• No results found

Een overzicht van de meeloopdagen en respondenten:

29-04-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR1 en OHR2 07-05-2015: Interview directeur en HR manager SAOA, OSR1 en OSR2 07-05-2015: Briefing stadsdeel West

08-05-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR3 en OHR4 12-05-2015: Interview met de projectleider Jeugd en Overlast West (R1) 12-05-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR5 en OHR6 14-05-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR7 en OHR8 15-05-2015: Interview en meelopen SAOA met OSR3, OSR4 en OSR5 21-05-2015: Briefing stadsdeel West

22-05-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR9 en OHR10 28-05-2015: Interview SAOA met OSR6 en OSR7

Bijgevoegd is 1 uitwerking van de field notes bij Handhaving en Toezicht en 1 van SAOA 12-05-2015: Meelopen Handhaving en Toezicht met OHR5 en OHR6 (15.30-20.00)

Op het kantoor van de Daniël Goedkoopstraat worden S en ik bij de briefing ingedeeld bij een man (OHR5) en een vrouw (OHR6). Tijdens de briefing wordt per stadsdeel genoemd waar men op moet letten, wat de klachten zijn en waar ze extra aandacht voor moeten hebben. Over de powerpoint die gebruikt wordt komen veel negatieve reacties omdat die verouderd is en er veel spellingfouten in staan. Ook valt S en mij op dat de DICO die de briefing lijdt erg weinig weet heeft van wat er op de slides staat en alles letterlijk opleest. Weinig motiverend voor de handhavers en men heeft ook weinig aandacht voor de punten op de powerpoint. Tijdens de briefing krijgen we ook weer een werkopdracht mee. Deze is anders dan die van vorige week, we zien dat de punten die bij de briefing van het

stadsdeel van afgelopen donderdag (07/05) er in verwerkt zijn en dat er daardoor andere aandachtspunten zijn.

OHR5 werkt sinds 3 jaar bij Handhaving en Toezicht, normaal gesproken in Oost en nu in verband met de flexactie op jeugd. OHR6 werkt 11 jaar bij Handhaving en Toezicht en is nu ook ingezet op de flexactie jeugdaanpak. Sindsdien hebben ze nog geen bijzondere dingen meegemaakt. OHR5 merkt op dat het eigenlijk raar is. Ze worden ingezet om jeugdoverlast te reduceren, maar tot nu toe komt niemand wat tegen. OHR6 reageert hier op dat het misschien komt door de vakantie of dat er wel jeugd is, maar dat ze geen overlast veroorzaken op het moment dat wij er zijn.

We stappen de auto in rond 16.15 en gaan op weg richting stadsdeel West. Al snel merken S en ik dat OHR5 en OHR6 niet heel erg op elkaar ingespeeld zijn en andere ideeën hebben over verschillende dingen. We denken dat dit interessant wordt voor de vragen die we gaan stellen. Iedere keer als we een vraag stellen is OHR5 galant door eerst OHR6 aan te kijken en haar de kans te geven om antwoord te geven, maar ze zegt weinig wat jammer is. Ze is meer bezig met handhaven en letten op dingen buiten de auto waar ze eventueel een bon voor kan schrijven. Ze noemt namelijk in de eerste 5 minuten al dat ze een quota moeten halen van 16 boetes per maand. OHR5 geeft aan dat niet te weten en tijdens de dag merken we dat hun werkwijze nogal verschilt. Waar OHR5 een

