• No results found

Oververtegenwoordiging van allochtonen in de WAO?

een eerste overzicht

2.5 Oververtegenwoordiging van allochtonen in de WAO?

De vraag blijft echter of er sprake is van een oververtegenwoordiging van allochtonen in de WAO en zo ja, bij welke groepen zich dat voordoet. Voordat tot de analyse kan worden overge-gaan, moet echter eerst worden vastgesteld hoe een oververtegenwoordiging van allochtonen of autochtonen in de WAO überhaupt kan worden vastgesteld. Als we willen weten of leden van bepaalde etnische groepen verhoudingsgewijs vaak een WAO-uitkering hebben, rijst meteen de vraag: in verhouding tot wat? Anders gezegd, we moeten het aantal WAO’ers per etnische groep relateren aan een bepaalde referentiecategorie. Dit kan in principe op twee manieren. In de eerste plaats kan het aantal WAO’ers per etnische groep gerelateerd aan de omvang van de totale populatie in de werkzame leeftijd (iedereen tussen 15 en 64 jaar).

Op deze wijze zijn ook de gegevens over autochtone en allochtone WAO’ers in eerste instantie gepresenteerd door het CBS. Het probleem van deze benadering is echter, dat op deze wijze geen rekening wordt gehouden met verschillen in de mate van arbeidsmarktparticipatie tussen etnische groepen. Dit laatste is echter cruciaal omdat alleen personen participeren op de ar-beidsmarkt (als werkende of werkzoekende) voor een WAO-uitkering in aanmerking komen. Het zegt daarom niet veel als we constateren, dat bijvoorbeeld weinig Marokkaanse vrouwen een WAO-uitkering hebben als we weten dat de arbeidsparticipatie bij deze groep zeer gering is. Ze kunnen daarom geen WAO-uitkering hebben. Om deze reden wordt hier voor iedere etnische groep het arbeidsongeschiktheidsrisico weergegeven, dat wil zeggen het aantal WAO’ers per honderd arbeidsmarktparticipanten.9

In figuur 6 zien we het aantal WAO’ers per etnische groep als percentage van de totale popula-tie (tussen 14 en 65 jaar) en als percentage van de totale beroepsbevolking (incl. werkzoeken-den en WAO’ers) (vgl. bijlage 1 van dit hoofdstuk). Anders dan hiervoor wordt hier ook weer ingegaan op de Antilliaanse groep. Als we per etnische groep naar het aantal WAO’ers per honderd personen kijken, kan geconcludeerd worden dat alleen bij de Turkse groep sprake is van een zekere oververtegenwoordiging in de WAO. Tegen minder dan zeven WAO’ers per honderd personen (tussen 14 en 65 jaar) bij autochtonen staan bij de Turkse groep twaalf WAO’ers op iedere honderd personen, bijna tweemaal zoveel als bij autochtonen. Bij Surina-mers en Marokkanen ligt het aandeel WAO’ers op vergelijkbare hoogte als bij autochtonen en bij Antillianen aanmerkelijk lager (drie WAO’ers op iedere honderd personen). Als we deze ge-gevens apart voor mannen en vrouwen weergeven, verandert er eigenlijk alleen wat bij de Ma-rokkaanse groep. MaMa-rokkaanse mannen blijken nu ook oververtegenwoordigd in de WAO. Per honderd personen zijn er bij de Turkse mannen bijna veertien WAO’ers en bij de Marokkaanse mannen twaalf. Dit is respectievelijk bijna twee en anderhalf maal zo veel als bij autochtone mannen (bijna acht WAO’ers per honderd personen). Ook Turkse vrouwen blijken oververte-genwoordigd in de WAO. Tegenover 10 WAO’ers per honderd personen bij de Turkse vrouwen staan bij autochtone vrouwen krap zes WAO’ers per honderd personen. Bij de Surinaamse vrouwen ligt het aandeel WAO’ers op vergelijkbaar niveau als bij autochtone vrouwen, en bij zowel Marokkaanse als Antilliaanse vrouwen ligt het aandeel WAO’ers per honderd personen beduidend lager dan bij autochtone vrouwen.

Figuur 6 Aantal WAO-uitkeringen per honderd personen (14-65 jaar) en per honderd arbeidsmarktparti-cipanten (werkend of werkzoekend) naar etnische herkomst en naar geslacht, 1999

Bron: gegevens over aantal WAO-ers en totale bevolking tussen 14 en 65 jaar: CBS. Gegevens over resp. aantal au-tochtone en allochtone arbeidsparticipanten: CBS, EBB-99 en SCP en ISEO, SPVA-98 (eigen bewerking).

