• No results found

Overkoepelende uitgangspunten en doelen van het project

Reconstructie van het Programma

4.2 Overkoepelende uitgangspunten en doelen van het project

Centraal uitgangspunt van het Programma Praktijkbegeleiding is dat vroegtijdig ingrijpen in de huishoud- en opvoedingssituatie op de langere termijn vruchten afwerpt voor zowel moeder als kind. Bureau Frontlijn beroept zich op bestaande psychologische en pedagogische inzichten (zie ook hoofdstuk 3) dat ontwikkelings-stoornissen en probleemgedrag van kinderen en jeugdigen veelal terug te voeren zijn op concrete risicofactoren in de huishoud- en opvoedingssituatie. Het onderken-nen van en vroegtijdig ingrijpen in risicofactoren zou veel effectiever (ook kostenef-fectiever) zijn dan ingrijpen op latere leeftijd, wanneer het kind al onderwijsachter-stand heeft opgelopen en probleemgedrag heeft ontwikkeld.

Het project heeft een tweeledig doel: ten eerste de moeder beter laten functio-neren door haar ‘dingen’ aan te leren en ten tweede via de moeder de problemen met kinderen en jongeren verminderen:

“De moeder is, zeg maar, het instrument, het middel om het voor de kinderen beter te maken” (kwaliteitsmedewerker).

De aanpak van Bureau Frontlijn begint met het op orde brengen van basale zaken in het gezin en de woning. Daarna moet gesproken worden over opvoeding en dan pas komt eventuele toeleiding van de moeder naar werk aan de orde. Men baseert zich hierbij op ideeën van Maslow, die een hiërarchie aan behoeften onderscheidt en op wat over het algemeen ‘normaal’ gevonden wordt. Dit uitgangspunt is een kritiek op de gebruikelijke werkwijze van sociale diensten, die doorgaans probe-ren om uitkeringsgerechtigden (ook moeders van jonge kindeprobe-ren) zo snel mogelijk aan het werk te krijgen. Men spreekt in dezen van een ‘ABC-tje’. Eerst moet in de primaire levensbehoeften van het gezin worden voorzien (A-fase). Wanneer het huishouden op orde is en de stress van alle problemen wat verminderd is, komt de opvoeding van de kinderen in beeld (B-fase). Daarna kunnen ouders ‘verder’ kijken

naar de volgende fase – die eventueel uit betaald werk kan bestaan (C-fase).4 Het Programma Praktijkbegeleiding richt zich vooral op de A-fase.

Als mensen wat nodig hebben van organisaties, dan ontstaat er meestal, zoals Barend Rombout (directeur van Bureau Frontlijn) het noemt, een ‘spaakmodel’.

Drie kenmerken zijn daarbij volgens hem van belang.

1. “Je gaat naar de Sociale Dienst, Centrum voor Werk en Inkomen, maar ook naar de school, naar de huisarts, et cetera. Dus om jou heen als burger ontstaan in feite allerlei lijntjes naar organisaties of diensten die je heel vaak of soms gebruikt, dat noem ik een spaakmodel.

Waar onze moeders en jongeren last van hebben, is dat ze niet kunnen functio-neren in een spaakmodel. Eigenlijk zouden de spaken heel dik moeten worden, waarbij je zegt van: je komt bij de balie en je vraagt gewoon waar je recht op hebt, of je komt aan een balie om een plicht te vervullen, dat kan ook, nou dan moet dat gewoon in een keer goed geregeld worden.“

2. “Belangrijk is dat al die organisaties onderling samenwerken, gericht op een beter product, op een betere dienst aan die burger. Daar zou de samenwerking op gericht moeten zijn. We zeggen ook met z’n allen dat dat zo is, maar dat is niet zo. Want wat je ziet ontstaan als mensen niet functioneren in zo’n spaakmodel, wat wij allemaal makkelijk kunnen, dat je in plaats van die mensen gaat leren te functioneren binnen zo’n model (leer ze lopen over die spaken en leer ze daar óf de plichten te vervullen óf de dienst af te nemen), is dat we zeg maar die orga-nisaties dik gaan maken en mensen afhankelijk gaan maken van een organisatie.

Ik vind dat een heel fout antwoord en ook geen duurzaam antwoord, omdat je eigenlijk de persoon in het midden waar het feitelijk om gaat niet leert hoe die uiteindelijk moet functioneren. Al doende zijn we erachter gekomen, wat we feitelijk doen is naast iemand gaan staan in dat spaakmodel, dat kan je hulpverle-ning noemen, ik zie het meer als gidsen of de weg wijzen, zorgen dat iemand wel kan functioneren in het spaakmodel, omdat wij weten wat de regeltjes zijn.”

3. “Samenwerken van organisaties rond mensen is daarbij niet het probleem waar je de burger mee op moet zadelen, dat moeten ze onderling regelen. Als je een pro-duct komt halen en ze zeggen van ‘ja, die andere organisatie waar we mee samen zouden moeten werken, daar werken we niet zo goed mee samen en we kunnen dat niet leveren,’ dan zeg je ‘ja ja, dat is mijn probleem niet dus gaan jullie vooral samenwerken maar zorg jij dat je kan leveren waar je van bent.’ Dus als het CWI en de Sociale Dienst niet samenwerken, dan is dat niet het probleem van de bur-ger in de eerste instantie, dan moeten die diensten dat onderling oplossen.”

4 Bureau Frontlijn, Meegroeien van achterstandsgroepen, p. 19.

Wil men vanuit de gezinsbegeleiding resultaat boeken, dan zijn daarbij de volgende hulpverleningsuitgangspunten belangrijk.

• De methodiek dient zich te richten op de algehele thuissituatie om in een totaal-aanpak capaciteiten te ontwikkelen van gezinnen. Dat wil zeggen geen verkoke-ring van de hulp over verschillende hulpverleners, maar pragmatische, integrale hulpverlening op alle zes leefvelden: Wonen, Werk & inkomen, Gezondheid &

hulpverlening, Scholing, Veiligheid en Sociale participatie.

• Een goede fasering is daarbij een essentiële voorwaarde: eerst de moeder helpen, dan samen werken aan het opbouwen van capaciteiten en vervolgens de moeder het zelf laten doen.

• De ABC-fasering ziet er als volgt uit (Bureau Frontlijn, 2010):

Werving Signaal

1 week

2 maanden

ca. 4 maanden Intake & inventarisatie

Begeleiding door basiscoach

Acute problemen opgelost, stabiele thuissituatie

Afronding

Nazorggesprek Routine in huishouden en

opvoeding, ondersteund door onderwijs-programma.

Randvoorwaarden voor werk ingevuld

Begeleiding 48 uur - 2 weken

Figuur 7: ABC-fasering

Hieronder worden deze stappen uitgelegd:

1. Signaal

Een signaal is afkomstig van:

• Actieve werving (op basis van GBA-gegevens worden gezinnen met kleine kinde-ren proactief benaderd).

• Netwerkpartners in de wijk.