waarschuwing geeft of kort een praatje maakt op een vriendelijke en open manier, is R8 meer defensief en gericht op het schrijven van een bon. Volgens OHR5 is dat alleen maar een teken van wantrouwen richting de jeugd en dat moet je juist niet hebben aangezien ze nog totaal geen contact hebben gelegd met de jeugd en het op die manier begint. Ook is OHR5 erg geïnteresseerd in ons onderzoek. Hij zegt dat het bijzonder is dat de vraag vanuit Handhaving en Toezicht gekomen is, omdat hij het idee heeft dat ze niet echt oor hebben naar wat de mensen van de werkvloer te vertellen hebben. Hij hoopt dat we hier een bijdrage aan kunnen leveren. Hij vertelt dat hij net is begonnen met de studie Antropologie aan de Vrije Universiteit en is ook erg geïnteresseerd in jeugd en wat hun drijft. Het is leuk om te merken dat hij vanaf het begin al enthousiast is en dat blijft ook tijdens de rest van de dag. Hij denkt mee met onze vragen en noemt veel voorbeelden wat heel fijn is. Hij geeft aan dat het fijn zou zijn om een vast team in een stadsdeel te hebben zodat je een beter resultaat kunt behalen. Hij snapt niet waarom ze met deze flexactie zo worden ingezet dat ze bijna nooit op dezelfde

plek zijn en dat ze steeds met andere partners zijn. Hij heeft zelf in Oost gewerkt en daar een netwerk opgebouwd. Hij zou graag daar willen werken met deze actie omdat hij denkt dat het veel meer invloed heeft als je de buurt kent, de jongeren kent en zij jou kennen. Daarom noemt hij het idee van vaste teams. Dan worden die personen bekend met de wijk en de jeugd, maar de jeugd ook met hen en dan weten ze wat ze aan elkaar hebben. Ook kun je dan een optimale samenwerking beginnen met SAOA, politie en alle andere betrokken instanties.

In de auto vraagt Susanne hen wat hun belangrijkste taak is, waarop OHR5 reageert dat het belangrijk is om contact te leggen met de bewoners en de jeugd. Alleen op die manier kun je dingen oplossen en niet door alleen maar bonnen te schrijven. Ook geeft hij aan dat in de introductieweek, voordat de flexactie van start ging. hen is verteld dat hun voornaamste doel is om eerst contact te leggen. OHR6 komt er tussendoor en zegt dat je wel meteen moet aanpakken als het geen jeugd is, omdat dan de fase van waarschuwen al voorbij is.

Wat mooi om te zien is, is dat OHR5 en OHR6 ook met elkaar in discussie raken. Op

bovenstaande reageert OHR5: wat is volgens jou jeugd? Waarop R8 antwoord met: onder de 17 en 18 jaar. OHR5 zegt dat het wel tot ergens in de 20 is en vraagt aan ons of wij dat weten, wij denken tot 24 jaar. OHR5 komt met een term die hij bij Antropologie heeft opgepikt :’waithood’, waar hij bij uitlegt dat jongeren tegenwoordig slecht aan een baan komen en het lang duurt voordat ze in het stadium komen van volwassenheid. Daardoor blijven ze langer hangen in de fase van ‘jongere’ terwijl ze misschien al twintigers zijn, maar omdat ze nog geen volwassen leven (kunnen) leiden ze nog bij zo’n groep horen. Maar het is natuurlijk een fase, want op een gegeven moment krijg je wel een

vriendinnetje en een baan en dan groei je uit zo’n fase.

Susanne vraagt hen wat ze zien als overlast waarop OHR6 reageert met een opsomming van vernielingen, baldadigheid, alcohol en drugsoverlast, vuil. OHR5 reageert daarop ‘wat kunnen wij als overlast schrijven?’ daar antwoord hij op: ‘samenzwering, uitjoelen, troep achterlaten, alcohol drinken waar het niet mag’.

