• No results found

Overzicht aanvullende bronnen geobserveerde criminaliteit

In document Tasten in het duister (pagina 195-200)

Te schatten dark number

Bijlage 5 Overzicht aanvullende bronnen geobserveerde criminaliteit

In tabel b5.1 wordt een overzicht gegeven van de aanvullende databronnen die gebruikt zijn in hoofdstuk 3. Per bron wordt aangegeven over welke type delicten wordt gerapporteerd. Een uitgebreide beschrijving per bron, inclusief onder andere de manier van dataverzameling en kwaliteit, volgt na de tabel.

Tabel b5.1 Overzicht aanvullende databronnen

Bron Soort criminaliteit Kwaliteit

Gezondheidsmonitor Huiselijk geweld +/-

Monitor seksuele gezondheid Seksueel geweld en agressie +

Monitor Sociale Veiligheid Scholen Discriminatie Wapenbezit

Extremisme (religieus of anders) Seksuele uitbuiting Pesten Geweld Drugsgebruik Specifiek: op scholen + MZJ Geweld Vermogen

Openbare orde en vernieling Drugs

Wapenbezit Verkeersdelicten

Economische (fraude) delicten Cyberdelicten

Gedigitaliseerde delicten

Specifiek: daderschap van bovengenoemde delicten onder jongeren

+

NEA Pesten

Lichamelijk geweld Intimidatie

Ongewenste seksuele aandacht Discriminatie Specifiek: werknemers + Personeelsmonitor OV Mishandeling Bedreiging Diefstal Lastigvallen Treiteren/pesten Vandalisme

Specifiek: medewerkers in het OV

+ OV-klantenbarometer Bedreiging Diefstal Mishandeling/geweld Specifiek: In het OV +

Onderzoek RoI Rijden onder invloed +

Bron Soort criminaliteit Kwaliteit CIS-databank Woninginbraken Autodiefstal Overige diefstal Brandstichting Verkeersmisdrijven Verzekeringsfraude ?/+

Fraudehelpdesk Horizontale fraude +/-

Discriminatie.nl. Discriminatie -

CMI Identiteitsfraude ?

LMOI Internetoplichting ?/+

Doodsoorzakenstatistiek Moord en doodslag +

CoMensha Mensenhandel +/-

NVB Fraude met internetbankieren

Skimming/phishing

Bankovervallen/geldautomaat

?

Gezondheidsmonitor

De Gezondheidsmonitor is een bevolkingsonderzoek met als doel om een zo volledig mogelijk overzicht van gezondheid, sociale situatie, leefstijl en preventief gedrag van de Nederlandse bevolking van 19 jaar en ouder te geven. De Gezondheidsmoni-tor is een initiatief van de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’s), het Rijks-instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze samenwerking heeft als doel om tot gezamenlijke landelijke resultaten te komen. De Gezondheidsmonitor bestaat uit een CBS-deel en een GGD-deel. Het CBS-deel betreft de Gezondheidsenquête van het CBS. Het GGD-deel heeft dezelfde basis als de Gezondheidsenquête van het CBS, maar is uitgebreid met een aantal extra onderwerpen.

De Gezondheidsmonitor bestaat sinds 2012 en wordt één keer in de vier jaar uit-gevoerd. De resultaten van de Gezondheidsmonitor zijn niet te vergelijken met resultaten van de Gezondheidsenquête van voor 2012. De data wordt op verzoek beschikbaar gesteld voor onderzoeksdoeleinden door derden door het RIVM of door het Loket Gezondheidsmonitors (onderdeel van GGD GHOR Kennisnet).

Dataverzameling

Voor de Gezondheidsmonitor wordt de Gezondheidsenquête van het CBS samenge-voegd met de Gezondheidsenquête van de GGD’s. De basis van beide vragenlijsten komt overeen. Voor het GGD-deel geldt echter dat er extra onderwerpen toege-voegd kunnen worden. Welke vragen er toegetoege-voegd worden en op welke volgorde, verschilt per GGD. Het CBS-deel wordt door het CBS uitgevoerd. De waarnemings-methode is internet en bij non-respons telefonisch of face-to-face. Een deel van de vragenlijst wordt echter alleen via internet of papier aangeboden, wanneer het meer gevoelige onderwerpen betreft. Het GGD-deel wordt door de GGD’s zelf uitgevoerd, met gebruikmaking van internetvragenlijsten en schriftelijke vragenlijsten bij non-respons. De nettosteekproef is ongeveer 400.000.