Dit beeld verandert echter wanneer we het aantal WAO’ers per etnische groep afzetten tegen de omvang van de totale beroepsbevolking (incl. werkzoekenden en de WAO’ers). Bij de au-tochtonen zijn er op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten precies negen WAO’ers. Bij de Turkse groep zijn er echter twintig WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten, en bij de Marokkaanse groep bijna zestien. Het arbeidsongeschiktheidsrisico (dat wil zeggen het aantal WAO’ers per honderd arbeidsmarktparticipanten) ligt daarmee bij de Turkse groep ruim tweemaal zo hoog als bij autochtonen en bij de Marokkaanse groep 1,5 maal zo hoog. Bij de Surinamers en Antillianen is er nog steeds geen sprake van een oververtegenwoordiging in de WAO. Bij de Surinaamse groep ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico even hoog als bij autoch-tonen, bij de Antilliaanse groep ligt het aanmerkelijk lager.

Een eerste conclusie is dus, dat de oververtegenwoordiging van Turken en Marokkanen in de WAO wat groter is dan tot dusver werd aangenomen. Als we deze gegevens apart voor man-nen en vrouwen bezien, komen we tot een tweede opmerkelijk bevinding. Niet alleen (oudere) Turkse en Marokkaanse mannen hebben verhoudingsgewijs vaak een WAO-uitkering. Hetzelf-de geldt voor Turkse en Marokkaanse vrouwen en voor Turkse vrouwen zelfs in versterkte ma-te. Bij de autochtone mannen zijn er bijna negen WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktpar-ticipanten, bij zowel de Turkse als de Marokkaanse mannen zijn dat er bijna tweemaal zo veel (bij beide groepen ongeveer zeventien WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten).

Bij de autochtone vrouwen ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico iets hoger dan bij autochtone mannen (ruim negen WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten). Bij Marokkaanse vrouwen ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico 1,5 maal zo hoog (bijna veertien WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten) en bij Turkse vrouwen bijna driemaal zo hoog (26 WAO’ers op iedere honderd arbeidsmarktparticipanten). Vooral dit laatste cijfer is vrij extreem.

Een kwart van de totale Turkse vrouwelijke beroepsbevolking (werkend, werkzoekend óf ar-beidsongeschikt) heeft dus een WAO-uitkering.

Figuur 7 Aantal WAO-uitkeringen per honderd personen (14-65 jaar) en per honderd arbeidsmarktparti-cipanten (werkend of werkzoekend) naar etnische herkomst en naar leeftijdscategorie, 1999

Bron: gegevens over aantal WAO-ers en totale bevolking tussen 14 en 65 jaar: CBS. Gegevens over resp. aantal au-tochtone en allochtone arbeidsparticipanten: CBS, EBB-99 en SCP en ISEO, SPVA-98 (eigen bewerking).

Een ander facet van de gangbare beeldvorming is dat vooral de categorie oudere Turken en Marokkanen oververtegenwoordigd is in de WAO. Dit beeld is hiervoor al enigszins genuan-ceerd door er op te wijzen, dat het aantal WAO’ers in de jongste leeftijdscategorie (15 tot 29 jaar) in absolute aantallen wellicht niet erg hoog is, maar dat het aandeel van deze jongste leef-tijdscategorie (op het totale aantal WAO’ers) bij de Turkse en Marokkaanse groep beduidend hoger ligt dan bij autochtonen. In figuur 7 kan worden afgelezen hoe het aantal WAO’er per etnische groep, onderverdeeld in twee leeftijdscategorieën (15 tot 39 jaar versus 40 tot 64 jaar), zich verhoudt tot de totale populatie en het aantal arbeidsmarktparticipanten.

Zoals verwacht mocht worden, ligt het aandeel WAO’ers bij de jongere leeftijdscategorie veel lager dan bij de ouderen. Dit geldt voor alle etnische groepen, hoe men het ook berekent. Het arbeidsongeschiktheidsrisico (het aantal WAO’ers per honderd arbeidsmarktparticipanten) vari-eert bij de jongste leeftijdscategorie van 0,5 (bij Antillianen) tot vijf (bij Marokkanen). Bij autoch-tonen ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico bij de jongste leeftijdscategorie op bijna drie. Het arbeidsongeschiktheidsrisico bij de jongste leeftijdscategorie ligt bij de Turkse en de Surinaam-se groep op ongeveer dezelfde hoogte als bij autochtonen. Bij de Marokkanen uit de jongste leeftijdscategorie ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico bijna tweemaal zo hoog als bij autochto-nen.

Bij de oudere leeftijdsgroepen (ouder dan 40 jaar) ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico bij alle etnische groepen beduidend hoger. De arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij de oudere leeftijds-groepen variëren van tien (bij de Antilliaanse groep) tot meer dan vijftig (bij de Turkse groep).

Dit laatste betekent concreet, dat bij de groep Turken van 40 jaar of ouder meer dan de helft van de totale beroepsbevolking (werkend, werkzoekend of arbeidsongeschikt) een WAO-uitkering heeft. Bij de Marokkanen van 40 jaar of ouder ligt het arbeidsongeschiktheidsrisico iets lager (ruim veertig WAO’ers per honderd arbeidsmarktparticipanten). Het arbeidsongeschikt-heidsrisico ligt hiermee bij de oudere Turken en Marokkanen ruim driemaal respectievelijk krap driemaal zo hoog als bij autochtonen.

2.6 Een eerste poging tot verklaring van de