• No results found

Oorzaken van arbeidsongeschiktheid (diagnosecategorie)

een eerste overzicht

2.4 Kenmerken van autochtone en allochtone WAO’ers

2.4.4 Oorzaken van arbeidsongeschiktheid (diagnosecategorie)

Eén van de gesignaleerde trends in de WAO is een verschuiving van het type klachten waar-door mensen in de WAO terechtkomen, waarbij vooral gewezen wordt op het aantal psychische arbeidsongeschikten dat de afgelopen decennia sterk is gegroeid. Deze groei van het aantal psychische arbeidsongeschikten deed zich overigens vooral voor in de jaren zeventig en tach-tig. Sinds 1990 is het aandeel personen dat om psychische redenen in de WAO terechtkwam min of meer constant. Ongeveer één op de drie WAO-uitkeringen vindt zijn oorzaak in psychi-sche problemen. Bij vrouwen ligt het aandeel psychipsychi-sche arbeidsongeschikten wat hoger, bij mannen wat lager. Opmerkelijk is verder, dat het vaak om niet te diagnosticeren psychische klachten gaat. In de helft van alle gevallen van psychische arbeidsongeschiktheid is geen spra-ke van een specifiespra-ke, gediagnosticeerde psychische stoornis. De klachten staan geboekt als

‘reacties op ernstige stress’ of ‘overige psychische klachten’ (Hertogh 2001, 38-41). De vraag is hier welke klachten bij allochtonen vaker voorkomen als oorzaak van arbeidsongeschiktheid, en of er hierbij nog verschillen kunnen worden vastgesteld tussen recente WAO-ontvangers en de degenen die al veel langer in de WAO zitten.

In de onderstaande figuur 4 wordt een onderscheid gemaakt tussen drie oorzaken van arbeids-ongeschiktheid: psychische klachten, klachten over het bewegingsapparaat (het bot- en spier-stelsel) en alle overige klachten bijeengenomen. De eerste twee soorten klachten vormen bij ongeveer tweederde van alle uitkeringen de reden van arbeidsongeschiktheid. Uit figuur 4 blijkt, dat arbeidsongeschiktheid om psychische redenen bij de Surinaamse groep wat vaker voor-komt dan bij autochtonen. Dit geldt echter niet voor Marokkanen en slechts in zeer beperkte mate voor Turken. Als we deze gegevens apart voor mannen en vrouwen weergeven, verandert het beeld. Het aandeel ‘psychische arbeidsongeschikten’ ligt bij vrouwelijke allochtone WAO’ers hoger dan bij autochtonen. Vooral de situatie bij Turkse vrouwen springt eruit: 44 procent van de Turkse vrouwen is om psychische redenen in de WAO beland, bijna tien procent meer dan autochtone vrouwen. Het aandeel psychisch arbeidsongeschikten bij Turkse mannen ligt daar-entegen lager dan bij autochtone mannen.

Ook op dit punt zouden we echter graag een trend willen schetsen. Is er bij de diverse allochto-ne groepen sprake van een groeiende arbeidsongeschiktheid om psychische redeallochto-nen? Zoals gezegd, beschikken we strikt genomen niet over de juiste gegevens om hierover uitspraken te doen (namelijk over instroomgegevens). We kunnen de gegevens over de reden van arbeids-ongeschiktheid echter wel uitsplitsen naar uitkeringsduur en kunnen zo nagaan of recente WAO’ers uit de diverse etnische groepen vaker of juist minder vaak om psychische redenen arbeidsongeschikt zijn dan de langdurige gevallen. Uit deze gegevens (weergegeven in bijlage 2 van dit hoofdstuk) komt een opmerkelijk patroon naar voren. Voor zowel autochtonen als Su-rinamers geldt dat recente WAO-ontvangers (hooguit een jaar in de WAO) door de bank geno-men niet vaker of minder vaak om psychische redenen arbeidsongeschikt zijn dan degenen die al langer in de WAO zitten. Bij Turken en Marokkanen ligt dit echter anders. Met name bij de Turkse vrouwen is een zeer hoog aandeel van de recente WAO-ontvangers (hooguit een jaar in de WAO) om psychische redenen arbeidsongeschiktheid geworden, namelijk bijna de helft (48 procent). Bij de Marokkaanse vrouwen ligt het aandeel psychische klachten bij de recente WAO-uitkeringen iets, maar niet veel lager (namelijk 42 procent). Bij autochtone vrouwen die recent in de WAO kwamen, ligt het aandeel psychische klachten wel lager (35 procent).

Tenslotte valt op dat, wanneer we alleen naar de recente WAO-uitkeringen kijken, het aandeel psychische arbeidsongeschikten nu ook bij Turkse en Marokkaanse mannen beduidend hoger ligt dan bij autochtone mannen (namelijk 39 procent bij zowel Turkse en Marokkaanse mannen versus 31 procent bij autochtone mannen). Het grote aandeel psychische arbeidsongeschikten

bij de recente allochtone WAO-ontvangers is overigens niet het gevolg van het feit dat zich on-der deze groep verhoudingsgewijs veel jongeren bevinden en jongeren nu eenmaal vaker om psychische redenen arbeidsongeschikt worden dan ouderen.8

Figuur 4 Autochtone en allochtone WAO’ers naar belangrijkste diagnosecategorie (1999)

Bron: CBS

2.4.5 Bedrijfssector

Uit onderzoek is bekend, dat het arbeidsongeschiktheidsrisico sterk verschilt per bedrijfssector.

