee, dat ik daar altijd met plezier langsloop en daar altijd praatjes maak. Die ken ik nu echt al drie jaar, dus daar heb ik wel leuk contact mee. Dat had ik ook wel een beetje nodig, dat voelt altijd heel erg als thuis, alsof je toch nog dat dorpse heb. Dat is wel een fijn gevoel.’’

Hierop vroeg ik haar: dus enerzijds vond je het fijn om naar een grote stad te gaan en anderzijds vind je het toch ook wel weer fijn om een beetje de sociale contacten te hebben zoals in een dorp?

Julia: ‘‘Ja, dat zoek ik toch wel een beetje op. Dat heb ik om me heen gecreëerd. Bewust of onbewust,

maar daar ben ik wel heel blij mee, dat ik dat nu heb. Dat geeft toch een fijn vertrouwd gevoel, omdat je ouders niet in de buurt zijn of zo. Ik weet niet, ik voel me gewoon lekker als ik daar loop. Als mensen me toch wel kennen ook.’’

36

Er lijkt in ieder geval een sterke wisselwerking te zijn tussen opgedane ervaringen in de stad en de waardering van het dorp:

Jonathan: ‘‘Doordat ik in de stad en een soort van vrijheid vond, een soort van idee van, zo kan het

ook zijn, de sociale wereld om je heen. Dan ga je ook weer iets anders op instellen. En dat vervolgens weer mee te nemen naar het dorp waar je vandaan komt. Het voelt als een soort van lucht. Niet dat ik niet erg veel van Volendam hield, maar het kan erg benauwend zijn. Nu ik naar de stad ben geweest, ben ik het dorp ook veel meer gaan waarderen, omdat ik door de stad mezelf meer heb kunnen vormen.’’

Meerdere respondenten uiten dit besef.

6.3 Resumerend

Zowel de ervaring van het sociale leven in het publieke domein in de stad als in het dorp veranderen dus na verloop van tijd voor de respondenten. In de stad zien we dat de meeste respondenten in het begin moesten wennen aan hun nieuwe leefomgeving. Hun meningen lijken zich vervolgens twee kanten uit te splitsen; er is een groep die de anonimiteit, afstandelijkheid, kortom, de kou als iets positiefs gaan ervaren (een aangename koelte), en er is een groep die deze zaken juist als iets negatiefs gaan ervaren (als kilte). De kou in de stad ervaren de respondenten dus zo goed als allemaal, maar de waardering verschilt.

Bij het dorp zien we dat respondenten die aanvankelijk negatief over hun woonplaats dachten na verloop van tijd vaak wat milder worden. De sociale controle die eerst als benauwend werd ervaren, wordt in de stad soms gemist en als gezelligheid en persoonlijke warmte gezien. Mensen die niet negatief tegenover hun dorp stonden, lijken niet anders te gaan denken.

GERELATEERDE DOCUMENTEN