1. Hoe lang werkt u al bij deze jeugdgroep?

a. Beide werken met jeugd sinds het begin van de flexactie. 2. Hoe kijkt u aan tegen de huidige aanpak?

a. OHR5 geeft aan er redelijk negatief tegenover te staan, hij noemt een aantal dingen die volgens hem verkeerd zijn: je bent niet vast werkzaam in 1 gebied waardoor je niet goed contact kunt leggen en opbouwen met de buurt en de jeugd, daarnaast noemt hij het feit dat je blijkbaar quota moet halen. Hij zegt dat het een middel is en geen doel, maar dat is slechts zijn mening benadrukt hij nog. Wanneer je quota instelt zijn mensen minder bezig met de jeugd en wat er precies aan de hand is, omdat ze alleen maar denken aan het schrijven van bonnen. Terwijl je op een andere wijze misschien het gewenste doel ook zou kunnen behalen en dat zou op de lange termijn veel beter werken. In plaats van je te richten op het schrijven van bonnen, wat we gezien hebben bij OHR6 die dag, kun je volgens OHR5 beter een waarschuwing geven, doorlopen en investeren in de jeugd door contact met hen op te bouwen. Daarom benadrukt hij nogmaals dat het werken in 1 vast team in een stadsdeel veel beter zou werken, je kunt dan contact leggen en onderhouden en je wordt serieus genomen. OHR5: “als ik vandaag zeg ‘joh doe het even niet’ en m’n collega reageert morgen meteen met een bon, dan denken ze ook van huh hoe zit dit. En als ik de volgende dag langs zou komen en ik zie het weer, dan kan ik zeggen: ‘joh gisteren heb ik je gewaarschuwd, nu doe je het weer nu moet ik verbaliseren’. Dan is het ook duidelijk voor hen. Maar dat kan nu dus niet. Ik denk dus dat het wel echt anders kan.”

b. Hij zegt dat je repressief moet optreden als de situatie er om vraagt, “maar je zou een situatie ook naar je hand kunnen zetten door anders te handelen als het mogelijk is in de desbetreffende situatie. Het is een middel, niet het beste middel want er zijn ook genoeg andere dingen die we kunnen proberen om ons doel te behalen”.

c. Hij noemt het voorbeeld van een zomerprogramma in de wijk, waarbij jongeren kunnen meedenken over activiteiten en daardoor betrokken worden bij de wijk. Hij zegt dat je eerst iets moet geven, dan kun je het ze als ‘straf’ afpakken als het nodig is,

dat werkt volgens hem beter omdat je daarmee indruk maakt. Net als het vertrouwen dat je opbouwt, als ze iets verkeerds doen kunnen ze dat ook kwijtraken en dat willen ze niet dus zullen ze wel hu best blijven doen, denkt OHR5.

d. OHR5 benadrukt nogmaals het nadeel van een boete: ze moeten meer gaan betalen. Hij vraagt zich af in hoeverre de boete werkt: sommigen kunnen het niet betalen en gaan dan misschien op een criminele manier aan geld komen, en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ook geeft hij een voorbeeld van een bedelaar in Oost die hij een boete had kunnen geven, maar hij zou het toch niet kunnen betalen. Toen zijn hij en zijn collega naar het opvanghuis gegaan waar de bedelaar slaapt en dat vond hij heel erg, dat was voor hem de straf die indruk maakte en niet de boete. OHR6 reageert dat als iemand bonnen niet kunnen betalen ze opstapelen en ze uiteindelijk opgepakt worden. 3. Hoe gaat u om met uw discretionele bevoegdheid?

a. OHR5: het is afhankelijk van de wijk en van de situatie. Het feit of je de jongens kent en weet dat ze iets hebben gedaan wat ze normaal nooit doen, omdat je ze vaker ziet, geef je makkelijker een waarschuwing. Maar als je ze niet kent kan het zo zijn dat je wel meteen een boete geeft, maar dat is dus weer afhankelijk van het contact dat je met ze hebt en de tijd die je er in geïnvesteerd hebt.

b. OHR5 noemt het voorbeeld van zojuist op het plein waar hij iemand een

waarschuwing gaf, maar OHR6 heel erg zat te hameren op het feit dat hij ook een bon had kunnen schrijven. Hij heeft naar eigen inzicht gehandeld en OHR6 zou blijkbaar op een andere manier handelen in dezelfde situatie.

