• No results found

Bij het uitvoeren van dit onderzoek, streven wij, naast een zakelijk aspect, ook een pastorale benadering na. We zijn ons ervan bewust dat we op gevoelige punten kunnen stuiten of frustraties. Hier willen we vertrouwelijk, maar objectief mee omgaan. Voor zover er tijd en ruimte is proberen we ook e een blik te werpen in de historie. Zijn hier voorbeelden van bedreigde gemeenten die een doorstart hebben gemaakt? Wat kunnen we hiervan leren?

Bijlage II – Samenvatting over de praktijk en theorie Interviews

In het onderzoek zijn twee gemeenten geïnterviewd. Het blijkt dat, door de binding aan het lokale dorp of de vele verbinding, de sociale cohesie in beide gemeenten groot is. Veel jongeren trekken echter weg vanwege hun studie of de onbetaalbaarheid van de huizen. De ene gemeente houdt zich nauwelijks bezig met beleid voor de toekomst. De andere gemeente houdt zich hier daarentegen juist mee bezig, met name op financieel gebied. Beide gemeenten gaven dat veel taken door de predikant worden uitgevoerd. Ze zien hem als een samenbindende persoon en als een spin in het web.

Daarnaast hebben we twee ervaringsdeskundigen gesproken. Volgens de eerste heeft de predikant in een dorpsgemeente meer gezag dan in een stad. Dit zou een reden kunnen zijn waarom dorpen zo graag een fulltime predikant willen behouden. Het is volgens hem beter wanneer bepaalde verantwoordelijkheden op de schouders van de gemeente komen te liggen. Bovendien moet de predikant op zijn functioneren aangesproken kunnen worden en is het belangrijk dat er meer onderscheid wordt gemaakt tussen roeping, status en persoon.

De tweede persoon gaf aan dat de predikantsplaats in een dorpgemeente nodig is om voor een cultuuromslag te zorgen. Gemeenteleden hebben volgens hem op dit moment een meer passieve houding in de gemeente. De predikant kan een belangrijke rol spelen bij het veranderen van de huidige situatie.

Tot slot is er telefonisch contact geweest met een aantal predikanten uit het noorden van het land. Opvallend is dat hun gemeenten een regiofunctie heeft. De eigen positie typeerden zij als leidinggevend, waarbij het hun taak is om het overzicht te bewaren. Het beleid moet voor de gemeente vooral praktisch zijn, daarbij komt het met name aan op een kleine groep actieve en betrokken gemeenteleden. Verder is er sprake van vergrijzing en zijn er enkele gemeenten die qua financiën grote moeite hebben om rond te komen.

Samenvatting van de enquête

In de enquête hebben we gekeken naar bepaalde trends en verwachtingen van de kerk in het dorp. Ruim een derde van de respondenten constateert dat de laatste vijf jaar het aantal leden dat naar de kerk gaat, is afgenomen. Bij 4 op de 10 gemeenten worden vooral de jongeren en de volwassenen tussen 25 en 45 jaar gemist. Bij ongeveer een kwart van de gemeenten blijkt het moeilijk om financieel rond te komen. Zeker 40% gaf aan dat met de invoering van het huidige traktementsstelsel, de betaalbaarheid van de huidige predikantsplaats onzeker is geworden.

Ongeveer 25% van de respondenten gaf aan dat het ledenaantal de komende vijf jaar naar verwachting zal afnemen. Zeker 40% van de gemeenten heeft deze verwachting voor de komende tien jaar. Circa een kwart van de onderzochte gemeenten beweert moeite te hebben met het in standhouden van de huidige predikantsplaats, wanneer de conversieaftrek7 ophoudt. Bijna 41% van de respondenten heeft de komende 5 jaar geen moeite om financieel rond te komen. Ongeveer 13% neemt deze stelling in voor de komende 10 jaar.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat minstens 2 op de 10 gemeenten op dit moment zodanige problemen heeft dat haar voortbestaan wordt bedreigd. De verwachting is dat dit aantal binnen nu en 10 jaar op zal lopen.

7Dit is een overgangsmaatregel waarbij er tijdelijk financieel tegemoet wordt gekomen aan kleine gemeenten.