Vormen van criminaliteit

Kwaliteit

De Gezondheidsmonitor is een survey en heeft als elke survey te maken met non-respons. Het CBS heeft een weging ontwikkeld om te corrigeren voor mogelijke selectieve non-respons. Snippe, Boendermaker, Mennes en Bieleman (2016) stel- len dat er geen reden is om aan te nemen dat mensen onterecht zullen invullen slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Wel bestaat de mogelijkheid dat de respondenten onder druk van de pleger van het geweld hun slachtofferschap verzwijgen.

Vanwege de verschillen in uitvoering tussen het CBS- en het GGD-deel en de moge-lijke verschillen tussen de GGD’s onderling, valt het niet uit te sluiten dat er wellicht sprake is van bureau-effecten, die van invloed kunnen zijn op de resultaten. Uit de evaluatie van de Gezondheidsmonitor blijkt dat er teveel verschillen zijn, waar-schijnlijk omdat een aantal methodologische aspecten niet op elkaar afgestemd konden worden (Jansen-van der Vliet et al., 2015). De eerdere doelstelling om tot één landelijk cijfer te komen, is vooralsnog niet gerealiseerd. Vanwege verschillen in uitkomsten tussen CBS‐ en GGD‐respondenten heeft het CBS besloten om voor de trends enkel de eigen cijfers te gebruiken in plaats van de gezamenlijke cijfers.

Continuïteit

In 2016 is de Gezondheidsmonitor voor de tweede keer uitgevoerd. De intentie is om de Gezondheidsmonitor één keer in de vier jaar uit te voeren.

Monitor seksuele gezondheid in Nederland195

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid en Sport (VWS) voert Rutgers WPF een bevolkingsonderzoek uit om een beeld te krijgen van de seksuele gezond-heid van de Nederlandse bevolking. Het onderzoek wordt periodiek uitgevoerd met een wisselende frequentie (2006, 2009, 2011, 2016). Sinds 2014 wordt voor een aantal kernvariabelen deels gebruikgemaakt van de jaarlijkse Gezondheidsenquête van het CBS. Daarnaast wordt één keer in de vier jaar de Monitor seksuele ge-zondheid door Rutgers zelf uitgevoerd. De resultaten van 2016 worden in 2017 ver-wacht. In het laatste nu bekende jaar van de reguliere Monitor seksuele gezondheid bedroeg de respons 8.000.

Dataverzameling

Voor de Monitor seksuele gezondheid wordt gebruikgemaakt van een online onder-zoekspanel dat online een vragenlijst invult met vragen naar demografie en een breed scala aan seksuele en reproductieve gezondheidsgerelateerde thema’s. Uit het onderzoekspanel wordt een aselecte steekproef getrokken. De steekproefpersonen ontvangen een e-mail met een uitnodiging voor een online vragenlijst. Tijdens de dataverzameling wordt voortdurend gecontroleerd of de representativiteit van de respons overeenkomt met de door het CBS geleverde informatie over de bevolkings-samenstelling. Het betreft hier de achtergrondkenmerken leeftijd, sekse, opleidings-niveau, etniciteit en mate van stedelijkheid. Wanneer een bepaalde groep onderver-tegenwoordigd is, ontvangen meer personen uit desbetreffende groep een uitnodi-ging om de vragenlijst online in te vullen.

195 Tijdens het schrijven van dit rapport was de meest recente Monitor Seksuele Gezondheid in Nederland nog niet gepubliceerd. Inmiddels is deze uit, zie www.rutgers.nl/feiten-en-cijfers/seksuele-gezondheid-en-gedrag/sek-suele-gezondheid-nederland-2017 . Er hebben verschillende veranderingen plaatsgevonden ten opzichte van de voorgaande jaren. Voor dit rapport gaan we echter nog uit van de rapportage uit 2012.

Vormen van criminaliteit

In de Monitor seksuele gezondheid wordt gevraagd naar seksueel grensoverschrij-dend gedrag, zoals seksueel geweld en agressie (gedetailleerd tot het gebruikte pressiemiddel), maar ook niet-fysiek seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Kwaliteit

In de Monitor seksuele gezondheid wordt veel aandacht besteed aan de represen-tativiteit van de nettorespons, zowel gedurende de dataverzameling als achteraf door middel van weging om zodoende uitspraken te kunnen doen die representatief zijn voor de gehele bevolking. Desalniettemin wordt ook door Rutgers WPF erkend dat het mogelijk is dat mensen met seksuele geweldservaringen minder vertegen-woordigd zijn in panels, omdat zij vaak kampen met (psychische) gezondheids-problemen (Haas, 2012).