4. Zouden deze jongeren anders aangepakt kunnen worden volgens u?

a. OHR5 denkt van wel omdat je niet alleen maar repressief hoeft op te treden. Vaak kun je iets ook al oplossen met woorden. Maar hij benadrukt nogmaals dat het moeilijk is dat ze niet voor langere tijd op 1 plek werken want nu kunnen ze geen band opbouwen en worden de jongeren niet bekend met hen. Nu worden ze door verschillende partijen aangesproken en ze zullen wel denken ‘wat komen jullie nou weer doen’. Vaak is het ook zo dat jongeren niet eens per se overlast veroorzaken, maar vanwege hun uiterlijk over 1 kam geschoren worden met bv Marokkaanse jongeren die wel overlast

veroorzaken.

5. Bent u bekend met een bonusgerichte aanpak?

a. OHR5: Ja, als je bonus/malus bedoelt zoals de burgemeester noemde in de

introductieweek, dan ben ik het er zeker mee eens. OHR5 noemt dat de burgemeester een voorbeeld noemde van een eigenaar van een hotdogkraam die in 30 jaar tijd niks verkeerds heeft gedaan, maar 1 keer iets verkeerds doet, hoe handel je dan? Een boete geven of zeggen: joh je hebt het altijd goed gedaan, ik geef je nu een waarschuwing en ik hoop dat je het niet nog eens doet. Dan beloon je die man gezien z’n verleden. 6. Zou het volgens u kunnen werken deze jeugd te belonen voor goed gedrag?

a. OHR5 gelooft wel in een bonusgerichte aanpak, maar benadrukt dat over de beloning goed nagedacht moet worden. Hij noemt het ‘meer aandacht geven’, dat is ook al een soort beloning, waarbij je een band kunt opbouwen. Susanne geeft aan dat in

Amersfoort de Vogelaarwijken een mooie oplossing hebben voor overlastgevende jeugd: gecreëerde hangplekken waar ze mogen komen. OHR5 wordt daar erg

enthousiast over en ziet dat dan inderdaad als een bonus, een plek waar ze wel kunnen samenkomen, maar waar ze niemand lastig vallen. Ook noemt hij een voorbeeld dat er in een park misschien een plekje gecreëerd kan worden voor jongeren, met

bijvoorbeeld een WiFi-spot, aangezien internet en social media een groot onderdeel uitmaken van hun leven. Wanneer overlast gesignaleerd wordt kunnen dit soort oplossingen eventueel een beloning zijn en kunnen handhavers echt worden ingezet op de jongeren die nog wel overtredingen begaan. Hij noemt dat er namelijk 2 groepen overlastgevende jeugd zijn: jeugd dat overlast veroorzaakt vanuit verveling en jeugd dat overlast veroorzaakt omdat ze psychische of andere problemen hebben. 7. Denkt u dat u als handhaver een rolmodel kan zijn voor de jeugd?

a. OHR6: ja door het goede voorbeeld te geven denk ik dat we een rolmodel kunnen zijn. Ze ondersteund dit met een voorbeeld dat je als handhaver ook niet op de stoep zou moeten met je scooter om het goede voorbeeld te geven.

b. Ik vraag door want ik heb het idee dat OHR6 de vraag anders interpreteert. Ik vraag of ze denken dat mensen met een bepaalde achtergrond een rolmodel kunnen vormen zodat de jongeren denken: he ik zou ook zoiets kunnen worden. OHR5 reageert daarop dat hij denkt dat Marokkaanse collega’s misschien wel beter een band kunnen opbouwen met sommige jongeren door hun achtergrond. En noemt dat er te weinig collega’s zijn bij handhavers met zo’n achtergrond, in tegenstelling tot de

straatcoaches. Ook zegt hij dat ze een voorbeeldfunctie hebben door altijd netjes te blijven en je niet te verlagen naar hun niveau als je bijvoorbeeld uitgescholden wordt door ze.