Literatuuronderzoek

Wat betreft de sociologische aspecten van een dorp, blijkt dat steeds meer jongeren en gezinnen wegtrekken van het platteland, waardoor het dorp vergrijst. Het opleidingsniveau op het platteland is middelhoog en dit sluit goed aan op het werkaanbod aldaar. Financieel gezien is er op het platteland meer armoede, maar zijn er juist ook veel dure woningen. Er zijn meer vrijwilligers te vinden en de sociale controle is groter dan in de stad.8

We constateerden dat de sociologische veranderingen in de maatschappij de kerk niet voorbij zijn gegaan. Hierbij kan gedacht worden aan individualisme, secularisatie, pluraliteit, privatisering en vrijblijvendheid. Een gevolg is dat de positie van de kerk verzwakt en dat het voor gemeenteleden moeilijk is om een gezamenlijk standpunt af te geven. Verder is er een verschuiving in gezag te zien, wat zijn doorwerking heeft op het kerkelijke ambt. Het gezag wordt niet zonder meer erkent. Er wordt nu meer gekeken naar het functionele van een ambt. Er is kritiek op het autoritaire, op het van ‘bovenaf’ opgelegd handelen en denken.

Bewegingen ‘van onderop’ nemen daarom een belangrijke plaats in.9

Dat het ambt wel meer aan veranderingen onderhevig is geweest, zagen we bij Calvijn. Volgens hem kwam dit veelal door de ‘de noodzakelijkheid der tijden’. In een studierapport van de Nederlandse Hervormde Kerk uit 1969 concludeerde men dat het ambt geen statisch gegeven is, maar dat wij in onze huidige tijd moeten kijken naar hoe wij Christus kunnen representeren. Er zijn drie visies genoemd ten aanzien van het ambt: het katholieke of hoogkerkelijke, het klassiek-reformatorische en het vrij-kerkelijke of laag-kerkelijke. In de Protestantse Kerk blijkt de laatst genoemde visie te domineren, waarbij het ambt aller gelovigen een belangrijke rol speelt.10

Sinds de nieuwe traktementsregeling, die bij de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland is ingevoerd, blijkt dat de kostenpost van een predikantsplaats voor een dorpsgemeente hoger is geworden. Een overgangsregel zal in 2015 aflopen, waardoor het voor verschillende gemeenten onzeker zal zijn of de huidige predikantsplaats betaalbaar blijft. In 2007 heeft een commissie nagedacht over eventuele samenwerking tussen gemeenten en de positie van de kerkelijk werker. Een jaar later zijn er twaalf kernbeslissingen genomen die de huidige situatie zouden moeten beïnvloeden. Het sleutelwoord is ‘samen’. Dit komt voort uit de overtuiging dat oplossingen voor de kerk de komende tien jaar alleen kunnen worden gevonden in concrete samenwerking. Een cultuuromslag zal nodig zijn om dit te bewerkstelligen.11

Wat betreft veranderingen is het van belang dat zij geen doel op zichzelf zijn, maar dat zij ten dienste van het geloof moeten staan. Uit een Amerikaans onderzoek zijn hierbij de volgende gebieden genoemd: godsdienstige opvoeding en ondersteuning voor het gezinsleven, persoonlijke ondersteuning en bevestiging, diepe contacten en ervaring van een gemeenschap en inspiratie en spirituele begeleiding. In het verlengde hiervan is het volgens Heitink noodzakelijk om te komen tot een heroriëntatie van de lokale kerk. Een open kerkmodel waarin gastvrijheid een rol speelt, past volgens hem bij de geïndividualiseerde samenleving. De kerk zou moeten gaan nadenken over de aard van de binding aan de kerk in deze maatschappij waarbij vrijblijvendheid een belangrijke waarde is. De Roest bepleit dat de kerk in eerste instantie naar binnen moet treden. Volgens hem hebben kerken in eerste

8 Zie: literatuuronderzoek, hoofdstuk 1 (Sociologische aspecten van een dorp), p. 11-17.

9 Idem, hoofdstuk 2 (Kerk zijn in de huidige tijd en samenleving), p. 18-22.

10 Zie literatuuronderzoek, hoofdstuk 3 (Leiding geven aan de gemeente door de tijd heen), p. 23-27.

instantie spiritualiteit, bezieling en zielzorg nodig om vervolgens naar buiten te kunnen treden. James Kennedy is ervan overtuigd dat de kracht en de kwaliteit van een gemeenschap zorgt voor een goed getuigenis naar de samenleving toe. Door het vormen van een tegencultuur kan er gestreefd worden naar een contrasterende samenleving.12

Dekker (1979) stelt dat als de kerk goed wil functioneren, zij de eigenheid moet blijven handhaven. Het ambt heeft volgens hem als taak om dit levendig te houden.