Continuïteit

Er is geen reden om aan te nemen dat er afgeweken wordt van het voornemen om de monitor één keer in de vier jaar te blijven uitvoeren.

Monitor Sociale Veiligheid in en om Scholen

De Monitor Sociale Veiligheid in en om Scholen wordt sinds 2006 uitgevoerd in op-dracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), tot 2016 door het ITS (onderdeel van de Radboud Universiteit Groningen) tot 2016 en vanaf dat moment door Praktikon. Het doel van de Monitor is om het sociale veiligheids-beleid, de veiligheidsmaatregelen en ervaren sociale (on)veiligheid in het voortgezet en primair (speciaal) onderwijs in kaart te brengen. Het onderzoek wordt uitgevoerd onder leerlingen, leraren, ouders en leidinggevenden. Het aantal respondenten en aantal schoollocaties is in de afgelopen jaren toegenomen. De data is onder voor-waarden beschikbaar voor nader onderzoek.

Dataverzameling

De Monitor Sociale Veiligheid in en om Scholen wordt met een online enquête af-genomen. Er zijn richtlijnen opgesteld voor het afnemen van de vragenlijsten, bij-voorbeeld het klassikaal afnemen onder leerlingen. Scholen mogen hier echter naar eigen inzicht van afwijken. Er zijn zeven verschillende vragenlijsten, voor elke doelgroep één (er worden zeven verschillende doelgroepen binnen dit onderzoek onderscheiden). Scholen kunnen zich zelf aanmelden voor deelname aan het onderzoek. Het aantal deelnemende locaties is sinds de start in 2006 toegenomen naar 373. De totale respons in het laatste deelnamejaar 2016 bedroeg ruim 42.500 personen (responspercentage onbekend).

Vormen van criminaliteit

De volgende vormen van criminaliteit kunnen onderscheiden worden: discriminatie, wapenbezit, extremisme (religieus of anders), seksuele uitbuiting, geweld. Ook wordt gevraagd naar pesten en drugsgebruik, deze vallen echter niet onder de categorie criminaliteit, zoals in rit rapport geformuleerd.

Kwaliteit

Het onderzoek kent een uitgebreide onderzoeksrapportage. Er is gekeken naar de representativiteit van de steekproef. Daar waar bleek dat de steekproef op onder-delen niet representatief was en van invloed was op de resultaten is hiervoor ge-corrigeerd met behulp van weegfactoren. Tevens is onderzoek gedaan naar de schaalbetrouwbaarheid van de gebruikte schalen, hieruit blijkt dat de

schaalbe-trouwbaarheid van die schalen die betrekking hebben op criminaliteit of slachtoffer-schap over het algemeen hoog is.

Continuïteit

Vooralsnog wordt de Monitor Sociale Veiligheid in en om Scholen gecontinueerd.

Monitor zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit

De Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ) wordt uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) en het CBS. De MZJ wicht zich specifiek op jongeren, en onderzoekt in hoeverre zij zich schuldig hebben gemaakt aan bepaalde vormen van criminaliteit. Het onderzoek wordt sinds 1987 uitgevoerd, vanaf 2005 is de frequentie van uitvoering één keer in de vijf jaar. De data wordt beheerd door het WODC.

Dataverzameling

Voor de MZJ wordt een steekproef getrokken uit de Basisadministratie Personen van jongeren tussen de 10 en 22 jaar oud (voorheen betrof het jongeren tussen de 10 en 17 jaar oud) waarbij gestratificeerd wordt naar leeftijd en herkomst. Ook is er oversampled voor de vier grootste minderheidsgroepen en voor 12-minners. De enquêtes zijn face to face afgenomen, een deel van het onderzoek, daar waar naar delinquent gedrag wordt gevraagd, vult de jongere zelf in op de laptop die de enquêteur bij zich heeft.

Vormen van criminaliteit

In de MZJ kunnen jongeren aangeven of zij zich schuldig hebben gemaakt aan de volgende offline delicten: geweld, vermogensdelicten, openbare orde en vernieling, drugs, wapenbezit, verkeersdelicten, economische (fraude) delicten. Ook wordt naar een aantal online delicten gevraagd: cyberdelicten en gedigitaliseerde delicten.

