• No results found

4. Pilot Amstelland-Meerlanden

4.3.4 Overleg en samenwerking

Het overleg tussen politie en/of FP en het bestuur, op basis waarvan tot een geza-menlijke strategie in concrete zaken kan worden gekomen, staat in veel gevallen op een laag pitje. Lokale handhavingsoverleggen zijn schaars. Concrete zaken waarin een gezamenlijke strategie wordt bepaald, komen niet aan de orde. Bij be-stuursorgaan 1 is een regulier overleg met de politie afgeschaft omdat het “verga-deren om het verga“verga-deren” werd. Wel is er (incidenteel) informeel overleg. “De lijnen met de lokale politie zijn letterlijk en figuurlijk kort”, aldus de respondent van bestuursorgaan 1. De korte lijnen worden vooral benut voor gezamenlijke controles met de lokale politie in het geval van een ernstig milieudelict.

Bij veel van de geïnterviewde respondenten bestaat grote ontevredenheid over de lokale politie, zowel als het gaat om onderlinge afstemming als om gezamenlijke controles. Het RMT, waar de milieuspecialisten van de politie

Amsterdam-Amstelland zitten, houdt zich – in tegenstelling tot het Friese RMT – alleen bezig met opsporing van ernstige milieucriminaliteit en niet met de strafrechtelijke af-handeling van door het bestuur geconstateerde overtredingen. Dat is de taak van de wijkteams. Het RMT ondersteunt de wijkteams desgewenst wel, bijvoorbeeld bij het opstellen van processen-verbaal. Milieucontroles zouden de wijkteams zelf voor hun rekening moeten nemen. In de praktijk blijkt er echter een groot gebrek aan capaciteit en deskundigheid te bestaan bij de wijkteams. Bestuursorgaan 5 geeft aan geen functioneel contact te onderhouden met de lokale politie, omdat deze niet deskundig wordt geacht. Wel wordt aangifte gedaan bij de politie, waar-bij al zoveel mogelijk een verkort proces-verbaal wordt ingevuld. De geringe des-kundigheid van de lokale politie wordt onderschreven door andere gemeenten en zelfs door het RMT (“ze hebben geen kennis van het milieu en het heeft ook geen prioriteit”). Bestuursorgaan 4 zegt over de lokale politie: “We zien ze niet en we spreken ze niet.”

Bestuursorgaan 6 is dankzij deskundige en ervaren BOA’s in staat zelf (ingewik-kelde) processen-verbaal te maken. Daarvoor is men niet afhankelijk van de poli-tie.

Zoals aangegeven, doet bestuursorgaan 7 bij overtredingen van kernbepalingen aangifte bij de politie. Door het ontbreken van deskundigheid komt dit er volgens de contactpersonen op neer dat het proces-verbaal voor een belangrijk deel door het bestuursorgaan wordt “voorgekauwd”. Een aangifte betekent overigens niet dat er altijd proces-verbaal wordt opgemaakt.

Tussen bestuursorganen en het FP is weinig contact, vaak ook niet ad hoc. Vaak hebben gemeenten geen contactpersonen binnen het FP. Men kent elkaar niet. Be-stuursorgaan 6 had jarenlang regulier overleg met het OM. Dat is beëindigd. Vo-rig jaar had men voor het eerst weer een dergelijk overleg. Wel zijn er ad hoc con-tacten met het FP over concrete zaken. De pilot heeft in sommige gevallen enige verbetering gebracht in de onderlinge contacten tussen FP en bestuursorganen. Opvallend is dat het FP in 93 van de 151 gevallen (62%) aangeeft (nog) niet te weten of proces-verbaal is opgemaakt. Binnen de andere pilots is dit percentage ‘onbekend’ veel lager (Limburg: 19%, Friesland en Rijnmond beide 0%). Het lijkt een indicatie dat het FP en de bestuursorganen in de regio Amstelland-Meerlanden grotendeels gescheiden werelden zijn.

Uit de registraties blijkt dat het FP in bijna alle gevallen heeft aangegeven dat er in een concrete casus sprake was van ‘beperkte samenwerking’, terwijl de be-stuursorganen in overgrote meerderheid aangeven dat er ‘geen samenwerking’ was. Er is geen logische verklaring voor dit verschil te benoemen.

Tabel 4.4: mate van samenwerking

Bestuursorganen FP Geen samenwerking

Beperkte samenwerking

Redelijk intensieve samenwerking Zeer intensieve samenwerking

125 (83%) 24 (16%) 2 (1%) - - 1 (99%) 150 (1%) - Totaal 151 (100%) 151 (100%)

Door een aantal bestuursorganen binnen Amstelland-Meerlanden is besloten tot het aanstellen van eigen BOA’s uit onvrede over de politie. Het wordt gezien als de enige manier om de strafrechtelijke handhaving binnen de regio van de grond te krijgen. Omdat de politie milieuhandhaving niet als haar taak ziet, vraagt het FP eerder gemeentelijke BOA’s dan de lokale politie om proces-verbaal op te maken. Bestuursorgaan 3 heeft de afspraak met de lokale politie gemaakt dat deze proces-verbaal opmaakt indien de gemeentelijke BOA’s daar (bijvoorbeeld wegens druk-te in de zomer met APV-handhaving) niet aan toekomen.

Kortom, de politie speelt in de milieuhandhaving binnen Amstelland-Meerlanden een ondergeschikte, welhaast marginale rol. Dit tot onvrede van diverse bestuurs-organen. Er lijkt een tendens gaande dat taken van de politie verschuiven naar de bestuursorganen. Het betreft hier met name het opmaken van proces-verbaal door BOA’s, die soms speciaal zijn benoemd om de lacune in het functioneren van de politie te ondervangen.

4.4 Analyse

In de regio Amstelland-Meerlanden is geen gezamenlijke handhavingsstrategie voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving. Elke gemeente heeft een eigen

tegie, bij andere niet. Met name het aantal stappen van de bestuursrechtelijke handhaving (al dan niet eerst een waarschuwingsbrief) varieert. De informatie-voorziening van bestuur aan FP is wel adequaat te noemen.

Gedurende de pilotperiode is in slechts twee zaken die geregistreerd zijn, bekend dat er proces-verbaal is opgemaakt. Uitgaande van de regionale strategie van Am-stelland-Meerlanden en de in het registratiesysteem ingevoerde kenmerken van de zaken, zou er op grond van de antwoorden van de respondenten in het registratie-systeem betreffende de omstandigheden van het geval, in 78 (antwoorden be-stuursorganen) of 62 zaken (antwoorden FP) strafrechtelijk gehandhaafd moeten worden door middel van het opmaken van een proces-verbaal. Het werkelijke aan-tal is derhalve fors minder.

Weinig deelnemers van de pilot Amstelland-Meerlanden geven aan dat de pilot een positief effect heeft gehad. Een enkele deelnemer stelt dat de onderlinge sa-menwerking tussen bestuur en FP verbeterd is, onder meer omdat men elkaar door de pilot heeft leren kennen. Ook wordt door een enkele vertegenwoordiger van bestuursorganen aangegeven dat er meer begrip is ontstaan over de afwegingen die het FP heeft te maken in concrete situaties. De meeste pilotdeelnemers geven echter aan dat de pilot vooral lasten (het invullen van het registratiesysteem) heeft opgeleverd en nauwelijks lusten.