8. Heeft u het idee dat het herhaald aanpakken van deze jeugd verandering in gedrag laat zien? a. OHR5: een goede aanpak kan denk ik wel leiden tot gedragsverandering, maar zoals

we nu bezig zijn in deze flexactie denk ik niet dat het werkt. Want sommige collega’s zijn nog wantrouwend naar de jeugd toe en je bent maar kort in 1 gebied waardoor je niet echt een band kunt opbouwen. Wanneer je ergens voor een korte tijd zit kun je ook niet zeggen of iets zal werken op lange termijn, omdat je het niet kunt meten over tijd.

b. OHR5: Marokkaanse, of andere jongeren, weten ook wel dat sommige dingen niet mogen, dat hoef je ze niet constant te vertellen. Als je een groepje ziet staan en er ligt wat vuil naast, weet je niet zeker of dat van hen is. Je kunt dan niet meteen beginnen met ‘he ruim die troep eens op’, dan kun je beter gewoon even een praatje maken. Ik had een keer dat ik dat deed en dat een jongen die erbij stond tijdens het gesprek het vuil in de prullenbak gooide, zonder dat ik iets gezegd had. Ze weten het wel, dus je moet niet constant met je vingertje gaan wijzen. Het is belangrijk dat je in ‘vredestijd zaait’ zodat ze je niet alleen maar zien wanneer het verkeerd gegaan is.

9. Hoe kijkt u aan tegen de interactie die u heeft met de jeugd?

a. OHR5 geeft aan dat hij altijd op een hele relaxte manier het gesprek aangaat, dat wordt door sommige collega’s wel eens als raar gezien zegt hij. Maar hij begint met ‘he jongens alles goed’ en maakt een praatje, door op die manier te beginnen creëert hij een situatie waarin je op een ontspannen manier een gesprek aan kunt gaan met de jongeren. Hij benadrukt ook dat je altijd open en duidelijk moet zijn, geef aan

waarvoor je komt en maak ook vooral een praatje als er niks aan de hand is, zodat ze zien dat je er vaker bent en eigenlijk best ok bent.

b. Ook denkt OHR5 dat je in een gesprekje wel een kleine vorm van gedragsverandering teweeg kunt brengen. Vaak denken de jongens als ze ons in ons uniform zien: oh wat komen jullie doen, rot op zeg. Maar als je op zo’n relaxte manier begint, dan merken ze ‘he het kan ook anders, ze zijn eigenlijk best ok’ en dan heb je dus een soort van gedragsverandering te pakken door de manier waarop je ze aanspreekt en met ze omgaat. Op lange termijn kun je daar heel veel profijt van hebben, want eigenlijk zijn het niet hele erge jongens, ze zitten lekker buiten en als je rustig met ze komt praten willen ze ook best wel met je mee lullen. Hij benadrukt dat je dus ook met een soort humor met ze moet spreken en niet alles te serieus moet nemen, ze zijn ook aan het testen en de grenzen aan het opzoeken, zolang die duidelijk zijn is er niks aan de hand. Tijdens het eten blijkt nogmaals dat OHR5 erg geïnteresseerd is in het onderzoek en hij vindt het ook mooi dat wij meemaken hoe verschillend de collega’s te werk gaan en dat niet iedereen op dezelfde manier denkt. Wel vindt hij het jammer dat we dit onderzoek alleen maar vanuit handhavers en straatcoaches bekijken. Hij vindt het juist interessant om te kijken hoe de jongeren denken. Ik zei dat wij dat in eerste instantie ook heel graag wilden, maar dat het van bovenaf werd afgeraden in verband met onze veiligheid. OHR5 geeft aan dat grappig te vinden, want zoals we vandaag gezien hebben zijn er bijna geen kwade jongens op straat, in ieder geval niet waar wij zijn geweest. Hij oppert het idee om eens samen op pad te gaan en dat we dan wel de jeugd gaan aanspreken om te kijken hoe zij denken

over beloning en hoe zij het zouden invullen, het gaat ten slotte om hun. Ik vind dat een erg interessant