Kwaliteit

Onderzoek naar non-respons heeft uitgewezen dat er nauwelijks sprake is van selectieve non-respons. De data is achteraf gewogen naar de totale populatie van jongeren in Nederland. De resultaten zijn zowel representatief per herkomstgroep als voor de Nederlandse jongeren.

Continuïteit

De MZJ wordt gecontinueerd.

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) is een grootschalig onderzoek onder Nederlandse werknemers en wordt uitgevoerd door TNO en CBS, in samen-werking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). TNO en CBS zijn beiden verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de NEA. De NEA verschaft informatie voor de overheid, werkgevers, vakbonden, branchevereni-gingen, etc. over een veelheid van onderwerpen met betrekking tot arbeid, zoals arbeidsomstandigheden, -inhoud, -voorwaarden, dienstverband, gezondheid en arbeidsongevallen. Ook wordt de NEA gebruikt voor de EU-statistiek over arbeids-ongevallen. In 2015 hebben 46.000 personen meegedaan aan de NEA. De NEA wordt sinds 2003 uitgevoerd, vanaf 2005 is de uitvoeringsfrequentie jaarlijks. De data worden onder voorwaarden beschikbaar gesteld door het Centrum voor Beleidsstatistiek.

Dataverzameling

Voor de NEA wordt een steekproef getrokken van werknemers van 15 tot en met 74 jaar uit de Polisadministratie waarbij gestratificeerd is naar bedrijfstak. De Polis-administratie bevat gegevens over alle banen van werknemers die verzekerd zijn voor de werknemersverzekering en voor wie loonbelasting verschuldigd is. De steekproefpersonen worden aangeschreven met het verzoek om online een vragen-lijst in te vullen. Bij geen respons ontvangt een steekproefpersoon maximaal twee-maal een reminder, met daarbij een antwoordkaart waarmee een schriftelijke vra-genlijst aangevraagd kan worden.

Vormen van criminaliteit

De NEA levert informatie op over ervaren slachtofferschap van pesten, lichamelijk geweld, intimidatie, ongewenste seksuele aandacht en discriminatie van werkne-mers (onder andere verdeeld naar sector).

Kwaliteit

In de methodologische rapportage van de NEA 2015 is uitvoerig verslag gedaan van de kwaliteit van de NEA. Met behulp het wegen van de kenmerken geslacht, leeftijd, bedrijfstak, herkomst, regio en stedelijkheidsgraad wordt gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen. Ook de item non-respons is

onderzocht, die over het algemeen laag is, en de betrouwbaarheid van de vragen. In 2014 is een aantal zaken in de onderzoeksopzet aangepast met een trendbreuk als gevolg. Hierdoor zijn niet alle resultaten vanaf 2014 te vergelijken met voorgaande jaren (Hooftman e.a., 2016).

Continuïteit

Er zijn geen signalen dat de NEA op korte termijn afgeschaft wordt, mede omdat deze input geeft voor een verplichte EU-statistiek.

Personeelsmonitor OV: sociale veiligheid van het personeel in stads- en streekvervoer

De Personeelsmonitor OV is een grootschalig onderzoek onder rijdend en controle-rend personeel van openbaar vervoer (stads- en streekvervoer, minus de NS) naar subjectieve en objectieve veiligheid en het veiligheidsbeleid van de werkgever. Het onderzoek is geïnitieerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) en wordt uitgevoerd door CROW/KpVV. De Personeelsmonitor OV wordt sinds 1993 uitgevoerd, sinds 2006 is de uitvoeringsfrequentie één keer per twee jaar. De respons fluctueert, in het laatste jaar waarover gerapporteerd is was de respons ruim 5.500. De data is beschikbaar voor onderzoeksdoeleinden via CROW/KpVV.

Dataverzameling

De Personeelsmonitor OV wordt afgenomen onder het personeel van alle vervoers-bedrijven in Nederland, uitgezonderd de NS. Het rijdend en toezichthoudend per-soneel ontvangt een schriftelijke vragenlijst. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om de vragenlijst online in te vullen.

Vormen van criminaliteit

Slachtofferschap van mishandeling, bedreiging, diefstal, lastigvallen, treiteren/pes-ten en vandalisme van medewerkers in het openbaar vervoer zijn onderwerpen die aan bod komen.

In document Tasten in het duister (pagina 195-200)