Graafland geeft aan dat er verschillende gaven zijn gegeven door dezelfde Geest, waardoor de gaven bij elkaar horen. Niet in een persoon, maar wel in dezelfde gemeente. Het ambt kan niet zonder gaven, maar niet elke gave krijgt haar vorm en uitwerking in een ambt. De gaven moeten in de gemeente herkent worden en de mensen met gaven moeten op de juiste plaats terechtkomen. Heitink (2002) kan zich geen gemeente voorstellen zonder ambt, omdat deze de identiteit van de gemeente bewaakt. Hij denkt echter, dat er teveel wordt gefocust op het beeld van de predikant als de altijd beschikbare alleskunner. Daarom pleit hij voor een andere organisatie van het ambt van predikant. Pals (2008) gaat in zijn benadering uit van de ambtsdrager als coach die de gaven binnen de gemeente kan voeden en samenbinden.

Hoek (2007) vraagt zich af waarom we met zoveel verscheidenheid aan taken in de gemeente nog vasthouden aan de ambten van predikant, ouderling en diaken. Hij is van mening dat op deze manier tekort wordt gedaan aan de veelkleurigheid van de gemeente en het werk van de Heilige Geest. Hij ziet ruimte voor verdere invulling en uitbouw van de ambtsvisie.13

Ten aanzien van het gemeente-zijn noemt Hoek (2008) vanuit de Bijbel vijf pijlers, waarop het gemeente-zijn zou moeten rusten. Dit zijn de lerende, de vierende, de pastorale, de getuigende en de dienende gemeente. Wat hierbij aansluit is de visie van Hendriks (2008) die uitgaat van de dimensies Mystik, Koinonia en Diakonia. Verder stelt hij dat het verlangen en vertouwen op God onmisbaar is voor de gemeenteopbouw14

Er zijn ten minste drie redenen waarom een kerk in een dorp zou moeten blijven.

Theologisch gezien heeft een dorpsgemeente de roeping om Christus te vertegenwoordigen in haar omgeving. Verder past een kerk goed in een dorp, omdat zij een sociale functie heeft.

Tot slot een reden van spirituele aard: Van oudsher zijn God en de natuur in een dorp vaak meer met elkaar verweven, omdat het boerenleven in het verleden een grote stempel drukte op het dorpskarakter. Om een gezonde gemeente te kunnen blijven is er ruimte nodig voor bezinning, beleid, de beschrijving daarvan, bemensing voor het uitvoeren van taken en tot slot begeleiding.15

Uit de actualiteiten

Eind 2009 schreef ds. Van Dam een scriptie over het missionair werk in een dorp. Hierin komt ondermeer naar voren dat gemeenteleden zelf initiatieven moeten nemen door bijvoorbeeld eens een gesprek over het geloof aan te knopen. Het is echter gebleken dat de meeste dorpsbewoners meer doeners dan praters zijn. De predikant heeft daarom een grote rol als het gaat over de missionaire bewustwording van een gemeente.

Begin 2010 deden dr. H. de Leede en ds. D. M. van de Linde een voorstel waarin zij pleiten voor een nieuwe vorm van de kandidaatsgemeente. Al eerder is deze vorm afgeschaft, waardoor kandidaten soms moeilijk aan het werk kunnen. Daarom vinden zij dat

12 Zie: literatuuronderzoek, hoofdstuk 5 (Heeft de kerk nog toekomst in Nederland?), p. 32-37.

13 Idem, hoofdstuk 6 (Heeft het kerkelijk ambt nog toekomst?), p. 38-48

14Zie literatuuronderzoek, hoofdstuk 7 (Wat heeft een kerkelijke gemeenschap minimaal nodig om te functioneren?), p.