Een betrekkelijk gering aantal bedrijfssectoren is verantwoordelijk voor een groot deel van de arbeidsongeschikten in ons land. Maar liefst de helft van alle WAO’ers in ons land was voordien werkzaam in slechts acht van de in totaal 66 bedrijfssectoren. Sectoren die veel arbeidsonge-schikten ‘produceren’, zijn achtereenvolgens: de zorg, het bouwbedrijf, onderwijs en weten-schappen, de metaalnijverheid en metaalindustrie, de uitzendbranche, de detailhandel en am-bachten en tenslotte de sector van gesubsidieerde werkgelegenheid (WIW en WSW) (Veerman et al. 2001, 7). In de betreffende studie wordt echter opgemerkt dat het totale aantal WAO’ers per bedrijfssector niet zo’n interessant gegeven is omdat daarmee de sectoren die vroeger ver-antwoordelijk waren voor veel WAO’ers (sectoren als de bouw en metaalindustrie) en sectoren die dat nu zijn (zoals de zorg- en uitzendsector) op één hoop gegooid worden. Om te weten welke sectoren momenteel veel WAO’ers afleveren, kan men beter kijken naar gegevens over de WAO-instroom (dat wil zeggen: het aantal nieuwe WAO-uitkeringen) per bedrijfssector. Nog beter is het om de WAO-instroom te relateren aan het aantal werkenden per sector. Als men dit alles doet, dan blijkt dat de volgende vier sectoren verhoudingsgewijs de meeste nieuwe WAO’ers afleveren: de reiniging, de WIW en WSW, de uitzendbranche en de zorgsector. Bij elk van deze bedrijfssectoren is sprake van meer dan twee nieuwe WAO’ers per jaar per honderd werkenden (Veerman et al. 2001, 13).

Deze analyse kan hier niet per etnische groep worden nagebootst. Niet alleen ontbreekt het ons aan statistische cijfers omtrent de WAO-instroom, uitgesplitst naar etnische groep en naar be-drijfssector, maar problematischer is dat er in Nederland ook geen gegevens bestaan over het aantal autochtone en allochtone werkenden per bedrijfssector. We weten daarom wel hoeveel autochtone en allochtone WAO’ers werkzaam waren in iedere bedrijfssector, maar niet hoe zich dit verhoudt tot het aantal werkenden in de betreffende etnische groep in die sector.

Wat we wel weten is de bedrijfssector waarin autochtone en allochtone WAO’ers werkzaam waren. Op basis van deze gegevens kan per etnische groep berekend worden uit welke sector de meeste WAO’ers afkomstig zijn. Een belangrijke conclusie uit de analyse is, dat Turkse en Marokkaanse WAO’ers over het algemeen in andere bedrijfssectoren werkzaam waren dan autochtone WAO’ers. Bovendien zijn er in iedere etnische categorie grote verschillen tussen de seksen. Mannelijke WAO’ers werkten over het algemeen in andere sectoren dan vrouwelijke WAO’ers. Bij deze gegevens moet men echter de hiervoor aangeduide beperkingen wel in het achterhoofd houden. Het gaat om gegevens over alle lopende uitkeringen, zodat sectoren die vroeger veel WAO’ers afleverden en sectoren die dat nu doen op één hoop geveegd worden.

Daarbij gaat het om ongewogen aantallen, dat wil zeggen dat geen rekening is gehouden met het aantal werkenden per sector en herkomstgroep.

Uit tabel 2 blijkt een opmerkelijk patroon. Voor iedere etnische groep geldt, dat ongeveer één op de drie WAO’ers werkzaam was in slechts drie of vier (van de in totaal 66) bedrijfssectoren.

Welke sectoren dit zijn, verschilt echter sterk per etnische groep. In het bovenste deel van tabel 2 wordt nog geen onderscheid gemaakt naar sekse. We zien dat autochtone WAO’ers verhou-dingsgewijs vaak werkzaam waren in de zorg (vooral vrouwen), de bouw (vooral mannen) of het onderwijs. De zorg is ook de sector waar een groot deel (bijna één op de vijf) van de Surinaam-se WAO’ers werkte. TurkSurinaam-se en MarokkaanSurinaam-se WAO’ers werkten daarentegen in andere Surinaam- secto-ren. Ongeveer een kwart van alle Turkse en Marokkaanse WAO’ers werkte in de volgende drie sectoren: loonbedrijven en uitzendbureau’s, de schoonmaak- of reinigingssector en de sector van gesubsidieerde werkgelegenheid (WIW / WSW). Bij de autochtonen worden deze sectoren niet genoemd in het rijtje van bedrijfssectoren die verhoudingsgewijs veel WAO’ers afleveren.