49-53.

15 Idem, hoofdstuk 8 (Waarom moet de kerk in het dorp blijven?), p. 54-56.

beroepbare kandidaten vanaf het moment van hun toelating tot de Evangeliebediening in dienst moeten komen bij de landelijke kerk. Ondermeer vanuit de Gereformeerde Bond en de Confessionele vereniging is hier wisselend op gereageerd.

Tijdens een symposium in mei 2010 stond dr. G. Dekker stil bij de kerk in de huidige samenleving. Hij ziet een verkerkelijking van het leven en een vermaatschappelijking van de kerk. Dekker heeft een voorstel gedaan om duidelijk onderscheid te maken tussen de kern- en maatschappelijke activiteiten.

Onlangs schreef ds. René van Loon een boek waarin hij een missionair tweesporenbeleid heeft besproken. De ene lijn is die van de dienstverlening, terwijl de andere zich richt op Evangelieverkondiging of hulp bij geloofsvragen. Daarbij gaat het volgens hem om creatief denken en inspelen op de behoeften die er zijn, zodat de gemeente present kan zijn in de wijk of het dorp.

Prof. dr. A. Baars zei tijdens een lezing in mei 2010 dat een authentieke en doorleefde prediking in deze postmoderne samenleving van groot belang is. Hij waarschuwt echter voor ontsporing van de gereformeerde bevinding.

Bijlage III – mediaberichten

De Waarheidsvriend – Afstudeerproject ‘Geroepen in een dorp’

Aan de Christelijk Hogeschool te Ede volgen wij de opleiding Theologie (voorheen Godsdienst Pastoraal Werk). Om te kunnen afstuderen hebben wij contact gezocht met de Gereformeerde Bond. Van daaruit kregen we de opdracht om een onderzoek te doen naar kleine dorpsgemeenten. Verschillende van hen worden in hun bestaan bedreigd. Door verschillende oorzaken neemt het ledenaantal af en wordt het moeilijk om een fulltime predikantsplaats te behouden. Om de problematiek zo goed mogelijk in kaart te brengen doen wij een beroep op circa 100 gemeenten. Deze zijn door de Gereformeerde Bond geselecteerd en passen binnen het kader van de doelgroep. Het is de bedoeling om in begin april een enquête te verspreiden onder desbetreffende gemeenten. Daarnaast zullen wij enkele gemeenten bezoeken en zal er een literatuuronderzoek worden gedaan. In mei hopen we het project af te ronden. Voor meer informatie, vragen e.o. suggesties kunt u mailen naar hildedegelder@hotmail.com

Hilde de Gelder - Starrenburg Jan Domburg Lennart Hoftijzer

Reformatorisch Dagblad – EDE – Studenten van de Christelijke Hogeschool Ede gaan onderzoek doen naar het functioneren en de toekomst van kleine hervormde

dorpsgemeenten.

Diverse kleine dorpsgemeenten hebben moeite een volledige predikantsplaats te handhaven.

Ook kampt een aantal gemeenten met teruglopende ledenaantallen en financiën. Hoe groot die aantallen precies zijn, en wat de achterliggende redenen zijn, gaan de studenten Hilde De Gelder-Starrenburg, Jan Domburg en Lennart Hoftijzer in kaart brengen. Ze voeren hun onderzoek uit in het kader van hun opleiding theologie (voorheen Godsdienst Pastoraal Werk), in opdracht van de Gereformeerde Bond.

Met algemeen secretaris van de bond, drs. P.J. Vergunst is zojuist een enquête doorgesproken, zegt Hoftijzer. Het is de bedoeling deze onder 130 gemeenten te verspreiden, om zo bepaalde patronen en lijnen op te sporen.

Hoftijzer onderstreept dat het eigene van een dorpsgemeente om een aparte benadering vraagt. We zullen ondermeer inzoomen op de contextuele situatie en de rol van de predikant. Bedoeling is het onderzoek in mei af te ronden.

http://www.refdag.nl/artikel/1470484/GBonderzoek+naar+kleine+dorpsgemeenten.html

Bijlage IV – Artikel in de Waarheidsvriend (concept)

GERELATEERDE DOCUMENTEN