Het zijn tevens de sectoren (samen met de zorg) die hiervoor werden genoemd als sectoren met verhoudingsgewijs (dat wil zeggen gegeven het aantal werkenden) de hoogste WAO-instroom.

Tabel 2 Autochtone en allochtone WAO’ers naar bedrijfssector waarin men werkzaam was (in procenten)

wetenschappen 7% Reiniging 5% Metaalindustrie 7% Overheidsdiensten

(WIW / WSW) 7%

Groothandel II 4% Agrarisch bedrijf 5% Agrarisch bedrijf 5% Metaalnijverheid 4%

Provincies,

gemeen-ten, enz. 4% Chemische industrie 5% Horeca algemeen 4% Metaalindustrie 4%

Overig 52% Overig 50% Overig 54% Overig 45%

Autochtonen Turken Marokkanen Surinamers

Mannen

Bouwbedrijf 16% Metaalindustrie 19% Metaalindustrie 8% Uitzendbureau’s, loonbedrijven

wetenschappen 5% Metaalnijverheid 5% Reiniging 7% Metaalnijverheid 8%

Metaalindustrie 4% Overheidsdiensten

(WIW / WSW) 4% Algemene industrie 5% Metaalnijverheid 5% Provincies,

gemeen-ten, enz. 5%

Provincies, gemeen-ten, enz.

4% Bouwbedrijf 4% Horeca algemeen 5% Overheid: onderwijs en wetenschappen

3%

Overig 53% Overig 48% Overig 55% overig 52%

Autochtonen Turken Marokkanen Surinamers

Reiniging 4% Agrarisch bedrijf 5% Horeca algemeen 7% Reiniging 6%

Overheid: provincies,

4% Algemene industrie 5% Overheid: onderwijs en wetenschappen

4% Zakelijke dienstverle-ning III

4%

Overig 38% Overig 42% Overig 32% overig 31%

Bron: CBS

Er zijn overigens wel verschillen tussen Turkse en Marokkaanse mannen enerzijds en Turkse en Marokkaanse vrouwen anderzijds. Bij de Turkse mannen worden ook traditionele industriële branches genoemd als sectoren die verhoudingsgewijs veel WAO’ers afleveren. Bij Marok-kaanse mannen is dit al beduidend minder. Turkse en MarokMarok-kaanse vrouwelijke WAO’ers werkten daarentegen voornamelijk aan de onderkant van de postindustriële diensteneconomie.

Bijna één op de drie vrouwelijke Turkse of Marokkaanse WAO’ers werkte óf in de reinigings-sector óf voor een uitzendbureau. Meer algemeen valt op dat veel allochtone WAO’ers voordien bij een uitzendbureau werkten. Bij de Turkse groep is de uitzendbranche zelfs de sector die meeste WAO’ers aflevert, bij zowel de Marokkaanse als de Surinaamse groep komt de uitzend-branche op de tweede plaats. Typerend voor de uitzenduitzend-branche is het feit dat hier sprake is van

‘onvolledig werkgeverschap’. Hiermee wordt bedoeld dat arbeid niet bij de formele werkgever wordt verricht, maar bij derden. Als gevolg hiervan heeft de formele werkgever geen grip op de arbeidsomstandigheden en vaak geen dagelijks contact met de werknemer. Dit alles zou een belangrijke factor achter veel ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid zijn (AS/tri Leiden, 2001).

2.4.6 Woonplaats

Een laatste kenmerk van autochtone en allochtone WAO’ers is hun woonplaats. Gekeken is naar zowel het landsdeel waar autochtone en allochtone WAO’ers wonen als naar de gemeen-tegrootte. Bij de analyse wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Het ligt ook niet voor de hand dat mannelijke allochtone WAO’ers ergens anders wonen dan hun vrou-welijke land- en lotgenoten.

Figuur 5 Autochtone en allochtone WAO’ers naar landsdeel en gemeentegrootte (1999)

Bron: CBS

Allochtone WAO’ers wonen in veel sterkere mate dan autochtone WAO’ers geconcentreerd in het westen van het land en in de grote steden (meer dan 250 duizend inwoners). Het valt op, dat dit voor Surinaamse WAO’ers nog sterker geldt dan voor Turkse en Marokkaanse WAO’ers.

Van de Surinaamse WAO’ers woont driekwart in het westen van het land en ruim de helft (56 procent) in één van de vier grote steden. Van de Turkse en Marokkaanse WAO’ers woont ruim de helft in het westen van het land. Ruim een kwart van alle Turkse WAO’ers woont in één van

de grote steden en dit geldt ook voor bijna 40 procent van de Marokkaanse WAO’ers. Autoch-tone WAO’ers wonen daarentegen meer verspreid in het land. Een ruime meerderheid van de autochtone WAO’ers (70 procent) woont in relatief kleine gemeenten (tot 100 duizend inwo-ners). Deze uitkomsten zijn echter niet erg verrassend, omdat uit ander onderzoek reeds be-kend was dat de diverse allochtone groepen sterk geconcentreerd wonen in de westelijke pro-vincies en daarbinnen vooral in de grote steden (vgl. Tesser et al. 1999).